Een paar klompen voor George (Gyergy) Halasz

Op 7 mei 1924 voer het stoomschip Andania de haven van Halifax (Canada) binnen. Een van de opvarenden was Gyergy Halasz. De 21-jarige Hongaar was in het Franse Cherbourg aan boord gegaan. Halasz wilde als boer gaan werken in Canada. Zijn eerste verblijfadres was dat van Steve Varga, in Cithon, Saskatchewan.

SS Andania Bron:
SS Andania Bron: doukhobor.org

Gyergy zou zijn naam al snel veranderen in het voor de Canadezen gemakkelijker uit te spreken en te onthouden George. Halasz had twee broers, die de oversteek naar Canada niet maakten. Zij bleven in Hongarije.

Hoe Halasz is gevaren nadat hij in Saskatchewan bij de boer aan het werk ging is niet uit de archieven op te maken. Maar heel lang heeft hij het daar niet volgehouden. Zeker is dat hij verliefd raakte op Julia en op 19 augustus 1933 met haar trouwde. In 1941 woonde hij met haar en twee kinderen in Sherridon, Manitoba.

In juni van dat jaar (1941) meldde Halasz zich bij het Canadese leger. Hij vertelde dat hij wel vijf jaar ervaring had opgedaan op een boerderij, maar dat was nog geweest voor zijn oversteek naar Canada. Hij had niet langer de ambitie om een boerderij te runnen. Hij werkte sinds 1930 als mill operator bij het mijnbouwbedrijf Sherritt-Gordon. En daar kon hij terugkeren, als hij weer uit het leger kwam. Nu wilde hij een bijdrage leveren aan de bevrijding van Europa – misschien om zijn moeder en broers te bevrijden van het juk van de Duitsers in Hongarije.

Met zijn technische beroep als mill operator kon hij zich dienstig maken in het leger. Hij werd ingedeeld bij het tankregiment Fort Garry Horse (10th Canadian Armoured Regiment) en al in januari 1942 verscheept naar het Verenigd Koninkrijk.

Het A Squadron, 2nd TRP van het tankregiment Fort Garry Horse in de herfst van 1944 ergens bij de Nederlands-Belgische grens. Vooraan op de eerste rij liggend Gyorgy Halasz. Hij is de man met een embleem op zijn baret. Op de foto op de derde rij, derde van links Stan Butterworth, die deze foto ter beschikking stelde. Stans broer Fred was bij hetzelfde regiment. Fred kwam om in Groningen en ligt begraven op de Canadese begraafplaats in Holten.

Op D-day (6 juni 1944), bij de landingen in Normandië, was zijn inzet meteen nodig. Zijn regiment vocht in Frankrijk, België, Nederland en Duitsland. Extreem zwaar was het in oktober 1944 toen na de bevrijding van Antwerpen ook de toegang via de Schelde moest worden veroverd op de Duitsers. Dat lukte, maar wel ten koste van zware verliezen.

De Fort Garry Horse kreeg daarna drie maanden tijd om in de omgeving van Nijmegen op sterkte te komen.

In januari 1945 kreeg Halasz verlof. Hij ging korte tijd terug naar het Verenigd Koninkrijk. Eind maart werd hij weer ingezet als machinist op een tank. Begin april trok zijn regiment samen met de Black Watch bij het Gelderse Almen het Twentekanaal over. Doel was dat zijn regiment zou helpen het bruggenhoofd ten noorden van het Twentekanaal te vergroten in het noordoosten, richting Laren (Gld).

De opmars was voor het tankregiment Fort Garry Horse redelijk voorspoedig voorlopen, alleen in Doetinchem stuitten de Canadezen op forse weerstand. Vanuit Doetinchem trokken de tanks noordwaarts richting Twentekanaal. Op 2 april werden de 20 kilometer tussen Doetinchem en het Twentekanaal bij Almen overbrugd.

Nadat het regiment het Twentekanaal was overgestoken leverde het A-squadron van het regiment een bijdrage aan de bevrijding van Laren (Gld). Op 5 april werden twee tanks door de Duitsers buiten gevecht gesteld. Majoor Hjalmerson’s tank werd door een granaat doorboord. De tank van Lieutenant Livingston werd getroffen door een Duitse Panzerfaust. Livingston kwam ervan af met lichte verwondingen. Maar zijn tankmachinist George Halasz was ernstig gewond geraakt.

Halasz  werd eerst naar Nijmegen gebracht, en van daar op 11 april naar Engeland gerepatrieerd. Zijn verwondingen waren zo ernstig dat van herstel op korte termijn geen sprake zou kunnen zijn.

Hoe de dokters van het Canadian Neurological Hospital in Hackwood ook hun best deden, ze konden het leven van de tankbestuurder niet redden. Halasz overleed in de nacht van 21 op 22 april 1945, ruim twee weken nadat hij ernstig gewond geraakt was en zes dagen voordat hij zijn veertigste verjaardag zou vieren. Zijn vrouw Julia bleef met twee kinderen achter, de zevenjarige June Irene en de vierjarige George William.

Halasz werd begraven op de Brookwood Military Cemetery in Engeland; plot 50, rij B, graf 1.

Bij de persoonlijke spullen van Halasz die naar zijn weduwe werden verzonden bevonden zich naast de gebruikelijke souvenirs (muntjes, foto’s), de persoonlijke eigendommen (portemonnee, scheergerei, foto’s) ook een bijzonder aandenken uit Nederland:  een paar klompen.

De Ardania, waarmee Halasz ooit zijn toekomstdroom aanving op weg naar Canada, overleefde de Tweede Wereldoorlog ook niet. Het schip werd in juni 1940 zo’n 400 kilometer ten noordwesten van de Faroer Eilanden door de Duitse onderzeeër Cohauß tot zinken gebracht in juni 1940.

Bestel hier uw exemplaar van Verhalen van het Slagveld.

© 2019 Jan Braakman