Boeken over Canadese soldaten, het dorp Laren (Gld) en een moedige verzetsstrijder

In november 2023 is de Engelse vertaling (Holten Heroes) van het boek Holtense Canadezen gepubliceerd.

De Engelstalige boeken zijn ook via Amazon te bestellen (ook als E-book

Je kunt je exemplaar bestellen met het onderstaande formulier.

Inferno van Friesoythe

Een boerenschuur bij Friesoythe met onder de kap de lichamen van Fred Wigle en Cec French. Houtskoolschets van Pte F.T.V Savard. Bron: Robert Fraser – Black Yesterdays; The Argylls’ War.

Door Jan Braakman

Friesoythe lag strategisch op de weg naar de havens in het noorden van Duitsland. De opmars van de 4th Canadian Armoured Division werd bemoeilijkt door de terreinomstandigheden, die de grootschalige inzet van tanks op de slappe bodem niet toestonden. De opmars moest via de hoofdwegen plaatshebben. De Canadezen hadden het Dortmund-Emskanal bij Meppen overgestoken, net ten oosten van Coevorden langs de Nederlandse grens.

Het Küstenkanal, de scheepsverbinding tussen de stad Oldenburg en het Dortmund-Emskanal in Noordoost-Duitsland, vormde een andere belemmering voor de geallieerde troepen in hun opmars naar het noorden. De weg naar een belangrijke brug over het kanaal liep via Friesoythe. Het Lake Superior (Motor) Regiment had al geprobeerd om via de hoofdweg Friesoythe binnen te tikken. Maar de Duitse weerstand was zo groot geweest, dat de Lake Superiors zich hadden terug getrokken. Er moest een nieuw plan worden getrokken.

Major General Chris Vokes liet zich door brigadier Robert Model overtuigen dat de slimste manier om Friesoythe te veroveren niet was via een frontale aanval, maar door een sluipende omsingeling.

Om zes uur in de avond werd het plan voor de verovering van Friesoythe aan de manschappen van de Argyll & Sutherland Highlanders ontvouwd.

Het plan was als volgt: Het Lake Superior (Motor) Regiment moest de aandacht van de Duitse troepen trekken met een schijnaanval via de hoofdweg. Tegelijkertijd maakten de Argyll & Sutherland Highlanders een omtrekkende beweging aan de oostzijde van Friesoythe, om de Duitse verdediging in de flank te treffen. Lieutenant-Colonel Fred Wigle vond het een gewaagd maar kansrijk plan en hij besloot in de dekking van het nachtelijk duister op te trekken door een ruw veenlandschap. Bij het ochtendgloren zouden de Argylls Friesoythe bestormen en innemen.

Verkenners markeerden de te volgen route met witte lintjes. De linten konden de Canadese plannen verraden, mocht een Duitse patrouille ze opmerken. Maar Wigle zat daar niet over in. Hij hechtte meer belang aan een goede radioverbinding. Hij maakte geen gebruik van de normale draagbare draadloze radioinstallaties, maar hij had een radio uit een voertuig laten halen en op een draagbaar gemonteerd. De baar moest door twee man worden gedragen.

Vlak voordat de troepen naar het startpunt ten oosten van Friesoythe werden gebracht, schreef Wigle ook nog snel een briefje aan zijn ouders. “Dit kan mijn laatste brief zijn. Ik hoop van niet, maar ik begin nu aan een risicovolle zaak en de kans bestaat. Hoe het ook zij, u weet dat ik van u houd – heb ik altijd gedaan en blijf ik altijd doen. Moge God u zegenen.”

In de vroege ochtend van 14 april vestigde Wigle zijn tactisch hoofdkwartier in een eenvoudig huis aan de rand van Friesoythe. De actie verliep voorspoedig. Om vijf over half zeven waren drie compagnies (B, C en D) tot in het centrum van Friesoythe doorgedrongen. Het tactisch hoofdkwartier bleef aan de rand van de plaats en raakte enigszins geïsoleerd van de rest van de troepen. Lieutenant Alan Earp herinnerde zich later (in 1984) dat het een heel gewoon huis aan de rand van Friesoythe was, waar ze zich hadden gevestigd. Een huis met een kelder, waarin al een aantal Duitse krijgsgevangenen werden vastgehouden.

De geïsoleerde ligging van het hoofdkwartier zou geen probleem geweest zijn als er niet twee pelotons Duitse eenheden over het hoofd waren gezien. In de ochtendmist dacht Wigle in de verte de soldaten van de Lake Superiors te ontwaren. Hij stuurde een verkenner om contact te leggen. De mannen in het hoofdkwartier volgden de verkenners. Private William Patrick van het Signals Platoon was een van de mannen die de verkenners in de gaten hielden: “Ik keek uit het raam in de richting van de weg die ze liepen. Toen opeens zagen we de handen omhoog gaan. Dan wist je wat gaande was. En toen kwamen de Duitsers onze kant op.”

De twee Duitse pelotons waren onopgemerkt gebleven bij de nachtelijke tocht door Friesoythe. Hoe het vuurgevecht begon is niet duidelijk. Patrick William keek er later in een interview op terug: “Als Wigle niet die verkenners op pad had gestuurd, zouden de Duitsers ons gepasseerd hebben. Ze liepen langs ons en we lieten ze gaan. Ze passeerden ons voertuig – niet dichtbij, maar wij konden hen zien en zij sloegen geen acht op wat er voor hen kon uitzien als een uitgebrand voertuig. (…) Iemand in het huis opende het vuur en toen begonnen ze te rennen en beantwoorden ze het vuur.”

De Duitsers waren niet van plan zich zonder slag of stoot over te geven en zetten de aanval in op het hoofdkwartier. Ze gooiden een granaat in de bovenverdieping. De explosie werd de soldaten Cecil French en John Brown van het Pioneer Platoon fataal.

Bronnen:

  • Robert L. Fraser; Black Yesterdays The Argylls’ War (Hamilton, 1996) [hoofdstukken 13 ‘To Victory’ en 16 ‘The Wounded & the Dead’]
  • Mark Zuehlke; On to Victory; (Vancouver, 2010) [Hoofdstuk 20 A Stern Atonement]
  • Vokes, Chris with Maclean, John P; Vokes – My Story (Ottawa, 1985)
  • Interview met Jack French (ICB/RTV Oost, 2019)

© 2021 Jan Braakman

 

Het Apeldoornse alcoholschandaal

Door Jan Braakman

Wat begon als een lucratief handeltje in Apeldoorn eindigde in een drama: binnen één week vielen er drie doden en drie ernstig zieken, van wie één met blijvende gezondheidsschade.

In een ingezonden brief beklaagde een inwoner van Zwolle zich over het gedrag van dronken Canadese militairen in de stad. Zwolse Courant, 25 augustus 1945 via Delpher.nl

We schrijven eind juli 1945. Nederland leeft nog met de naweeën van vijf jaar bezetting. Aan alles is gebrek, en overal in het land verblijven nog geallieerde soldaten. Soldaten hebben geld en sigaretten. Zij kunnen handelen en dat doen ze ook. Sommigen verkopen hun eigen militaire kledij, ze ruilen hun sigaretten voor drank of ze verkopen het geallieerde linnengoed dat niet meer nodig is; anderen gaan met legervoertuigen op plundertocht door het verslagen Duitsland en verkopen de buitgemaakte waar in Nederland.

In de weekeinden zoeken de geallieerden vertier, onder andere in Apeldoorn, waar de Canadese rekruten met bussen vanuit hun legerkampen naartoe gaan om uit te gaan. De Canada Club in Apeldoorn was een populaire gelegenheid voor de jonge soldaten, die zich soms stierlijk verveelden in de legerkampen. In de regimentsdagboeken wordt de leegheid van het bestaan soms poëtisch beschreven, zoals in het dagboek van het 4th Medium Regiment in het Overijsselse Markelo: “There is nothing very exciting about life in Markelo: Except for the fluttering of leaves and the singing of lonely birds, everything seems to float in a dead silence. At least, we have a Dental Officer attached to us.”

Als het ritselen van de bladeren en de zang van eenzame vogels tot de hoogtepunten van de dag behoren, gaan de soldaten op zoek naar iets anders. Dat ze in de weekeinden vertier zoeken in grotere plaatsen als Apeldoorn is logisch.

28 juli 1945 was voor de mannen van de Calgary Highlanders een enerverende dag. Om acht uur ’s ochtends vertrokken 44 man van de A- en B-company van hun legerkamp in Vierhouten op de Veluwe voor een trip naar Den Haag. Heel eenvoudig was de reis niet, want ze arriveerden pas vijf uur later in Den Haag. Desalniettemin waardeerden ze de trip en pas laat in de avond kwamen ze weer terug. De mannen waren enthousiast na het bezoek aan ‘this interesting city’. Voor de mannen die niet naar Den Haag gingen was er vervoer geregeld naar Apeldoorn voor een recreatieve dag.

Private William Dale Bates. Bron: Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; Service Files of the Second World War – War Dead, 1939-1947; Series: RG 24; Volume: 25399

Voor twee mannen van het regiment werd het een dodelijke dag. Voor een aantal anderen een dag met een bittere nasmaak.

Het begon vrolijk en onschuldig. Aan het begin van de middag, rond twee uur, arriveerden de soldaten in Apeldoorn. Soldaat V.J. Cape verklaarde later dat hij samen met zijn vriend, soldaat A.E. Kerstein, een biertje wilde drinken. Vlakbij het Apeldoorns station streken ze neer in een café, die ze de Corner Stone noemden. De twee vonden dat het te lang duurde voordat ze bediend werden en ze vertrokken weer, op zoek naar drank. In de Stationsstraat kwamen ze een burger tegen die – toevallig – een fles cognac had. Ze kochten de fles.

Met de fles cognac gewapend gingen Kerstein en Cape op zoek naar ander vertier. Soldaat Bates voegde zich bij het gezelschap, evenals enkele mannen van een ander regiment, het Régiment de Maisonneuve. De mannen belandden in de Canada Club in Apeldoorn waar ze veel plezier hadden. Tegen half elf stond de bus klaar om de mannen terug te brengen naar hun kampement in Vierhouten. Kerstein, Bates en Cape maakten de fles cognac soldaat in de bus.

Kerstein was danig in de olie, en de volgende dag ook behoorlijk ziek. Hij wist zich later niet heel veel te herinneren van het verloop van de dag. Wat hij nog wel kon vertellen was dat soldaat Bates helemaal niet zoveel gedronken had van de cognac.

Kaart uit dossier van Joseph Gaston Comeau met vermelding van zijn doodsoorzaak (alcohol poisoning). Bron Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; Service Files of the Second World War – War Dead, 1939-1947; Series: RG 24; Volume: 25622

Bates was de volgende dag echter bijna van de wereld, zo ziek. Hij bleef de hele dag in zijn tent. En toen soldaat McKay poolshoogte nam, schrok hij. “Bates lag in bed. Hij kreunde en had zijn ogen wijd open.” McKay sloeg alarm. Een kwartiertje later kwam de hospik, die soldaat Bates meteen liet afvoeren voor medische behandeling. Het mocht niet baten. Bates overleed korte tijd daarna.

Patholoog major E.C. Fielden onderzocht het lichaam van Bates. Hij constateerde dat de dode een man was aan wie op het eerste gezicht niets mankeerde. Zijn organen waren ongeschonden, hij was niet gewond. Fielden kwam tot de conclusie dat Bates waarschijnlijk was overleden aan een vergiftiging. De Royal Canadian Mounted Police werd ingeschakeld om laboratoriumonderzoek te doen op bloed- en urinemonsters en op de maaginhoud. Uit dat onderzoek bleek de doodsoorzaak: vergiftiging door methyl-alcohol.

Willem Vloon sr (links), zijn zoon Daan (midden) en zoon Willem (rechts) voor hun café aan de Hoofdstraat in Apeldoorn. Bron: Fotoarchiefapeldoorn.nl

Ondertussen was niet alleen Bates ziek geworden van de drank. Soldaat Comeau was eraan overleden, terwijl soldaat Cape, soldaat Kerstein en soldaat M. Beaudoin in het ziekenhuis behandeld moesten worden. Voor Beaudoin betekende de vergiftiging dat hij waarschijnlijk zijn leven lang blind zou blijven, constateerden de dokters.

De Canadese militaire politie en de Apeldoornse gemeentepolitie trokken samen op in deze kwestie. Het politieonderzoek leidde naar de 22-jarige Apeldoorner Willem Vloon, zoon van de gelijknamige eigenaar van een distilleerderij, gevestigd aan de Brinklaan in Apeldoorn. Op 31 juli deed de Apeldoornse gemeentepolitie in samenwerking met de Special Investigation Section Canadian Provost Corps huiszoeking bij de bier- en wijnhandelaar Willem Vloon aan de Brinklaan in Apeldoorn. In het politierapport meldt agent van politie Alberts: “Vloon had ongeveer 3 weken geleden drank gekocht van ~Hollandsche militairen die hij gedeeltelijk had verkocht aan burgers, hem onbekend welke. De rest had hij meegenomen naar huis. Vijf Canadezen die hij uitnodigde bij hem te komen drinken zijn van dezen drank ziek geworden. Twee van hen zijn overleden, een derde is stervende terwijl de overige twee ernstig ziek zijn. De Provost verzoekt bijzondere aandacht te schenken aan sterfgevallen door vergiftiging. Zij zal deze zaak behandelen. Morgen om half twee komt de Provost terug om assistentie van Alberts.”

De Canadese militaire politie nam 500 sigaretten in beslag bij de huiszoeking.

De volgende dag, op 1 augustus 1945, werd Willem Vloon jr ingesloten op verdenking van handel in vergiftigde dranken. Bij zijn arrestatie had hij een aanzienlijk bedrag aan contant geld bij zich: f 97,00 aan papiergeld en 28 cent. Omgerekend naar de geldswaarde in 2021 toch de lieve som van ruim €600. De arrestatie van vader Vloon volgde een half uur later. Hij had minder geld bij zich : f 15,00 aan papiergeld, 2 zilveren rijksdaalders 2 gouden tientjes en nog wat rook- en schrijfspullen. Het papiergeld alleen al is in geldswaarde van 2021 meer dan €200. De twee werden in twee aparte cellen ingesloten. Later, na hun verhoren, mochten ze bij elkaar in dezelfde cel.

Vloon jr vertelde bij zijn verhoor de politie dat een oom (Mijnhout) met een bekende (Hilhorst) op donderdag 25 juli 1945 aan de zaak van zijn vader was gekomen met een proeffles alcohol. Hilhorst wilde de alcohol zwart verkopen. Vader en zoon Vloon testten de alcohol en constateerden dat het 96% puur alcohol was. Terwijl vader en zoon al begonnen cognac te maken met de alcohol, vertrokken Mijnhout en Hilhorst om een jerrycan met de rest van de alcohol op te halen.

De jonge Vloon verklaarde uitvoering over het verdere verloop van de gebeurtenissen. Oom Mijnhout en Hilhorst waren teruggekomen met een door de Duitsers achtergelaten brandstofcontainer, die was gevuld met alcohol. De vier mannen proefden ondertussen van de gin en cognac die vader en zoon Vloon hadden gemaakt. Vader Vloon vond het niet lekker. Volgens hem was de alcohol onhelder. Hij merkte een aparte geur op, die door Mijnhout werd verklaard. De geur kwam doordat de alcohol was vervoerd in een oude brandstofcontainer van het Duitse leger.

De container werd geleegd in vijftien literflessen. In totaal ging het om 14,5 liter. Vader en zoon Vloon begonnen meteen met de productie van cognac. Met één liter alcohol konden ze drie liter cognac maken. De alcohol werd aangelengd met water, en op smaak en kleur gebracht met siroop, een kleurstof en een smaakstof. Ze vulden er vier driekwart-liter flessen mee, die ze netjes afsloten – één met een oude dop waarop het merk De Erven Lucas Bols stond. Drie flessen werden voorzien van een blauw cognac-etiket.

Pas laat in de avond werd de transactie bezegeld. Uiteindelijk kocht Vloon 8 liter pure alcohol voor de prijs van f350 per liter. In totaal de lieve som van 2800 gulden – omgerekend in Euro’s van 2021 meer dan € 17.000. Vader Vloon ging er meteen mee aan het werk. Hij produceerde zeven flessen cognac en een fles gin.

Vloon verklaarde later aan de recherche: “Die avond, om 19:00 uur, ontmoette ik twee Canadese soldaten op de Markt in Apeldoorn. Ik vroeg ze of ze sigaretten te koop hadden. Zij antwoordden dat ze alleen wilden ruilen voor cognac. Ik nam ze mee naar huis en liet ze een van de flessen cognac zien. Ik liet ze de cognac proeven en zij zeiden dat de cognac goed was, en dus ruilde ik de cognac tegen 250 gram pijptabak, 60 sigaretten en een kleine zak shag. De soldaten dronken nog een fles bier en vertrokken daarna met de fles cognac.”

Daar bleef het niet bij. De twee Canadezen kwamen terug met een derde soldaat, die ook wel geïnteresseerd was in een fles cognac. Hij kreeg een fles voor drie repen chocola, een war dress overhemd die de soldaat ter plekke uittrok, en f 25.

Later op de avond ruilde hij nog een fles voor 300 sigaretten met een Canadese soldaat. Vloons vader ruilde twee kleinere (bier-)flessen met cognac voor twee vloerkleden en een drie rollen bruine linoleum. De koper was de Apeldoorner Hubert Thomas, die verderop aan de Stationsstraat woonde.

De laatste cognacfles werd geruild voor 200 sigaretten. Een besnorde Canadese soldaat was de koper. Dat gebeurde op zaterdagmiddag 28 juli rond 17:00 uur, aldus de jonge Vloon.

Overlijdensbericht van Hubert Thomas. Bron: De Tijd, 2 augustus 1945 via Delpher.nl

Een Canadese soldaat die had aangekondigd op maandag terug te keren voor nóg een fles, zag Vloon niet weer. En op dinsdag 31 juli hoorde hij dat Hubert Thomas was overleden, waarschijnlijk als gevolg van vergiftigde drank. Toen sloeg de schrik hem om het hart. “Mijn vader en ik begrepen het niet. Maar nadat we het erover hadden gehad, besloot ik de 6,5 liter alcohol die we nog in bezit hadden, weg te gooien in de afvoer achter mijn huis.”

De 64-jarige Vader Vloon vulde aan dat het eerste contact was gelegd via een bekende van hem, caféhouder Muck Mulder. Die had Hilhorst bij hem geïntroduceerd. Hilhorst kwam uit het Limburgse Lutterade, niet ver van Geleen.

De Apeldoornse rechercheurs De Groot, Van Beek en Van Driel trokken op 7 augustus samen met een kapiteitn en een sergeant van de SIS voor onderzoek naar het Limburgse Lutterade, waar ze vier mannen uit Lutterade arrsteerden: de 29-jarige montagearbeider Hans Bergsma, de 34-jarige machinebankwerker David Scheuerman, de 28-jarige verzekeringsinspecteur Flippus Hofstede en 34-jarige mijnwerker Nicolaas Cramers. Het onderzoeksteam deeed verschillende huiszoekingen in Lutterade n Brunssum en nam daarbij ongeveer 32 liter alcohol in beslag. Monsters van de inbeslaggenomen alcohol en van de alcohol van de staatsmijn Maurits werden voor onderzoek naar de Keuringsdienst in Zutphen gebracht.

Hofstede, Cramers en Scheuerman werden overgedragen aan de mijnpolitie. Bergsma ging voor onderzoek mee naar Apeldoorn.

De 59-jarige Nicolaas Hilhorst was het brein achter de handel. Samen met zijn schoonzoon Gerard van den Berg (32) had hij alcohol gekocht van een vriend in Lutterade, zei hij tegen de militaire politie. Die vriend was de militair Hans Bergsma, die dienst deed bij de Gezagstroepen van het Nederlandse leger. Bergsma op zijn beurt vertelde hoe hij aan de alcohol was gekomen. Bergsma had in juni samen met twee maten, Flip Hofstede en David Scheuerman, wacht gelopen bij het Stikstofbindingsbedrijf (SBB) in Lutterade, een bedrijf dat hoorde bij de Staatsmijn Maurits. Hofstede en Scheuerman hadden die nacht, zo vertelde Bergsma, 54 liter alcohol gestolen van het SBB. De gestolen waar werd overgegoten in vier ijzeren watervaten van het Amerikaanse leger, waarvan manschappen verbleven bij de Staatsmijn Maurits. Bergsma had samen met een vierde man in het complot, Nicolaas Cramers, de vier watervaten aangereikt. Ze verdeelden de buit met zijn vieren. Bergsma goot de alcohol uit de watercontainer over in een jerrycan van het Duitse leger, die hij in huis had. Die jerrycan droeg hij later over aan Bergsma, voor een bedrag van 1200 tot 1400 gulden. Voor het geld kocht hij twee pistolen, een Browning kaliber 7.25 en een Mauser kaliber 7.25. De rest van het geld besteedde hij aan sigaretten.

Op zaterdag 11 augustus werden de verdachten Willem Vloon sr en Willem Vloon jr en Van den Berg, Hilhorst en de militair Bergsma voorgeleid aan de officier van justitie in Zutphen. Die gelastte de beide Apeldoornse bier- en wijnhandelaren (vader en zoon Vloon) vrij te laten, net als Van den Berg en Hilhorst. De militair Bergsma werd overgebracht naar zijn compagniescommandant in Lutterade. De stukken werden doorgestuurd naar de auditeur-militair (de militaire officier van justitie) in Endhoven.

Dagblad Trouw maakte op 23 augustus 1945 melding van het alcoholschandaal in Apeldoorn (via Delpher.nl

Geen van de betrokken had toegegeven te weten dat de gestolen waar giftige methylalcohol was en dus bij consumptie gevaarlijk was. De Canadese militaire autoriteiten hadden – zeker toen de gevechten nog gaande waren – regelmatig gewaarschuwd voor de consumptie van alcohol uit dubieuze bron. Duitse troepen lieten bij hun aftocht soms opzettelijk flessen alcohol achter, die ze hadden gemengd met de giftige methylalcohol.

Majoor F.H. Clarke, die al sinds de landingen bij Caen (Frankrijk) deel uitmaakte van het regiment Calgary Highlanders, vertelde dat al vanaf het begin het beleid was om soldaten erop te wijzen dat alcohol vergiftigd kon zijn. Al in Caen waren Canadese manschappen omgekomen, door te drinken van vergiftigde spiritualiën. “Toen we in Duitsland waren, is diverse keren gewaarschuwd. Bates maakte in die tijd deel uit van onze troepen”, aldus Clarke.

Commandant Stewart waarschuwt. Bron: Library and Archives Canada, Royal Canadian Infantry Corps – war diaries [textual record] (R112-6740-6-E)

Vlak na het incident in Apeldoorn waarschuwde de commandant D. C. Stewart van de Stormont, Dundas and Glengarry Highlanders andermaal, dat soldaten geacht werden geen drank aan te nemen of te kopen van burgers.

Vrije Volk 22 augustus 1945. Bron: Delpher.nl

De soldaten Comeau en Bates werden begraven op de Canadese begraafplaats in Groesbeek. Joseph Gaston Comeau ligt in Plot V, rij C, graf 15. William Dale Bates ligt in plot III, rij E, graf 13.

Gerelateerd:
Zes mannen bleven in de roes van de bevrijding
Jimmy Thomas:  van Monte Cassino naar Holten
Joe Brydon kon niet lang van de bevrijding genieten

Steve Motkaluk raakte de weg kwijt

© 2020 Jan Braakman

War diaries Canadian Regiments

Deze afbeelding heeft een leeg alt-atribuut; de bestandsnaam is Schermafbeelding-2017-04-17-om-11.25.47.png
War Diary RCE 4 Field Company; source: Library and Archives Canada

Het Canadese nationaal archief (Library and Archives Canada) heeft een groot aantal war diary’s van Canadese regimenten online gezet. Onderstaand een overzicht van de beschikbare diary’s (selectie gemaakt op 3 januari 2022).

  • Kijk in onderstaande lijst of de dagboeken van het regiment waarnaar je op zoek bent online staat in het Canadese archief. (Library and Archives of Canada)
  • Heb je het regiment gevonden, klik dan op de link naar de regimentsdagboeken
  • Dan tref je de pdfs’s aan van de dagboeken aan die je kunt downloaden.
  • Houd er rekening mee dat de server van Library and Archives erg traag kan zijn.

Als de onderstaande lijst geen resultaat oplevert, is het raadzaam rechtstreeks naar de website van Library and Archives of Canada te gaan.

  • Typ bij “This exact phrase:” (een deel van) de naam van het gezochte regiment in.
  • Je vindt dan de in het archief aanwezige war diary’s die online staan.

Nog geen resultaat?

  • Klik op het kruisje achter “Available online: Yes”
  • Ga naar “Advanced Search”
  • Typ bij “This exact phrase:” (een deel van) de naam van het gezochte regiment in.
  • Je vindt dan de in het archief aanwezige war diary’s die niet online staan.

Vergeet google niet.

  • Vergeet niet: Zoeken op google.com kan ook succes opleveren.
  • Bij voorbeeld door in het zoekveld de naam van het regiment tussen aanhalingstekens te plaatsen (bij voorbeeld: “west nova scotia regiment”) in combinatie met de woorden “war diary” (ook tussen aanhalingstekens). Variëren met zoekopties levert soms andere resultaten op.

Onderstaande links verwijzen naar de website van Library and Archives of Canada (kan erg traag zijn).

  1. 4th Reconnaissance Regiment (4th Princess Louise Dragoon Guards)
  2. Headquarters, 2nd Canadian Infantry Divisional Signals, Royal Canadian Corps of Signals.
  3. 28th Armoured Regiment (British Columbia Regiment)
  4. 5th Armoured Regiment (8th Princess Louise’s New Brunswick Hussars)
  5. 12th Field Regiment, Royal Canadian Artillery.
  6. B Company, Canadian Women’s Army Corps.
  7. Headquarters, 10th Canadian Infantry Brigade.
  8. No. 37 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  9. G Company, Canadian Women’s Army Corps.
  10. 22nd Armoured Regiment (Canadian Grenadier Guards)
  11. No. 113 Depot Company, Canadian Women’s Army Corps (includes No. 13 Composite Stores)
  12. Headquarters, London Area, Canadian Women’s Army Corps.
  13. Headquarters, 8th Canadian Infantry Brigade.
  14. The Canadian Scottish Regiment.
  15. Headquarters, 2nd Armoured Brigade.
  16. The Algonquin Regiment.
  17. No. 7 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.  
  18. 7th Reconnaissance Regiment (17th Duke of York’s Royal Canadian Hussars)
  19. 3rd Canadian Infantry Division – General Staff.
  20. E Company, Canadian Women’s Army Corps.
  21. 3rd Canadian Divisional Bridge Platoon, Corps of Royal Canadian Engineers.
  22. The Royal Canadian Regiment.
  23. Headquarters, 1st Canadian Infantry Brigade.
  24. 2nd Light Anti-Aircraft Regiment, Royal Canadian Artillery.
  25. No. 3 Canadian Women’s Army Corps (Basic) Training Centre.
  26. 5th Anti-Tank Regiment, Royal Canadian Artillery.
  27. 3rd Battalion, Queen’s Own Rifles of Canada, Canadian Army (Active)
  28. No. 1 Canadian Women’s Army Corps (Advanced) Training Centre (McDonald College)
  29. 2nd Light Anti-Aircraft Regiment, Royal Canadian Artillery.
  30. 3rd Canadian Infantry Division – General Staff.
  31. 1st Anti-Tank Regiment, Royal Canadian Artillery.
  32. 27th Armoured Regiment (Sherbrooke Fusiliers Regiment)
  33. 6th Field Park Squadron, Corps of Royal Canadian Engineers.
  34. Headquarters, 4th Canadian Infantry Brigade.
  35. 2nd Canadian Infantry Division – General Staff.
  36. No. 3 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  37. 27th Armoured Regiment (Sherbrooke Fusiliers Regiment)
  38. Highland Light Infantry of Canada, Canadian Active Service Force.
  39. No. 35 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  40. 6th Field Regiment, Royal Canadian Artillery.
  41. 3rd Battalion, 1st Canadian Infantry Regiment (48th Highlanders of Canada), Canadian Army Pacific Force.
  42. The Carleton and York Regiment.
  43. No. 101 Depot Company, Canadian Women’s Army Corps.
  44. No. 107 Depot Company, Canadian Women’s Army Corps.
  45. Headquarters, 6th Canadian Infantry Brigade.
  46. Lincoln and Welland Regiment.
  47. No. 102 Depot Company, Canadian Women’s Army Corps.
  48. 1st Field Regiment, Royal Canadian Horse Artillery.
  49. No. 48 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  50. 4th Field Regiment, Royal Canadian Artillery.
  51. No. 41 Company, Canadian Women’s Army Corps.
  52. 9th Armoured Regiment (British Columbia Dragoons)
  53. Le Régiment de la Chaudière, Canadian Active Service Force.
  54. No. 28 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  55. Headquarters, 4th Infantry Brigade.
  56. No. 21 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  57. 8th Light Anti-Aircraft Regiment, Royal Canadian Artillery.
  58. 2nd Armoured Regiment (Lord Strathcona’s Horse) (Royal Canadian)
  59. Regina Rifles.
  60. 1st Canadian Army – General Staff.
  61. No. 13 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  62. 3rd Battalion, Stormont, Dundas and Glengarry Highlanders (Canadian Army Occupation Force)
  63. North Shore (New Brunswick) Regiment.
  64. Headquarters, 2nd Armoured Brigade.
  65. Headquarters, 9th Canadian Infantry Brigade.
  66. No. 46 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  67. No. 27 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  68. Assistant Director, Surveys, 1st Canadian Corps (formerly Assistant Director, Surveys, 7th Canadian Corps) 
  69. K Company, Canadian Women’s Army Corps.
  70. Headquarters, 2nd Canadian Infantry Brigade.
  71. No. 15 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps. 
  72. 4th Canadian Field Artillery Battalion (Canadian Army Pacific Force)
  73. No. 102 Depot Company, Canadian Women’s Army Corps. 
  74. The Canadian Scottish Regiment.
  75. No. 110 Depot Company, Canadian Women’s Army Corps.
  76. Headquarters, 8th Canadian Infantry Brigade.
  77. 2/13th Field Regiment (Canadian Army Occupation Force)
  78. 1st Canadian Army – General Staff.
  79. N Company, Canadian Women’s Army Corps.
  80. 7th Reconnaissance Regiment (17th Duke of York’s Royal Canadian Hussars)
  81. 1st Canadian Corps – General Staff.
  82. 1st Armoured Car Regiment (Royal Canadian Dragoons)
  83. Headquarters, 8th Canadian Infantry Brigade.
  84. Royal 22e Régiment.
  85. No. 22 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  86. No. 5 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  87. No. 2/18 Field Company, Corps of Royal Canadian Engineers.
  88. No. 17 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  89. No. 18 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps. 
  90. The Essex Scottish Regiment.
  91. 2nd/1st Armoured Car Regiment (Royal Canadian Dragoons)
  92. 1st Canadian Corps – General Staff.
  93. No. 34 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  94. No. 45 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  95. Headquarters, 5th Armoured Brigade.
  96. 5th Light Anti-Aircraft Regiment, Royal Canadian Artillery.
  97. 10th Armoured Regiment (Fort Garry Horse)
  98. No. 107 Depot Company, Canadian Women’s Army Corps.
  99. No. 32 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  100. 1st Battalion, Royal Hamilton Light Infantry.
  101. Headquarters, 4th Canadian Infantry Brigade.
  102. Lake Superior Regiment, Canadian Active Service Force.
  103. No. 1 Group Headquarters, Canadian Women’s Army Corps.
  104. The Seaforth Highlanders of Canada, Canadian Active Service Force.
  105. 3rd Canadian Infantry Division – General Staff.
  106. No. 32 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  107. 2nd Anti-Tank Regiment, Royal Canadian Artillery.
  108. 22nd Armoured Regiment (Canadian Grenadier Guards)
  109. 1st Canadian Parachute Battalion [textual record, cartographic material].
  110. A3 Royal Canadian Artillery Training Centre, Shilo.
  111. No. 48 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  112. A3 Royal Canadian Artillery Training Centre, Shilo.
  113. The Saskatoon Light Infantry.
  114. Headquarters, 5th Canadian Infantry Brigade.
  115. 8th Reconnaissance Regiment (14th Canadian Hussars)
  116. No. 17 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps
  117. North Shore (New Brunswick) Regiment.
  118. No. 17 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  119. No. 14 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  120. No. 30 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  121. 1st Canadian Army – General Staff.
  122. Headquarters, 4th Armoured Brigade.
  123. A3 Royal Canadian Artillery Training Centre, Shilo.
  124. 27th Armoured Regiment (Sherbrooke Fusiliers Regiment)
  125. No. 30 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  126. 14th Field Regiment, Royal Canadian Artillery.
  127. No. 1 Canadian Women’s Army Corps Pipe Band.
  128. 22nd Canadian Tank Battalion (Canadian Grenadier Guards)
  129. No. 52 Company, Canadian Women’s Army Corps.
  130. Headquarters, 2nd Canadian Infantry Brigade.
  131. Headquarters, 6th Canadian Infantry Brigade.
  132. 2nd Canadian Parachute Battalion (Royal Canadian Air Force) (within 1st Special Service Force)
  133. 12th Field Regiment, Royal Canadian Artillery.
  134. Headquarters, 1st Canadian Infantry Brigade.
  135. 1st Canadian Army – General Staff Duties.
  136. No. 31 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  137. 2nd Battalion, The Royal Canadian Regiment.
  138. No. 113 Depot Company, Canadian Women’s Army Corps (includes No. 13 Composite Stores)
  139. No. 11 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  140. The Royal Canadian Regiment.
  141. No. 3 Canadian Women’s Army Corps (Basic) Training Centre.
  142. 1st Canadian Infantry Division – General Staff.
  143. Headquarters, 2nd/8th Canadian Infantry Brigade.
  144. 8th Reconnaissance Regiment (14th Canadian Hussars)
  145. No. 3 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  146. 2nd Canadian Infantry Division – General Staff.
  147. No. 39 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  148. No. 51 Company, Canadian Women’s Army Corps.
  149. Headquarters, 3rd Canadian Infantry Brigade.
  150. No. 6 Field Company, Corps of Royal Canadian Engineers (formerly No. 6 Field Company, Corps of Royal Canadian Engineers details, Serial # 409)
  151. Honours and Awards – 3rd Canadian Infantry Divisional Signals.
  152. Headquarters, 4th Canadian Infantry Brigade.
  153. No. 23 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  154. 1st Canadian Army – General Staff.
  155. The Algonquin Regiment.
  156. M Company, Canadian Women’s Army Corps.
  157. 2nd Canadian Parachute Battalion (Royal Canadian Air Force) (within 1st Special Service Force)
  158. 10th Armoured Regiment (Fort Garry Horse)
  159. Cameron Highlanders of Ottawa (Machine Gun)
  160. No. 105 Depot Company, Canadian Women’s Army Corps.
  161. No. 105 Depot Company, Canadian Women’s Army Corps.
  162. No. 1 Canadian Women’s Army Corps (Advanced) Training Centre (McDonald College)
  163. Les Fusiliers Mont-Royal.
  164. 2nd Canadian Corps – General Staff.
  165. No. 104 Depot Company, Canadian Women’s Army Corps.
  166. No. 9 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  167. The Toronto Scottish Regiment (Machine Gun), Canadian Active Service Force.
  168. 2/4th Light Anti-Aircraft Regiment, Royal Canadian Artillery.
  169. The Calgary Highlanders [Files for 1944/01-1944/06, See Vol. 17,514].
  170. Headquarters, 7th Canadian Infantry Brigade.
  171. No. 16 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  172. 6th Armoured Regiment (1st Hussars)
  173. Letters of Condolence – All Ranks – 3rd Canadian Infantry Divisional Signals.
  174. 5th Field Regiment, Royal Canadian Artillery.
  175. No. 1 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps (formerly No. 1 Company, Canadian Women’s Army Corps)
  176. 1st Canadian Army – General Staff.
  177. No. 15 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  178. 1st Armoured Car Regiment (Royal Canadian Dragoons)
  179. Headquarters, 4th Armoured Brigade.
  180. 4th Field Regiment, Royal Canadian Artillery.
  181. Headquarters, 1st Divisional Signals, Royal Canadian Corps of Signals.
  182. 6th Field Park Squadron, Corps of Royal Canadian Engineers.
  183. The South Saskatchewan Regiment.
  184. Perth Regiment.
  185. No. 42 Company, Canadian Women’s Army Corps.
  186. The Argyll and Sutherland Highlanders of Canada (Princess Louise’s)
  187. F Company, Canadian Women’s Army Corps.
  188. No. 18 Field Company, Corps of Royal Canadian Engineers.
  189. 14th Field Regiment, Royal Canadian Artillery.
  190. No. 8 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  191. Headquarters, 3rd Canadian Infantry Divisional Signals, Royal Canadian Corps of Signals.
  192. Headquarters, 8th Canadian Infantry Brigade.
  193. Headquarters, 7th Canadian Infantry Brigade.
  194. No. 103 Depot Company, Canadian Women’s Army Corps.
  195. Headquarters, 4th Armoured Brigade.
  196. Lincoln and Welland Regiment.
  197. No. 35 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  198. 5th Field Regiment, Royal Canadian Artillery.
  199. 13th Field Regiment, Royal Canadian Artillery.
  200. 1st Canadian Army – General Staff.
  201. 4th Field Company, Corps of Royal Canadian Engineers
  202. No. 49 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  203. No. 14 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  204. No. 3 Canadian Women’s Army Corps (Basic) Training Centre, Kitchener.
  205. Headquarters, 5th Canadian Infantry Brigade.
  206. No. 112 Depot Company, Canadian Women’s Army Corps.
  207. 23rd Field Regiment (Self-Propelled), Royal Canadian Artillery.
  208. No. 4 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  209. Headquarters, 6th Canadian Infantry Brigade.
  210. 2nd Canadian Corps – General Staff.
  211. 3rd Field Regiment, Royal Canadian Artillery.
  212. Cameron Highlanders of Ottawa (Machine Gun)
  213. 5th Armoured Regiment (8th Princess Louise’s New Brunswick Hussars)
  214. Cameron Highlanders of Ottawa (Machine Gun)
  215. 1st Canadian Army – General Staff.
  216. No. 10 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  217. No. 3 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps (formerly No. 3 Company, Canadian Women’s Army Corps)
  218. 3rd Canadian Field Artillery Battalion (Canadian Army Pacific Force)
  219. 29th Armoured Reconnaissance Regiment (South Alberta Regiment)
  220. 1st Canadian Corps Defence Company (Lorne Scots)
  221. 1st Battalion, Black Watch (Royal Highland Regiment) of Canada.
  222. No. 106 Depot Company, Canadian Women’s Army Corps.
  223. 4th Canadian Armoured Division – General Staff.
  224. No. 49 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  225. The Algonquin Regiment.
  226. 1st Canadian Army – General Staff.
  227. No. 11 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  228. No. 18 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  229. No. 1 Canadian Women’s Army Corps Military Band.
  230. No. 41 Company, Canadian Women’s Army Corps.
  231. S Company, Canadian Women’s Army Corps.
  232. 1st Armoured Car Regiment (Royal Canadian Dragoons)
  233. The Canadian Scottish Regiment.
  234. 3rd Field Regiment, Royal Canadian Artillery.
  235. No. 2 Canadian Women’s Army Corps (Basic) Training Centre, Vermillion.
  236. 1st Canadian Army – General Staff.
  237. 1st Canadian Infantry Division – General Staff.
  238. 15th Field Regiment, Royal Canadian Artillery.
  239. Headquarters, 12th Canadian Infantry Brigade.
  240. No. 1 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  241. Queen’s Own Rifles of Canada, Canadian Active Service Force.
  242. No. 39 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  243. No. 34 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  244. 3rd Anti-Tank Regiment, Royal Canadian Artillery.
  245. 19th Army Field Regiment, Royal Canadian Artillery.
  246. 8th Field Regiment (Self-Propelled), Royal Canadian Artillery.
  247. 1st Canadian Army – General Staff.
  248. Headquarters, 8th Canadian Infantry Brigade.
  249. Headquarters, 4th Canadian Infantry Brigade.
  250. No. 21 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  251. Regina Rifles.
  252. No. 29 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  253. 1st Canadian Divisional Bridge Platoon, Corps of Royal Canadian Engineers (1st Canadian Infantry Division)
  254. 2/12th Field Regiment, Royal Canadian Artillery (Canadian Army Occupation Force)
  255. 2nd Canadian Corps – General Staff.
  256. Queen’s Own Cameron Highlanders of Canada, Canadian Active Service Force.
  257. 1st Armoured Car Regiment (Royal Canadian Dragoons)d Canadian Infantry Division Reinforcement Unit.
  258. Irish Regiment of Canada (Machine Gun)
  259. 1st (Lambton) Field Park Company, Corps of Royal Canadian Engineers
  260. Director General, Canadian Women’s Army Corps
  261. 2nd Anti-Tank Regiment, Royal Canadian Artillery.
  262. 2/3 Field Park Company, Corps of Royal Canadian Engineers.
  263. Director General, Canadian Women’s Army Corps.
  264. No. 40 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  265. 1st Canadian Army – General Staff.
  266. H Company, Canadian Women’s Army Corps.
  267. 2nd Battalion, 2nd Canadian Infantry Regiment, Seaforth Highlanders.
  268. 3rd Battalion, Le Régiment de la Chaudière.
  269. 22nd Armoured Regiment (Canadian Grenadier Guards)
  270. No. 2 Canadian Women’s Army Corps (Basic) Training Centre, Vermilion.
  271. The Westminster Regiment (Motor), Canadian Active Service Force
  272. No. 24 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  273. D Company, Canadian Women’s Army Corps.
  274. No. 104 Depot Company, Canadian Women’s Army Corps.
  275. No. 3 Canadian Women’s Army Corps (Basic) Training Centre
  276. No. 29 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  277. No. 11 Detachment (Victoria), Canadian Women’s Army Corps.
  278. Directorate, Canadian Women’s Army Corps.
  279. Cameron Highlanders of Ottawa (Machine Gun)
  280. No. 1 Canadian Women’s Army Corps (Advanced) Training Centre (McDonald College)
  281. North Nova Scotia Highlanders (Machine Gun)
  282. L Company, Canadian Women’s Army Corps.
  283. 2nd Field Regiment, Royal Canadian Artillery.
  284. No. 1 Canadian Parachute Training Company.
  285. Queen’s Own Cameron Highlanders of Canada, Canadian Active Service Force.
  286. The Royal Hamilton Light Infantry, Canadian Active Service Force.
  287. 2/12th Field Regiment (Canadian Army Occupation Force)
  288. I Company, Canadian Women’s Army Corps.
  289. 1st Canadian Parachute Battalion.
  290. 4th Armoured Divisional Signals, Royal Canadian Corps of Signals.
  291. Royal Regiment of Canada.
  292. No. 4 Composite Stores (Type A), Canadian Women’s Army Corps: see also War Diary of No. 104 Depot Company, Canadian Women’s Army Corps, Vol. # 16613, Serial # 2468.
  293. No. 3 Canadian Women’s Army Corps (Basic) Training Centre (renamed No. 1 Canadian Women’s Army Corps Training Centre on May 24, 1945)
  294. 1st Canadian Parachute Battalion (July 1943 missing)
  295. 3rd Battalion, Cameron Highlanders of Ottawa (Machine Gun) (Canadian Army Occupation Force)
  296. First Canadian Army Signals, Royal Canadian Corps of Signals.
  297. 17th Field Regiment, Royal Canadian Artillery.
  298. No. 10 Composite Stores, Canadian Women’s Army Corps.
  299. No. 110 Depot Company, Canadian Women’s Army Corps.
  300. Headquarters, 12th Canadian Infantry Brigade.
  301. Princess Patricia’s Canadian Light Infantry.
  302. Highland Light Infantry of Canada, Canadian Active Service Force.
  303. 1st Light Anti-Aircraft Regiment (Lanark and Renfrew Scottish) Royal Canadian Artillery.
  304. 15th Field Regiment, Royal Canadian Artillery.
  305. 22nd Armoured Regiment (Canadian Grenadier Guards)
  306. 16th Field Company, Corps of Royal Canadian Engineers
  307. Loyal Edmonton Regiment, Canadian Active Service Force.
  308. The Calgary Highlanders.
  309. No. 42 Company, Canadian Women’s Army Corps.
  310. 48th Highlanders of Canada, Canadian Active Service Force.
  311. No. 13 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  312. 2nd Canadian Corps – General Staff
  313. 4th Anti-Tank Regiment, Royal Canadian Artillery.
  314. 2nd Canadian Corps – General Staff.
  315. 2nd Field Park Company, Corps of Royal Canadian Engineers
  316. The Saskatoon Light Infantry.
  317. No. 103 Depot Company, Canadian Women’s Army Corps.
  318. Headquarters, 1st Divisional Signals, Royal Canadian Corps of Signals.
  319. Royal Regiment of Canada.
  320. 13th Field Regiment, Royal Canadian Artillery.
  321. A3 Royal Canadian Artillery Training Centre, Shilo.
  322. 6th Field Regiment, Royal Canadian Artillery.
  323. Headquarters, 1st Canadian Infantry Regiment (Canadian Army Pacific Force)
  324. 22nd Armoured Regiment (Canadian Grenadier Guards)
  325. No. 4 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  326. No. 38 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  327. No. 28 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  328. Regina Rifles.
  329. 2nd Platoon, Canadian Women’s Army Corps (C Company)
  330. No. 3 Composite Stores, Canadian Women’s Army Corps.
  331. The Canadian Scottish Regiment.
  332. No. 5 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  333. No. 2 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps (formerly No. 2 Company, Canadian Women’s Army Corps)
  334. No. 2 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  335. No. 33 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  336. No. 12 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  337. No. 18 Field Company, Corps of Royal Canadian Engineers.
  338. No. 6 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  339. The Royal Hamilton Light Infantry, Canadian Active Service Force.
  340. No. 10 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  341. The Stormont, Dundas and Glengarry Highlanders, Canadian Active Service Force.
  342. Headquarters, 11th Canadian Infantry Brigade.
  343. No. 102 Depot Company, Canadian Women’s Army Corps.
  344. No. 10 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  345. The Seaforth Highlanders of Canada, Canadian Active Service Force.
  346. No. 12 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  347. 1st Battalion, The Black Watch (Royal Highland Regiment) of Canada.
  348. 1st Battalion, The Black Watch (Royal Highland Regiment) of Canada.
  349. 3rd Field Park Company, Corps of Royal Canadian Engineers
  350. Les Fusiliers Mont-Royal.
  351. 17th Field Regiment, Royal Canadian Artillery.
  352. No. 40 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  353. A Company, Canadian Women’s Army Corps.
  354. No. 6 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  355. 5th Anti-Tank Regiment, Royal Canadian Artillery.
  356. A3 Royal Canadian Artillery Training Centre, Shilo.
  357. 12th Field Regiment, Royal Canadian Artillery.
  358. No. 33 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  359. P Company, Canadian Women’s Army Corps.
  360. Cameron Highlanders of Ottawa (Machine Gun)
  361. No. 112 Depot Company, Canadian Women’s Army Corps.
  362. Headquarters, 3rd Canadian Infantry Divisional Signals, Royal Canadian Corps of Signals.
  363. 1st Field Regiment, Royal Canadian Horse Artillery.
  364. No. 38 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  365. No. 106 Depot Company, Canadian Women’s Army Corps.
  366. 3rd Battalion, Highland Light Infantry of Canada (Canadian Army Occupation Force)
  367. Queen’s Own Cameron Highlanders of Canada, Canadian Active Service Force.
  368. No. 20 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  369. 4th Field Park Squadron, Corps of Royal Canadian Engineers.
  370. No. 16 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  371. No. 11 Canadian Independent Machine Gun Company (Princess Louise Fusiliers)
  372. No. 36 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  373. No. 111 Depot Company, Canadian Women’s Army Corps.
  374. No. 19 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  375. No. 44 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  376. No. 26 Administration Unit, Canadian Women’s Army Corps.
  377. Alice E. Isaacson fonds [textual record, graphic material]

Ticket to Hell: via Dieppe naar Holten

Door Jan Braakman

Paul Dumaine schilderde in gevangenschap een impressie van de slag bij Dieppe. Bron: thememoryproject.com Luister naar het verhaal van Paul Dumaine – overlevende van de Fusiliers Mont Royal.

Dieppe, 19 augustus 1942, 04:50 uur

Bij de dageraad van 19 augustus 1942 ploegden merendeels Canadese jongens door het water van de Noordzee en over het strand voor de Noord-Franse kust bij Dieppe. Zij moesten samen met Britse en Franse commando’s en US Rangers bij verrassing Duitse stellingen onschadelijk maken, de luchthaven bij St Aubin vernietigen, olieopslagplaatsen in vlammen doen opgaan, een radiopeilstation onklaar maken, de haven- en spoor installaties vernietigen, een Duits hoofdkwartier vernietigen, documenten en Duitse schepen buit maken en Duitse militairen krijgsgevangenen nemen. De operatie, die minutieus was voorbereid en bijna tot op de minuut was uitgeschreven, zou hooguit vijftien uur duren. Dat was althans de opzet.

Troepen in Landing Craft Mechanized (LCM) aan het moederschip. Vanaf het moederschip werd de carrier in een landingsvaartuig, LCM,gehesen. Deze LCM’s zetten de voertuigen en tanks af op het landingsstrand. Bron: Canada. Department of National Defence / Library and Archives Canada PA-183767

Het was een groots opgezet plan, waarbij luchtmacht, marine en landmacht samen en gecoördineerd optrokken. Met die drieslag zou de vijand bij verrassing worden overvallen. En voor de Duitsers het goed en wel in de gaten zouden hebben, waren de geallieerde troepen op de terugtocht – voorzien van de buit. Op papier was het een stevig en goed doordacht plan.

De landing bij Dieppe moest deel uit gaan maken van een serie landingen aan de Europese westkust, met het doel Duitse troepen weg te trekken van het Oostfront. De leider van de Sovjet-Unie, Jozef Stalin, had al verschillende keren de nadruk gelegd op het belang van een tweede, westelijk, front. Een succesvolle actie bij Dieppe zou daaraan kunnen bijdragen.

Hoewel de doelen voor de operatie vast stonden, werd de uitwerking ervan overgelaten aan de verschillende legeronderdelen luchtmacht, landmacht en marine. Daardoor werden het feitelijk drie aparte operaties. Het waren drie acteurs in hetzelfde toneelstuk, die geen rekening hielden met wat de ander op het toneel deed. Alleen was dit geen toneelspel. Dit was oorlogvoering.

De luchtmacht concentreerde zich op de confrontatie met de Luftwaffe, de landmacht plande een zorgvuldige aanval op de haven en de marine ondersteunde de aanvalsmacht gedurende de landing en de terugtrekking, maar verleende geen ondersteuning gedurende de operatie aan land. De landingstroepen wilden precies tegelijktijdig op verschillende plekken van boord gaan en de aanval inzetten, de tanks moesten op tijd volgen. Ondertussen moesten twee Duitse kustbatterijen uitgeschakeld worden terwijl toegangswegen vanuit het oosten en westen naar de stad moesten worden zeker gesteld.

Gewonde troepen keren terug in Engeland na de aanval op Dieppe. Bron Library and Archives Canada PA-183773

Het liep anders. Operation Jubilee, zoals de geallieerde slag bij Dieppe heette, werd een groot drama. Er was geen eenhoofdige leiding, de bevelhebbers hadden geen ervaring met het uitvoeren van een amfibische operatie en zij hadden verschillende motieven. De sterkte van de Duitse verdediging werd onderschat. En misschien wel de grootste misser: de locatie Dieppe was niet gelukkig gekozen vanwege de goed verdedigbare en lastig te overwinnen hoge kustwal.

Niet alles liep mis, maar veel wel. Het strakke strijdplan had weinig ruimte voor tegenvallers. En tegenvallers waren er. Commandotroepen stuitten bij toeval op een Duitse patrouille, waardoor de Duitse verdedigingslinies sneller dan verwacht alert werden op vijandelijke activiteiten. Landingstroepen arriveerden te laat, de communicatie verliep problematisch en er was sprake van pijnlijke misverstanden.

Dat neemt niet weg dat de dapperheid en het doorzettingsvermogen van Canadese militairen en de Britse commando’s niet genoeg kan worden benadrukt. De les van Operation Jubilee was dat een toekomstige amfibische operatie in elk geval niet op deze manier moest worden uitgevoerd. Dieppe was een vermijdbare ramp.

De aanvallen op Green Beach en Blue Beach (zie bovenstaande kaart) zouden bij het eerste ochtendgloren plaatshebben, net voor vijf uur. Zij moesten ondersteunend zijn aan de hoofdlanding bij Dieppe zelf, die een half uur later was gepland.

Dieppe, 05:07 uur

De aanval bij Puys werd een compleet fiasco. Het Royal Regiment of Canada arriveerde ruim een kwartier te laat (om 05:07 uur in plaats van 04:50 uur) waardoor ze niet meer onder dekking van het donker konden landen op het strand. De vijand was ondertussen al gealarmeerd. Omdat er geen luchtsteun was bij Puys en evenmin vanaf schepen op de vijandelijke stellingen werd gevuurd, hadden de Duitsers een onbelaagde positie. Niet meer dan 21 leden van het regiment kwamen tegen de wal omhoog. Met hen liep het niet goed af. Ze werden gedood of gevangen genomen. Van het regiment keerden niet meer dan 65 van de 554 soldaten terug naar het Verenigd Koninkrijk; 200 waren gedood, de rest gevangen genomen.

De aanval bij Pourville (Green Beach) liep in eerste instantie beter en de South Saskatchewans wisten op tijd te landen en een bruggenhoofd te slaan. Bij het doorstoten naar hun einddoel liepen zij zich vast echter vast in de zeer geconcentreerde vuur van Duitse machinegeweren, mortieren en artillerie. De Camerons zouden 30 minuten na hen landen om hen te versterken. Zij kwamen echter 30 minuten later en werden verkeerd afgezet aan weerszijden van de rivier Scie. Zij wisten daardoor niet de versterking te leveren die gepland was. Om 09:00 uur werd het bevel gegeven om een anderhalf uur later (10:30 uur) de operatie te staken en zich terug te trekken in de landingsschepen. Dit gebeurde onder hevig vijandelijk vuur en door de dapperheid van de scheepsbemanningen werd uiteindelijk het merendeel van de regimenten teruggetrokken, maar wel met 138 doden, 269 gewonden en achterlating van 256 krijgsgevangenen. 

De hoofdaanval werd uitgevoerd bij Diepe op Red Beach en White Beach.  De Fusiliers Mont-Royal (FMR) waren bedoeld als een reserve-eenheid die achter de hand gehouden zou worden gehouden, als het Essex Scottish Regiment en het Royal Hamilton Light Infantry regiment (vaak kortweg aangeduid als Rileys) ondersteuning nodig hadden. Hun doel was de aanval via de haven van Dieppe uit te voeren. De belangrijkste taak van de Fusiliers Mont Royal zou zijn de terugtocht van de infanteristen en de engineers te dekken.

Twaalf man van de Essex Scots slaagden er – ondanks de zware tegenstand – in door te breken tot in de stad. Zij meldden via de radio dat ze in de huizen waren. General Hamilton Roberts besloot op dat moment de Fusiliers Mont-Royal in te zetten om te helpen door te dringen in de stad. Daarmee veranderde de oorspronkelijke opdracht van de FMR van een landing in de haven naar een landing op het strand achter de ‘Rileys‘. Het regiment kwam terecht in een helse vuurkracht van Duitse kant. De helft van het bataljon werd al op het strand uitgeschakeld. De andere helft voegde zich bij de Essex Scots en de ‘Rileys’.

De landing verliep eigenlijk nog redelijk volgens plan. Infanterietroepen, ondersteund vanuit de lucht en vanaf zee konden het strand met hun landingsvoertuigen bereiken. Daarna moesten de tanks van het 14th Canadian Tank Regiment ondersteuning geven. Door een navigatiefout arriveerden de tanks echter te laat. Terwijl de luchtondersteuning volgens plan was weggevallen evenals het geschut van zee, bleef de tankondersteuning voor de infanteristen uit.

Het 14th Canadian Tank Regiment kwam weliswaar later op het strand bij Dieppe aan dan het draaiboek had aangegeven, maar het lukte 27 van de 30 tanks aan land te komen. In weerwil van de later ontstane mythe dat geen van de tanks van het strand af kwam, slaagden er 15 in de zeewering te bereiken tot op de boulevard. Maar geen van de tanks wist verder in de stad door te dringen – ze stuitten op tankblokkades.

Ondertussen waren de Duitse troepen in hoogste staat van paraatheid. Ze hadden al hun geschut in stelling gebracht. Pogingen van de infanteristen en engineers om de versperringen op het strand te verwijderen en door te breken naar de stad bleven vruchteloos. De vijandelijke verdediging vanuit de bunkers uitte zich in een dodelijke regen van kogels. Zonder de vuurkracht van de tanks waren de Canadese troepen machteloos. De vijand was op alle fronten in het voordeel. Terugtocht was de enige optie – en voor velen was dat zelfs geen mogelijkheid.

Dieppe, 09:30 uur

Om half tien in de ochtend werd duidelijk dat de operatie niet ging slagen. De terugtocht werd geblazen. Dat verliep niet overal even gesmeerd. Veel van de landingsvaartuigen van de Fusiliers Mont Royal waren gezonken. De meesten van de Rileys wisten heelhuids terug te komen tot het strand. Van het 14th Tank Regiment keerde maar één bemanningslid terug. Van de Essex Scots keerden ook maar enkelen terug.

Toen een dag later de balans werd opgemaakt, bleek hoe zwart de dag was geweest. Van de 179 landingsvaartuigen waren er 33 verloren gegaan; een van de acht torpedojagers was tot zinken gebracht; 106 van de 650 ingezette geallieerde vliegtuigen gingen verloren. Van de 4963 landingstroepen die in Engeland waren ingescheept werden 3374 gedood, gewond of gevangen genomen. Van hen werden 1838 geregistreerd als krijgsgevangene.

De hardst getroffen regimenten waren de Royal Hamilton Light Infantry (50% van de troepen verloren), Fusiliers Mont Royal (80%), Essex Scottish Regiment (90%) en de Royal Canadian Engineers (90%). Van het 14th Canadian Tank Regiment kwam bijna niemand terug.

Ronald Bruce was gewond achter gebleven op het slagveld in Dieppe

Private Ronald Bruce (Royal Hamilton Light Infantry) was een van de duizenden jongens die krijgsgevangen was gemaakt. Aanvankelijk werd hij als vermist opgegeven.

Ronald Bruce (geboren op 28 juni 1921) groeide op in Galt (Ontario) in een gezin met negen kinderen. Hij had vier broers en vier zussen. Toen hij zijn 19e verjaardag vierde, tekende hij voor het leger.

Bruce was gewond achter gebleven op het strand of op de boulevard in de Noord-Franse havenstad. Hij werd afgevoerd naar het krijgsgevangenkamp Stalag IX-C in Bad Sulza, tussen Erfurt en Leipzig in Duitsland, ruim 900 kilometer verwijderd van Dieppe. De reis met de gewondentrein van Dieppe naar het krijgsgevangenkamp nam een week in beslag.

Het krijgsgevangenkamp (in het Duits Mannschaftsstammlager für Kriegsgefange, meestal afgekort tot Stalag) in Bad Sulza was op dat moment al overbevolkt en met de komst bijna 2000 krijgsgevangenen uit Dieppe werd dat alleen maar erger. Het kamp omvatte een complex van verschillende Arbeitskommando’s waar gezonde krijgsgevangen werden tewerk gesteld. Dat kon gaan om werk zoals in de land- en tuinbouw of in zout- en kalimijnen.

Eenmaal in Bad Sulza aangekomen begon de schotwond aan Ronald Bruce’ rechterbovenbeen te ontsteken. Op 27 augustus werd hij naar het ziekenhuis (Reserve Lazarett für Kriegsgefangene Obermaßfeld) gebracht, waar hij werd behandeld door een geallieerde arts, major Hadley. Ondanks een operatie door een Britse chirurg op 27 augustus 1942 kwam er geen verbetering in zijn toestand. Hij overleed de volgende dag om 1 uur ’s middags zonder dat hij na de operatie nog bij bewustzijn was geweest.

Hij kreeg een begrafenis met militair eerbetoon (“mit vollen militärischen Ehren“) in Meiningen, met drie saluutschoten van een Duitse erewacht en de Last Post geblazen door een Britse trompettist, zo kreeg de familie via het Zwitserse Rode Kruis te horen.

Later werden zijn stoffelijke resten overgebracht naar de Britse begraafplaats aan de Heerstrasse in Berlijn. En na de oorlog (op 4 juni 1948) werd hij opnieuw verplaatst – nu naar zijn laatste rustplaats: de Canadese militaire begraafplaats in Holten, plot 4, rij D, graf 1.

Het was de inzet van de Canadese landmacht om de omgekomen soldaten niet op vijandelijk grondgebied te begraven.Daarom werden na de oorlog de stoffelijke resten van Canadese soldaten vanuit verschillende (Britse) militaire begraafplaatsen in Duitsland opgegraven en herbegraven op de Canadese begraafplaats in Holten. Volgens gegevens van deCommon Wealth Graves Commissionliggen nu nog 4 Canadese landmachtsoldaten begraven in Duitsland.De vier zijn begraven in twee collectieve graven, waarin de stoffelijke overschotten van verschillende militairen gezamenlijk zijn begraven.Drie van hen (Allen G. Hunter, Chester Allen Joyes en James Sinclair) zijn in krijgsgevangenschap omgekomen en waren in Dieppe gevangen genomen. Zij zijn begraven op de Britse militaire begraafplaats in Berlijn (plot 11, rij K, graven 6-8). De vierde (Pte Marcel Gagne) kwam in januari 1945 om bij een patrouille in de buurt van Groesbeek. Hij werd samen met een onbekende soldaat begraven op de Reichtswald Forest British Military Cemetery in Kleef (Duitsland). In Duitsland liggen op verschillende begraafplaatsen 1 Canadese marineman en 3098 leden van de Royal Canadian Airforcebegraven.

Voor Ronalds moeder was het verlies van haar zoon onverteerbaar. Te meer omdat de militaire autoriteiten niet hadden gezien dat Ronald zijn moeder als enig erfgenaam had aangewezen. En ondertussen was zijn nalatenschap verdeeld over zijn ouders en zijn broers en zussen. Moeder Lillian Bruce moest maar zien dat ze haar rechtmatig deel alsnog zou krijgen. Ze was geen geoefend schrijfster, ze schreef niet foutloos, maar ze wist wel duidelijk te maken wat haar dwars zat.

Brief van Lillian Bruce

“It seems to me that there is always something wrong when it concerns my son just the same time they could not find his will they shared his moneyamong his sisters and brothers and what did I get only $13 and a few cents and when they finely fund [sic… finally found] the will they told me to get the money from my family but I never got a copper back and I think that  you men should to straighten things out. I gave my son and what have I got in return?
Nothing. Now I heave [sic… have] to write to you for his medals after he has been dead 6 years and 7 months. Boys that were killed long after my son was they have received their sons’s medals long age. You were not long letting me know that he was killed at Dieppe, something that hurt me more than anything in the world. I lost a wonderful son and a good boy but what do you men care? Nothing after you have all a mother holds dear so please return his medals as that is all I have and a memory of one I loved very much.
His name re Ronald Bruce RHLI Hamilton Ont
John Alfred Carltons linkerbeen moest worden geamputeerd

John Alfred Carlton was ook in Dieppe gewond geraakt. Carlton was op 30 januari 1921 geboren als de derde van vier zoons van Joseph en Sarah Carlton uit Grimsby in Ontario, Canada. Zijn vader had zijn moeder verlaten. Zij woonde nog met haar jongste zoon Norman op de boerderij. Twee andere zoons, James en Joseph, waren ook in het Canadese leger.

Net als Bruce maakte Carlton deel uit van de Royal Hamilton Light Infantry. Hij was in Dieppe getroffen aan zijn linkerbeen. Aanvankelijk werd hij nog als vermist geregistreerd, maar na enige tijd werd duidelijk dat hij krijgsgevangen was gemaakt.

Zijn moeder kreeg nog drie brieven van hem nadat hij in Duits gevangenschap was, waarin hij meldde dat zijn been moest worden geamputeerd. Bovendien werd Carlton nog getroffen door een longontsteking die hem uiteindelijk noodlottig werd. Hij overleed op 23 november 1942, 21 jaar oud.

De Britse medisch officier major G.M. Hadley rapporteerde over Carltons laatste uren en zijn begrafenis op de begraafplaats in Meiningen.

Rapport van major G.M. Hadley

“You will understand, I know, even from this short account that Carltons’s illness was a long and trying one. His family would perhaps be glad to know that throughout it his courage never at any time failed even when he must have realised that his condition was critical. Pain was always controlled and the last hours were peaceful. I feel it would not be out of place to mention the Wardmaster who throughout Carlton’s illness attended to him personally with great skill and untiring devotion. This was Sergt R. Burburough RAMC.
Private Carlton was buried at Meiningen Cemetery, full military honours being accorded by a detachment of German infantry. The gravesite service as conducted by the Rev. D.G. Smith (CF) and wreaths were laid on behalf of the Hospital Staff, the patients and the German Wehrmacht. The coffin was covered with the Union Jack. A guard of honour composed of 6 officers an 21 other ranks was present.”

Carltons stoffelijk overschot werd later overgebracht naar de Britse begraafplaats in Berlijn. In juni 1948 werd hij herbegraven op de Canadese militaire begraafplaats in Holten: plot IV, rij D, graf 3.

Carltons broer Joseph sneuvelde op 5 augustus 1944 bij Tilly La Campagne (Frankrijk). Hij werd begraven op de Canadese begraafplaats Bretteville sur la Laize: plot III, rij A, graf 8. Hun moeder overleed een jaar na het einde van de oorlog.

Het Rolex polshorloge van Roy Clausen was verdwenen

Corporal Roy Clausen van de Royal Hamilton Light Infantry was ook een van de gewonde krijgsgevangen genomen Canadese soldaten. Hij was als beroepsmilitair al langer in dienst, sinds 1932. De in 1914 geboren Clausen behoorde tot de veteranen.

Hij viel op vanwege bijzondere spullen die hij altijd bij zich droeg: een Rolex polshorloge, een gouden onyx ring met initialen, een Ronson aansteker en een leren tabakszak + pijp. Toen zijn vrouw Margaret Clausen te horen kreeg dat haar man was overleden in het krijgsgevangenkamp, deed ze navraag naar die spullen. Lt col J.J. Hurley bevestigde dat. Hij zag Clausen zelden zonder deze artikelen. Hij ging ervan uit dat Clausen die spullen bij zich had toen hij Operation Jubilee inging. De spullen stonden echter niet op de inventarislijst van nagelaten eigendommen die de Canadese autoriteiten opmaakten. De inventarislijst bestond waarschijnlijk uit spullen die Clausen had achtergelaten in het Verenigd Koninkrijk.

Margaret kreeg wel te horen dat haar man op 19 augustus gewond was geraakt tijdens de gevechten bij Dieppe. En de verwondingen waren van dien aard dat hij terecht kwam in het krijgsgevangenen-ziekenhuis in Frankenberg/Eder (Kriegsgefanangen Lazaret Haine, Kreis Frankenberg/Eder). Daar overleed hij op 26 augustus 1942, een week na de mislukte operatie bij Dieppe.

Clausen was zwaar gewond geraakt waardoor hij deels verlamd was geraakt. Zijn situatie was eigenlijk hopeloos, rapporteerde de Britse dokter major D.L. Charters.

Major D.L. Charters

“Received every possible treatment, but was too severely wounded to offer a reasonable prospect of survival. Everything possible was done to minimize suffering.”

Op 27 augustus om 2 uur ’s nachts overleed hij. Op 29 augustus werd hij met militaire eer begraven op de Gemeindefriedhof zu Haina. Vandaar werd hij na de oorlog overgebracht naar de Britse militaire begraafplaats in Limmer/Hannover. De stoffelijke resten werden in 1948 uit Hannover opgehaald en herbegraven op de Canadese begraafplaats in Holten: plot IV, rij F, graf 4. Zijn vrouw en zijn zoontje Carl Roy Clausen bleven achter.

Desautels was niet het schoolvoorbeeld van een gezagsgetrouwe soldaat

Paul Emile Desautels was een oudere rekruut. Geboren op 29 oktober 1914 in het Franstalige Montreal, besloot hij op 26-jarige leeftijd te tekenen voor het leger. Hij werd ingedeeld bij de Fusiliers Mont Royal.

In juni 1940 vertrok Desautels vanuit Halifax naar Europa. Het troepenschip zette hem af in Reykjavik (IJsland). IJsland was onder Brits beheer sinds de Britten het op 10 mei 1940 hadden bezet. De Canadezen vormden een tijdelijke bezettingsmacht namens de Britten tot de Canadese troepen nodig waren om Groot-Brittannië te verdedigen. In oktober werd Desautels ingescheept naar Engeland.

Desautels was niet het schoolvoorbeeld van een gezagsgetrouwe soldaat. Hij trok de bevelen van zijn meerderen verscheidene keren in twijfel, wat hem steevast op een straf kwam te staan. Soms weigerde hij gewoon de orders op te volgen. Ondermijning van het gezag, afwezig zonder verlof, ongeschoren op de parade verschijnen, schelden tegen zijn meerderen – het waren vergrijpen die Desautels elke keer weer op een straf kwamen te staan.

Ondertussen trainde hij om ingezet te worden voor de eerste serieuze poging een landing vanuit zee uit te voeren vanaf Britse grond naar het Europese vasteland. Vol goede moed vertrok hij met zijn maten in de nacht van 17 op 18 augustus richting Frankrijk.

Desautels eenheid, de Fusiliers Mont-Royal, was bedoeld als een eenheid die achter de hand gehouden werd. General Hamilton Roberts besloot de eenheid in te zetten om de Essex Scots te ondersteunen en door te dringen in de stad. Het regiment kwam terecht in een helse vuurkracht van Duitse kant.

Aanvankelijk werd Paul Desautels als vermist opgegeven, maar in november 1942 werd duidelijk dat hij krijgsgevangen was gemaakt. Desautels behoorde tot de grote groep van krijgsgevangenen die nog wel in staat was op eigen benen te staan. Hij werd door de Duitsers afgevoerd naar het krijgsgevangenkamp.

De krijgsgevangen werden afgevoerd naar het krijgsgevangenkamp Stalag IX-C. In het kamp zaten ook al krijgsgevangen die in Duinkerken waren achter gebleven en mannen die in Griekenland of Kreta gevangen waren genomen. Het kamp had diverse Arbeitskommando’s, subkampen waar krijgsgevangen te werk werden gesteld.

Bij het kamp was een als ziekenhuis ingericht voormalig jeugdherberg. De medische staf bestond uit geallieerde dokters die ook in krijgsgevangenschap waren beland.

Paul Desautels werd door de Duitsers aan het werk gezet bij een kalkoven in een werkkamp bij Bad Bibra. Dat hij ongeschonden uit de strijd bij Dieppe was gekomen, was geen garantie voor een fleurige toekomst. Het werk als krijgsgevangene was niet zonder gevaar, zo bleek.

Het was Desautels’ taak om kalksteen in een oven te storten vanuit de kiepwagen. Hij stond daar alleen. Op 31 mei 1943 merkte een Duitse arbeider dat Desautels niet meer aan het werk was. Hij trof de Canadees bewusteloos aan bij de kiepwagen. Een dokter probeerde hem met kamfer-injecties tot leven te brengen, maar die poging was zonder succes. Paul Desautels overleed ’s avonds om half tien.

De veronderstelling was dat de soldaat de kalkoven had geopend en door koolmonoxidevergiftiging buiten bewustzijn was geraakt. De Duitse autoriteiten maakten een overlijdensverklaring op van het ongeluk en gaven dat door aan het Zwitserse Rode Kruis. Desautels moeder en zijn tien broers en zussen kregen een maand later, op 25 juni 1943 bericht van de ongelukkige dood van Paul Emile Desautels. Ze kregen ook de foto’s die gemaakt waren van de begrafenis. De begrafenis had op 4 juni “auf dem Friedhof in Bad Bibra (Kreis Eckartsberga) mit militärishen Ehren stattgefunden. Die Grabstätte liegt in der fünften Reihe der Parzelle & des Friedhofs und trägt die Nummer 1.”

Later werd Desautels herbegraven op de Britse militaire begraafplaats in Berlijn. Pas na de oorlog kreeg hij zijn definitieve rustplaats op de Canadese militaire begraafplaatsen Holten: plot 4, rij D, graf 2.

Dwight Welch was een kantoortype, niet gemaakt voor de tank

In een van de tanks van het 14th Canadian Tank Regiment zat Dwight Welch. De 23-jarige kantoorbediende, die vaardig was met de typemachine, die stenografie kende en mogelijk hoopte op een journalistieke carrière, was helemaal niet het type om in een tank te zitten. Bij zijn regiment had hij dan ook een administratieve functie op het bataljonskantoor, zo weet zijn familie.

Welch had twee broers en een nog levende zus. Twee ouder zussen waren overleden. Hij had vaste verkering met verpleegster Dorothy, die hij ook opnam in zijn testament. Zij zou alle brieven krijgen die hij in bezit had.

Toen de voorbereidingen voor de aanval op Dieppe begonnen stond Welch erop dat hij met zijn maten mee zou gaan. Zo niet, dan zou hij overplaatsing aanvragen naar een ander regiment, meldt zijn neef Doug Welch, die dat verhaal uit de familieoverlevering heeft opgetekend.

Eenmaal geland op het strand bij Dieppe fungeerde Welch als runner, een koerier, die rennend berichten overbracht van een naar de commandant van zijn bataljon. Bij de gevechten raakte hij gewond aan zijn linkerdij en zijn linkerknie. Hij bleef in Dieppe achter, net als praktisch zijn gehele regiment. Hij stond te boek als vermist.

Net als veel van zijn gewonde kameraden kwam hij uiteindelijk in de ziekenboeg terecht in het Reserve Lazarett für Kriegsgefangene Obermaßfeld in Thüringen. Daar bezweek hij uiteindelijk aan bloedvergiftiging als gevolg van de verwondingen. Hij overleed op 31 augustus. Zijn stoffelijk overschot werd eerst in Meiningen begraven, later herbegraven in Berlijn. Uiteindelijk kreeg hij zijn laatste rustplaats op het ereveld in Holten. Plot IV, rij D, graf 10.

Als het ongeluk van Charles Thomas Elliot slechter was afgelopen, was hij niet geschikt geweest voor Operation Jubilee

Captain Charles Thomas Elliot van het Essex Scottish Regiment had op 19 juli 1942 geluk dat de aanrijding tussen de truck waarin hij zat en de Churchill tank niet slechter afliep. Hij had een gekneusde rib en een stijve schouder. Maar volgens de dochter zou hij daarvan geen blijvende hinder ondervinden.

Was het ongeluk maar slechter afgelopen. Als hij een arm of een rib had gebroken, was hij ongetwijfeld niet geschikt bevonden om een maand later met het Essex Scottish Regiment ingezet te worden in Operation Jubilee.

Elliot was musicus van beroep. Hij was getrouwd met Kathleen Magladery Elliot en woonden in de plaats waar hij op 13 april 1913 was geboren: Parkhill, Ontario, Canada.

Eind 1940 voer hij uit vanuit Halifax naar het Verenigd Koninkrijk, waar hij op 25 december van dat jaar aankwam. Hij had voor 1935 al in het leger gediend en als lieutenant had hij de dienst verlaten. Hij kreeg dezelfde rang, toen hij in 1940 weer terug kwam en in maart 1942 werd hij bevorderd tot acting captain.

Op 18 augustus 1942 voer hij met zijn troepen richting Dieppe. In vier regels in zijn dossier staat beschreven wat er met hem gebeurde: “Embarked in UK for France” staat er bij 18 augustus. Hij keerde niet terug. “Failed to return from France”, vermeldt zijn dossier. Een regel lager staat “missing” met daarachter de datum van 20 augustus 1942 en weer een regel lager is het lot bezegeld: “died of wounds”. De datum van zijn dood werd aanvankelijk op 28 augustus gezet, maar dat werd doorgehaald en gecorrigeerd in 2 september 1942.

Hij overleed in krijgsgevangenschap aan buikvliesontsteking als gevolg van een schotwond. Hij werd tijdelijk begraven in het Duitse Dieburg, waar na de oorlog vooral Sovjet-Russische krijgsgevangenen lagen. Volgens gegevens van de begraafplaats in het Duitse Dieburg was Elliot overleden in het Res. Lazarett Abteilung A Convikt Bbg en was hij gevangen in Stalag IXB. Elliot werd in 1947 overgebracht naar de militaire begraafplaats in Dürnbach en vandaar werd hij in 1948 overgebracht naar de Canadese Begraafplaats in Holten. Hij ligt in Plot IV, rij D, graf 14.

Youell werd met twee gewonde knieën krijgsgevangen gemaakt

Stephen James Youell uit Humber Bay, (Ontario, Canada) was schoenmaker van beroep. Hij had in de jaren dertig al vijfenhalf jaar dienst gedaan bij de Royal Regiment of Canada, toen hij zich op 11 september 1939 opnieuw meldde voor de dienst. Hij was toen getrouwd met Georgie May Youell-Brown

Youell werd opnieuw ingedeeld bij het Royal Regiment of Canada. De taak van zijn regiment was om een flankaanval aan de oostkant van de stad uit te voeren bij Puys, met de codenaam Blue Beach. Aan de westkant van de stad hadden het South Saskatchewan Regiment en de Queen’s Own Cameron Highlanders een soortgelijke taak bij Pourville (Green Beach).

De actie van het Royal Regiment werd een mislukking, ook omdat ze te laat arriveerden waardoor ze niet meer onder dekking van de duisternis de Duitsers konden verrassen.

Youell raakte gewond aan beide knieën. Hij ging met de gewondentrein richting Duitsland. Hij kwam terecht in het ziekenhuis voor krijgsgevangenen in Obermaßfeld Grimmenthal. Het ziekenhuis was een voormalige landbouwschool in het dorp Obermaßfeld/Grimmenthal.

Ondertussen kreeg zijn vrouw Georgie May bericht van de vermissing van haar man. Op 20 september kreeg ze een telegram met het droeve bericht dat haar mans was overleden als gevolg van de verwondingen die hij in Dieppe had opgelopen. Sterfdatum: 5 september 1942. Groot was dan ook de verbazing dat Georgie Youell op 20 oktober 1942 post kreeg van haar man uit het krijgsgevangenkamp Stalag IX C, Arbeits Commando 1249. De kaart was gedateerd 3 september – het poststempel van 5 september, de dag waarop haar man was overleden. Het Canadese Rode Kruis ging nog op onderzoek uit, maar het droeve nieuws werd er niet anders van. James Youell was overleden.

Hij werd tijdelijk begraven in Meiningen vanwaar hij na de oorlog werd overgebracht naar de Britse militaire begraafplaats Berlijn. In 1948 werd zijn stoffelijk overschot herbegraven op de Canadese Begraafplaats in Holten: Plot IV, rij D, graf 11.

Francis Gatacre kreeg zijn zoontje nooit meer te zien

De 30-jarige Francis Constant Gatacre was in een ander ziekenhuis opgenomen: het Reserve Lazaret van het krijgsgevangenenkamp Stadtroda. Hij had een buikwond die hem uiteindelijk noodlottig werd. Hij overleed aan buikvliesontsteking op 17 september 1942. Hij werd met militaire eer begraven. Foto’s van de plechtigheid werden aan zijn vrouw gestuurd.

Gatacre was in januari 1941 getrouwd met Dorothy Jennie, vlak voordat hij met zijn eenheid (Essex Scottish Regiment) richting Europa vertrok. Zijn zoon James Francis werd op 25 oktober 1941 geboren.

Medegevangene Major Leslie Wallace Lauste schreef een brief aan Dorothy, waarin hij vertelde onder welke omstandigheden haar man was overleden. De brief werd onderschept door de Canadese censuur die er een verslag van maakte voor het dossier. Leslie meldde dat Gatacre aan zijn dij gewond was geraakt in Dieppe. Gatacre was met een gewondentrein naar het krijgsgevangenziekenhuis gebracht. Een lange reis die meer dan een week duurde. In het ziekenhuis werd hij door Britse dokters behandeld, maar zij konden Gatacre niet redden. Als gevolg van bloedvergiftiging overleed Gatacre, aldus Lauste. De lezing van Lauste week af van de officiële Duitse melding over de dood van Gatacre.

De teraardebestelling van Francis Gatacre op 17 september 1942. Bron: Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; Service Files of the Second World War – War Dead, 1939-1947; Series: RG 24; Volumes: 25936

Gatacre werd door chaplain D.G Smith begraven in St. Jacobsfriedhof in Stadtroda volgens de rites van de Church of England in het bijzijn van Britse en Canadese officieren en soldaten. Een Duits vuurpeloton loste een eresaluut met drie salvo’s. Hij werd later herbegraven op de Britse begraafplaats in Berlijn voordat hij zijn laatste en definitieve rustplaats keer op het Canadese ereveld in Holten: plot IV, rij D, graf 5.

Ronald Haines trouwde in Engeland met Beatrice

Ronald Thomas Haines raakte aan zijn hoofd gewond toen hij met zijn regiment, Essex Scottish Regiment, oprukte vanuit de landingsvoertuigen over het strand voor de haven van Dieppe. Ronald was op oudjaarsdag 1919 geboren. Zijn moeder was een paar jaar na zijn geboorte overleden en hij woonde samen met zijn broer en zijn zus bij zijn vader in Windsor (Ontario, Canada).

Toen hij Canada verliet maakte hij een testament op waarin hij zijn vader en een vriendin, (Miss Julienn Gravel) aanwees als erfgenamen. Nadat hij eenmaal de oversteek naar Engeland had gemaakt, kreeg hij kennis aan een vrouw, die in de legerplaats Aldershot woonde: Beatrice Minnie Pither. Hij trouwde met haar op 17 december 1941.

Wat er precies met hem in Dieppe gebeurde is lastig te reconstrueren aan de hand van zijn persoonlijke dossier. Net als dat van andere in Dieppe gewond geraakte krijgsgevangenen vermeldt de service file niet veel meer dan: aan boord gegaan voor vertrek naar Frankrijk, als vermist gerapporteerd, krijgsgevangen gemaakt (met nummer 42948), overleden aan wonden gedurende krijgsgevangenschap.

Net als veel andere gewonde krijgsgevangenen kwam hij op 27 augustus aan in het ziekenhuis van het krijgsgevangenenkamp. Na zijn dood is een rapport opgemaakt waaruit blijkt dat hij nog een operatie heeft ondergaan. Aanvankelijk leek het beter te gaan, maar er ontstond een abces aan de hersenen in combinatie met hersenvliesontsteking. Op 19 september 1942 overleed Ronald Haines, om tien over half vier in de middag.

Rapport over de dood van Haines

“Er litt an einer Gewehrschussverletzung des Kopfes. Eine Operation wurde ausgeführt und einige Metallstücken wurden aus dem Gehirn entfernt. Zuerst war gute Besserung festzustellen, aber dann entwickelte sich ein Gehirnabszeß mit Meningitis; Pat. war einige Tage vor seinem Tode bewusstlos. Das Begräbnis fand mit allen militärischen Ehren auf dem Friedhof in Meiningen statt. Ein deutsches Ehrengeleit wurde gestellt, ein Kranz der deutschen Wehrmacht wurde niedergelegt.”

Net als andere krijgsgevangen werd Haines vanuit Meiningen overgebracht naar de Britse militaire begraafplaats in Berlijn. Daarna werd hij andermaal overgeplaatst, nu naar het ereveld in Holten. Plot IV, rij D, graf 4.

Weduwe Beatrice kreeg de gehele nalatenschap van $529,02; het laatste soldij over de maand september 1942 ($266) kwam haar ook toe en ook een maandelijks weduwenpensioen van $35,00. Vriendin Julienn en Haines’ vader deelden niet mee. De treurende weduwe vond later een andere liefde, met wie ze nog tijdens de oorlog trouwde. Ze ging verder door het leven als mevrouw Cuddington.

William Neelands’ vrouw las in de krant dat haar man was ‘weggevaagd’
William Neelands

Net als Stepen James Youell maakte Lance-Sergeant William Neelands deel uit van het Royal Regiment of Canada dat een flankaanval ten oosten van Dieppe op Puys moest uitvoeren. Neelands was monteur en chauffeur voordat hij zich op 19 september 1939 meldde voor de actieve dienst. Toen was hij nog vrijgezel, maar korte tijd later zou hij in het huwelijk treden met Marjorie.

Neelands was op 11 mei 1908 in Vancouver (BC, Canada) geboren, maar hij woonde inmiddels net als zijn vader in Toronto (Ontario, Canada). Neelands was enig kind. Zijn moeder was al overleden, toen hij in dienst ging.

Hij werd al snel naar Reykjavik (IJsland) verscheept, waar de geallieerden een eigen trainingsfaciliteit hadden. Hij bleef tot half oktober 1940 op IJsland, waarna hij en zijn collega’s werden overgebracht naar het Verenigd Koninkrijk.

Hij was er slecht aan toe na de aanval op Dieppe. Hij ging met de trein op transport naar het krijgsgevangenkamp.

Hoe dapper Neelands had gevochten tekende de in Londen gestationeerde verslaggever W.T. Cranfield voor de Toronto Telegram op.

W.T. Cranfield in de Toronto Telegram

Sgt W.F. Neelands is reported to have shown gallantry in getting his mortar set up in the face of withering fire. He had got off three or four bombs only when he and his crew were wiped out.

Marjory Neelands was onaangenaam verrast toen ze over haar man in de krant las. De krant schreef dat Neelands zich naar verluidt dapper had getoond toen hij zijn mortiergeschut opzette in een vernietigend vijandelijk vuur. Hij had drie of vier mortieren afgevuurd toen hij en zijn manschappen werden weggevaagd.

Zij verwees naar het stukje in de krant in een brief aan parlementslid P. B. Hanson van het House of Commons in Ottawa. Ze begon met een bedankje voor het medeleven dat ze had ontvangen bij het verlies van haar man. “Ik ben het natuurlijk met u eens dat woorden nu te kort schieten, en dat komt des te meer tot uiting nu de verschillende schilderingen van moed en dapperheid bij het treffen [in Dieppe] publiek gemaakt worden. De reden dat ik u nu om een gunst vraag komt voort uit een krantenartikel dat ik heb bijgevoegd, gedateerd op 3 september in Londen door verslaggever W.T. Cranfield. Het zou betreurenswaardig zijn als de actie van mijn man en zijn manschappen, plus het feit dat ze hun leven gaven, onopgemerkt zou moeten blijven.”

Maar dat hoefde van Marjory niet meteen in de krant, en zeker niet als de familie nog geen kennis had van de omstandigheden waaronder hun geliefde kennelijk getroffen was. “Toen dit stuk in de krant verscheen, en dat was het meest ontstellende en alarmerende, dat de enige informatie die ik had was dat mijn man vermist werd. Natuurlijk kan men hieruit opmaken dat mijn man was gesneuveld, terwijl ons was verzekerd dat niets in de pers zou verschijnen voordat de familie was geïnformeerd.”

Neelands was gewond afgevoerd en in de gevangentrein overleden. Volgens de Duitse kampleiding om precies te zijn “am 26 August um 17 uhr 30 Minuten im Lazarettzug nach Gemünden“.

Dokter D.L. Charters, die ook Pte Clausen had behandeld, kreeg ook Sgt Neelands te zien. Maar Neelands was al overleden voordat hij in het ziekenhuis werd gebracht.

Major D.L. Charters:

“Very severe wound of the left groin, with fractured femur. Extensive woud in Epigastric region. No other details available. Died 26th Aug. at about 1800hrs in a German Ambulance train, about one hour before his body was brought here. Buried 29th Aug. with British Military Honours.”

Neelands werd ter aarde besteld op de begraafplaats Waldfriedhof Haina/Kloster, net als zijn maat Clausen, die in het krijgsgevangenziekenhuis was overleden. Neelands werd later vanuit Haina overgebracht naar de Britse begraafplaats in Hannover (Dimmer).

In maart 1948 kreeg Marjory bericht dat het stoffelijk overschot van haar man was verplaatst naar Holten, waar hij rust in plot IV, rij F, graf 11.

Gerald Garth Sauve kneep er met enige regelmaat tussenuit

Toen de lokale krant melding maakte van de vermissing van Gerald Garth Sauve na de aanval op Dieppe werd zijn achternaam gespeld als Sovie. De 34-jarige echtgenoot van Ona Nevedna Sauve liet zijn achternaam anders schrijven dan zijn ouders. Die stonden te boek als Sovie.

De soldaat uit Leamington (Ontario, Canada) was geboren op 20 juni 1907 en meldde zich bij het leger op 12 september 1939. Dat was vlak nadat de Britten de oorlog hadden verklaard met Duitsland, na de inval in Polen. Voor Gerald en veel andere soldaten was dat het moment zich te melden voor het leger. Gerald Garth werd ingedeeld bij het Essex Scottish Regiment.

Sauve was toen al vader van een zesjarige zoon, James Garfield Sauve. Mevrouw C.A. Ryall had zich over hem ontfermd, zo valt op te maken uit de persoonlijke gegevens uit het dienstdossier van Gerald Garth.

Twee van Geralds vijf broers waren ook in het leger. Everette diende bij het Elgin Regiment en Clarence bij het 5th Field Engineers Rgt. Hij had drie zussen, van wie er een was overleden.

Sauve had er geen moeite mee om af en toe zijn militaire plicht te verzaken. Hij wilde er nog wel eens een paar dagen tussenuit knijpen. Hij ging er ook wel eens met een militair voertuig vandoor, zonder toestemming. De ongeoorloofde afwezigheid leverde hem een lange lijst met straffen op, varierend van verplicht binnen blijven tot enkele dagen achter de tralies. Dat laatste overkwam hem toen hij tijdens een periode waarin hij verplicht op de kazerne moest blijven hem toch weer enkele dagen smeerde.

Sauve was vrachtwagenchauffeur van beroep. Zijn vrouw Ona Nevedna Manery, met wie hij op 8 januari 1940 in het huwelijk trad, was taxichauffeur. Ze kwam er nog mee in de krant, omdat een vrouwelijke taxichauffeur als een bijzonderheid werd beschouwd.

Het Essex Scottish Regiment had ondanks grote verliezen de stad Dieppe bereikt. Of Gerald Sauve tot de kleine groep hoorde die zo ver wist door te dringen, zal nooit aan de vergetelheid ontrukt worden. Hij werd in elk geval getroffen en daarna krijgsgevangen gemaakt. Zijn regiment noteerde hem als vermist, later als krijgsgevangene en vervolgens als overleden in krijgsgevangenschap. Hij overleed in de ziekenboeg op 2 oktober 1942, als gevolg van zijn verwondingen opgelopen in Dieppe. Waarschijnlijk werd ook hij eerst in Meiningen begraven om later via Berlijn te worden overgebracht naar Holten. Toen een metalen kruis op zijn graf werd geplaatst ontving Ona Sauve daarvan een foto. Zij merkte op dat de verkeerde initialen op het kruis stonden. Haar mans voorletters waren niet G.A., maar G.G. De correctie werd aangepast toen Gerald zijn definitieve grafsteen kreeg.

Hij ligt in Holten in plot IV, rij D, graf 4.

Thomas Gage was een goede soldaat, ondanks een paar vlekjes op zijn blazoen

Een erg goede soldaat, ondanks een paar vlekjes op zijn strafblad. Zo beoordeelde Lt K.D Paris de soldaat Thomas Gage op 16 juli 1942. Een maand later zou Gage op de boot gaan voor een ongewis avontuur.

Thomas Gage

Thomas was drukker geweest bij Atlas Press in Toronto waar hij $38,80 per week verdiende. Hij was vader van drie kinderen. En hij was al 37 toen hij het leger inging. Hij behoorde qua leeftijd tot de veteranen. Twee van zijn drie zoons, gingen ook het leger in: de in 1923 geboren William en de in 1925 geboren Albert. De laatste zou later in de oorlog zijn vader volgen en ook het strijdtoneel in Europa opzoeken.

Omdat hij als smid was opgeleid en ook gewerkt had als smid kwam Thomas terecht bij de 2nd Canadian Field Company van de Royal Canadian Engineers.

Hij was een van de ongeveer honderd leden van zijn eenheid die waren verkozen om op het strand de versperringen en blokkades weg te nemen. De engineers moesten daarna ook vijandelijke installaties en materieel onklaar maken. Veel van die doelen bleken onhaalbaar. Van de ongeveer 350 Royal Canadian Engineers (RCE) kwam uiteindelijk maar 10% weer terug.

Een bewaard gebleven kaart die is gebruikt in Dieppe is gepubliceerd in het boek Atlas of World War II. De kaart laat de landingsplaats van de RCE zien, de plek waar ze zich zouden verzamelen (tobacco company) en dat de gasfabriek het doel was.

Thomas Gage werd krijgsgevangen gemaakt zonder dat hij ernstig gewond was geraakt. Hij werd als vermist geregistreerd. Later bleek hij krijgsgevangen te zijn gemaakt. Hij verbleef lange tijd in het kamp Stalag IC\C.

Vanaf halverwege 1944 kwamen steeds vaker geallieerde bommenwerpers overvliegen, ook boven krijgsgevangenenkampen in Zuid-Duitsland. En niet zelden vielen bommen op de kampen. Dat de bommenwerpers verschenen was een voorbode van de onvermijdelijke bevrijding voor de krijgsgevangenen, maar tegelijkertijd was het ook een extra gevaar. De Nieuw-Zeelander Wynne Mason heeft becijferd dat zeker duizend krijgsgevangenen door ‘friendly fire’ op die manier om het leven kwamen.

De Canadese corporal Robert Prouse die in Dieppe gevangen was genomen schreef in 1982 in zijn boek Ticket to Hell Via Dieppe dat vanaf november 1944 er zelden een moment was dat de geallieerde zware bommenwerpers niet werden gezien boven het krijgsgevangenenkamp. Hij telde alleen in december 1944 al 115 luchtalarmen in het Stalag IX\C. De Duitse kampleiding verplichtte gevangenen bij een luchtaanval dekking te zoeken in de van vlooien vergeven kelders. Ze vreesden dat krijgsgevangenen een luchtaanval zouden aanwenden om een uitbraak uit het kamp te organiseren. Corporal Robert Prous probeerde aan de verplichting te ontsnappen door zich ergens boven de grond te verschuilen. Hij vreesde de vlooien. Tegelijkertijd waren de luchtaanvallen soms aangename pauzes tijdens het harde kampleven, omdat het werk werd stilgelegd, soms enkele uren achtereen.

Lange tijd kwam kreeg Thomas’ vrouw geen bericht over het wel en wee van haar man. Tot in april 1945 toen zij een telegram kreeg. Thomas Gage was – vlak voor het eind van de oorlog – alsnog omgekomen. Hij was gesneuveld bij een geallieerd bombardement.

Gage werd tijdelijk begraven op de Britse militaire begraafplaats in Berlijn. Van daar werd zijn stoffelijk overschot overgebracht naar de Canadese begraafplaats in Holten. Hij ligt in plot IV, rij D, graf 6.

Op 1 September 1944 arriveerden het Essex Scottish Regiment samen met de Royal Hamilton Light Infantry en het Royal Regiment of Canada als eersten in Dieppe om de havenstad te bevrijden. Achter hen volgden de Canadese regimenten van de Camerons of Winnipeg, de South Saskatchewan Light Infantry, de Fusiliers Mont Royal, de Toronto Scottish en de Black Watch. Regimenten die betrokken waren bij de mislukte aanval op Dieppe in 1942 waren in 1944 de glorieuze overwinnaars.

Er liggen op andere begraafplaatsen in Nederland meer Canadese militairen die omkwamen bij Dieppe, of later aan hun verwondingen overleden. De meesten van hen spoelden aan op het strand aan de Noordzeekust.

Frederick Arthur Petherbridge († 19 augustus 1942, Royal Regiment of Canada) is begraven op de Noordelijke Begraafplaats in Vlissingen.

Richard Carswell († 19 augustus 1942, Queens Own Cameron Highlanders of Canada) is begraven op de Algemene Begraafplaats op Ameland.

Rene Tetrault († 19 augustus 1942, Royal Regiment of Canada) is begraven op de Algemene Begraafplaats op Terschelling.

George A. Scaife († 19 augustus 1942, Cameron Higlanders of Canada) is begraven op de Algemene Begraafplaats in Bergen (N.H.).

Vendel Riedl († 19 augustus 1942, Essex Scottish Regiment) is begraven op de Canadese Begraafplaats in Bergen op Zoom.

William De Long Duckworth († 14 november 1942, Essex Scottish Regiment) is begraven op de Canadese begraafplaats in Groesbeek.

Bronnen:

Archieven

Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; Service Files of the Second World War – War Dead, 1939-1947; Series: RG 24; Volumes: 25266 (Ronald Bruce), 25540 (John Alfred Carlton), 25598 (Roy Clausen), 26358 (Paul Emil Desautels), 30528 (Charles Thomas Elliot), 25919 (Thomas Richard Gage), 25936 (Francis Constant Gatacre), 26033 (Ronald Haines), 26987 (Gerald Garth Sauve), 27307 (Dwight Earl Welch) en 27392 (Stephen James Youell).

Arolsen Archives (Stadtarchiv Dieburg über Kreisarchiv des Landrats Darmstadt-Dieburg, Dieburg)

Boeken

Stacey, C.P., Official History of the Canadian Army in the Second World War, Vol I Six Years of War, Ottawa, 1955

Claudia Baldoli, Andrew Knapp en Richard Overy; Bombing, States and Peoples in Western Europe 1940-1945; Norfolk; 2011; ISBN 978144119254-7

Neil Kagan, Stephen G. Hyslop; Atlas of World War II; 2018; Washington US, ISBN9781426219719

Mark Zuehlke; Tragedy at Dieppe; 2012; Madeira Park, BC, Canada; ISBN9781771620161

Lieutenant-Colonel James Goodman; Canadian Military Engineers; Operation JUBILEE: The Allied Raid on Dieppe (1942): A Historical Analysis of a Planning Failure; 2008

Robert A. Prouse; Ticket to Hell Via Dieppe: From a Prisoner’s Wartime Log, 1942-1945; Exeter; 1982; ISBN 13 9780906671627

Websites

Canadian Military Headquarters (CMHQ) reports 1940 to 1948

Commonwealth Graves Commission: Casualties of the Dieppe raid; 11 facts about the Dieppe raid; Canadian Encyclopedia

©2020 Jan Braakman, met medewerking van Hans Heyda (Informatiecentrum Canadese Begraafplaats)

Albert Bouma kreeg een Friese naam, maar had Duitse wortels

Door Jan Braakman

Albert Bouma sneuvelde als Canadees soldaat op 23 april 1945 bij Wagenborgen in Groningen. Afgaande op de naam, gaat het om een Canadese jongen met Friese wortels. Maar niets is minder waar – zo blijkt.

Krantenbericht over Albert Bouma

Albert George Bouma heeft een gecompliceerde familiegeschiedenis. Hij werd in De Bilt (provincie Utrecht) geboren als zoon van Rosa Raab en Albert George Wittelsbach. Beide ouders waren van Duitse komaf. Zijn moeder was in Rosenbach (Beieren) geboren, en zijn vader kwam ook uit die regio. Hoewel zijn beide ouders Duits waren, kreeg Albert de Nederlandse nationaliteit.

Alberts biologische vader (Wittelsbach) overleed rond het geboortejaar van Albert (1923). De jonge weduwe Raab trad enkele jaren later in het huwelijk met de in het Friese Woudsend geboren Auke (August Johannes) Bouma. Hij gaf zijn achternaam aan zijn stiefzoon. Hoe Alberts moeder en stiefvader elkaar leerden kennen is een raadsel. De uit Friesland afkomstige Auke was al in 1921 naar Canada geëmigreerd. Zijn eerste contact in Canada was de familie Stavast in White Beach (Saskatchewan).

In 1926 was hij kennelijk naar de Verenigde Staten geweest en keerde hij terug in Vancouver (BC, Canada), waar hij opgaf dat zijn vrouw R. Bouma was. In 1929 keerde hij korte terug naar Nederland. In de korte tijdspanne dat Auke in Nederland was, trouwde hij met Rosa Raab. Zonder haar keerde hij terug in Canada. Toen hij voor de tweede keer in Canada arriveerde meldde hij dat hij van 1921 tot 1929 als boerenknecht aan het werk was geweest in Saskatchewan.

In januari 1930 vertrok Rosa met haar zesjarige zoontje Albert via Liverpool naar St John in New Brunswick. Zij monsterde aan op het schip de Minnedosa onder de naam Rosa Bouma en ze meldde bij aankomst aan de immigratiedienst dat ze op weg was naar haar man Auke Bouma, die in Columbia Gardens (British Columbia) woonde.

Nadat zijn moeder hertrouwd was met Auke Bouma kreeg Albert er drie halfzusjes bij: Augustina Rosa (1931), Mary Patricia (1935) en Gladyearle (1939).

Voor Albert was de lange zeereis op jonge leeftijd allerminst een traumatische ervaring geweest. Toen hij zelf begin jaren veertig als achttienjarige aan het werk ging kwam hij als ‘porter‘ (kruier) terecht op schepen die voeren tussen Victoria (British Columbia, Canada) en Seattle (Washington State, VS). Hij voer in augustus en september 1941 op de SS Princess Kathleen en de SS Princess Alice.

Het was dan ook niet onlogisch dat Albert zich in november 1941 aanmeldde om bij de marine te dienen, als lid van de Royal Canadian Naval Volunteer Reserve. De dienstdoende recruiting officer deed navraag bij de inlichtingendienst van de Royal Canadian Mounted Police over de betrouwbaarheid van Albert. Zijn vader en moeder waren immers van Duitse afkomst en er konden twijfels zijn over de betrouwbaarheid van Albert. De Division E van de RCMP in Vancouver schreef op basis van ingewonnen informatie dat Albert “is considered to be a reliable, loyal citizen with no record of subversive or radical tendencies“.

In 1942 maakte Albert zijn testament op, waarin hij zijn moeder als enige erfgename aanwees. Opmerkelijk op dat document is dat hij de naam van zijn moeder noteerde als Rosa von Lima Bouma. Haar beroep: ‘weduwe’. Zij was toen gescheiden van haar man Auke Bouma en inderdaad weduwe van haar eerste echtgenoot Albert George Wittelbach.

Albert meende dat hij recht had op een hoger soldij, omdat haar moeder en zijn drie stiefzussen van hem afhankelijk waren. Maar na enig onderzoek werd dat verzoek afgewezen. Zijn moeder was immers gescheiden. Er was dus nog een vader van de drie kinderen van zijn moeder.

Het marineleven ging niet over rozen. Twee keer werd Albert betrapt op diefstal. De eerste keer op 26 februari 1942 toen hij op het schip Naden werd betrapt op het stelen van 6 ozs (ongeveer 0,2 liter) gin. De straf was niet mild: 60 dagen detentie. Nog geen half jaar later werd hij weer betrapt, opnieuw op diefstal van sterke drank. Deze keer kreeg hij 30 dagen detentie en ontslag van ‘His Majesty’s Service‘.

In mei 1943 werd hij overgeplaatst naar de infanterietroepen. En toen hij op 23 mei 1943 na een bootreis van tien dagen in het Verenigd Koninkrijk aankwam, werd hij ingedeeld bij het Canadian Scottish Regiment.

Albert George Bouma sneuvelde in het land waar hij was geboren, in de strijd tegen het land waar zijn ouders waren geboren en opgegroeid en in dienst van het land waar hij het merendeel van zijn leven woonde.

Na zijn training in het Verenigd Koninkrijk moest hij op 3 juni 1944 inschepen om op 6 juni 1944 met het Canadian Scottish Regiment te worden ingezet op D-Day. Zijn persoonlijk dossier vermeldt weing wetenswaardigheden, behalve dan dat hij op 1 september 1944 vermist was. Die notitie werd twee dagen doorgehaald en vervangen door de vermelding dat hij afwezig was zonder verlof.

Met het Canadian Scottish Regiment vocht hij mee aan de bevrijding van delen van Frankrijk, België en Nederland. Op maandag 23 april 1945 streed Albert met de ‘A’ Company in Wagenborgen, waar hij door vijandelijk vuur sneuvelde. Albert George Bouma sneuvelde in het land waar hij was geboren, in de strijd tegen het land waar zijn ouders waren geboren en opgegroeid en in dienst van het land waar hij het merendeel van zijn leven woonde.

Alberts moeder, inmiddels verloofd met de vijftien jaar jongere Rudolph Dancsok, meldde aan de lokale krant dat haar zoon was omgekomen, een maand voor zijn 21e verjaardag aldus de krant. Maar dat was een vergissing. Het was een maand voor de 22e verjaardag van Albert. In zijn laatste brief aan zijn moeder schreef Albert Bouma: “Well, mom, I’ve come along so far without a scratch; maybe my luck will continue till it’s over.”

Rosa von Lima Bouma kwam nog wel met een verrassing. Uit de brieven van Albert had zij opgemaakt dat hij met een zekere Rita Griffith had willen trouwen in Engeland, toen Rita in verwachting raakte. Maar zij weigerde met hem in het huwelijk te treden, meldde Alberts moeder. “Ze gaf de baby aan vreemden, die het adopteerden.”

Het graf van Bouma in Holten

Albert zou maandelijks $25 opzij zetten voor de moeder van zijn kind, nog steeds volgens Alberts moeder. En toen zij weigerde met hem te trouwen, had hij besloten dat geld te laten overmaken aan zijn eigen moeder. Maar, zo meldde Alberts moeder, zij had dat geld nooit gehad.

Rudolph Dancsok en Rosa von Lima Bouma trouwden in juli 1945. Alberts stiefvader bleef gefrustreerd achter. Hij bleef als boer werkzaam in British Columbia, waar hij in 1979 overleed.

Alberts moeder Rosa overleed in 1975.

Albert werd direct nadat hij was gesneuveld tijdelijk begraven bij Siddeburen, met meer dan 20 gevallen kameraden. Later, op 15 februari 1946, kreeg hij zijn definitieve rustplaats op de Canadese militaire begraafplaats in Holten. Plot III, rij G, graf 9.

©2020 Jan Braakman

Bronnen

  • Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; Service Files of the Second World War – War Dead, 1939-1947; Series: RG 24; Volume: 29025
  • The National Archives at Washington, D.C.; Washington, D.C.; Manifests of Alien and Selected U.S. Citizen Arrivals at Anacortes, Danville, Ferry, Laurier, Lynden, Marcus, Metaline Falls, Northport, Oroville, Port Angeles, and Sumas, Washington, May 1917-Novembe; Record Group Title: Records of the Immigration and Naturalization Service, 1787 – 2004; Record Group Number: 85; Series Number: A3403; Roll Number: 007
  • Passenger Lists, 1865–1935. Microfilm Publications T-479 to T-520, T-4689 to T-4874, T-14700 to T-14938, C-4511 to C-4542. Library and Archives Canada, n.d. RG 76-C. Department of Employment and Immigration fonds. Library and Archives Canada Ottawa, Ontario, Canada. Series: RG 76-C; Roll: T-14855
  • Library and Archives Canada; 1908-1935 Border Entries; Roll: T-15350
  • Website Canadian Scottish Regiment

Alex Serediak, vergeten bevrijder van Zwolle

Door Jan Braakman

Alex Serediak heeft geen straatnaam in Zwolle, zoals Leo Major. Er is geen plantsoen naar hem genoemd, zoals voor Welly Arsenault. Toch droeg hij in niet geringe mate bij aan de bevrijding van de Overijsselse hoofdstad in april 1945. Hij verloor er zijn leven.

Alex Serediak (links) en zijn vader.. Bron: Patricia Farrus

Net als Thom Thomas is Serediak bij Zwolle gesneuveld, maar zijn naam komt nauwelijks terug in de Zwolse annalen, terwijl het verhaal van ‘bevrijder’ Leo Major tot mythische proporties is gegroeid.

In 2019 stak Edwin van der Wolf veel tijd in de zoektocht naar familie van Alex Serediak, die op 14 april 1945 de dood vond bij Ittersum. Van der Wolf is een van de hardwerkende vrijwilligers van het Informatiecentrum Canadese begraafplaats in Holten.

Om Serediak te vinden belde hij alle mensen met die achternaam in de omgeving van Edmonton in Canada. De belronde langs meer dan 20 Canadezen bleef vruchteloos. Niemand was bekend met het in Zwolle omgekomen familielid. Pogingen om via het genealogie-platform Ancestry in contact te komen met stamboomonderzoekers bleven vruchteloos. De onderzoekers die Serediak in hun stamboom hadden opgenomen, reageerden niet op herhaalde verzoeken om informatie. Soortgelijke zoekslagen via Facebook waren net zo vruchteloos.

Van der Wolf zocht vervolgens hulp van de regionale afdeling van de nationale Canadese omroep CBC. Dat leidde tot resultaat. CBC traceerde Patricia Farrus, achternicht van Serediak. Alex Serediak is de oom van haar moeder. 

Farrus kende het verhaal van haar oudoom en haar familie had het graf van Alex in Holten al bezocht, in 2016. Desalniettemin was ze diep getroffen door de moeite die Van der Wolf had gedaan om haar te traceren. 

Farrus wist dat haar oudoom op de Canadese Begraafplaats in Holten was begraven. Dat is lang niet altijd het geval. Familieleden weten vaak wel iets, maar vaak zijn de gegevens over de laatste rustplaats uit het collectieve geheugen gewist – en soms zijn de verhalen over de manier waarop iemand is gesneuveld niet meer dan een gekleurde en fantasievolle invulling van een vervaagde herinnering. 

In 2016 stelde Canadese nationaal archief (Library and Archives Canada) in 2016 de ‘service files’ van de in de Tweede Wereldoorlog gesneuvelde militairen beschikbaar stelde voor genealogisch onderzoek. De dossier bevatten geselecteerde documenten uit de dossiers die vaak vele honderden pagina’s omvatten.

Alexander Serediak, Bron ICB Holten

In het verleden moesten gerichte verzoeken worden gedaan bij Libray and Archives in Ottawa om dossiers van soldaten in te zien. Het kon weken tot maanden duren voordat de dossiers beschikbaar kwamen. Nu is een betrekkelijk eenvoudige zoekslag via ancestry.ca genoeg om dossiers van soms wel 100 pagina’s te kunnen inzien met verrassende details over de betrokken militairen.

Het genealogiepakket van Serediak omvat 64 pagina’s. Uit het dossier komt het beeld naar boven van een jongen van Oekraïense komaf. Bruine ogen, bruin haar, 1.76 meter lang en 73 kilo zwaar. In zijn dossier staan verschillende geboortedata vermeld. Serediak zelf meldt bij zijn aanmelding in 1944 en in zijn soldijboekje 25 juli 1920 als zijn geboortedag.

Alex was op zijn 14e van school gegaan om op de boerderij en later in de mijnen aan het werk te gaan. Later kreeg hij een baan als elektricien bij de vliegtuigfabriek Boeing in Vancouver.

Hij had geen bijzondere interesses en bij zijn keuring vielen ook geen capaciteiten op, die hem geschikt maakten voor bijzondere legeronderdelen. Geschikt als infanterist, vond officier E.J. Kebblewhite bij de keuring op 3 mei 1942.

Het telegram aan de vader van Alex Serediak waarin hij las dat zijn zoon was gesneuveld. Bron: Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; Service Files of the Second World War – War Dead, 1939-1947; Series: RG 24; Volume: 27010 

Hij had zich in augustus 1941 gemeld, toen hij was opgeroepen op basis van de nationale Canadese mobilisatie. In februari 1943 werd hij ontslagen uit de dienst, toen hij in Nanaimo (British Columbia) in het ziekenhuis lag om aan zijn ontstoken keelamandelen te worden geholpen. “Unable to meet required military physical standard”, werd in zijn dossier vermeld op 30 januari 1943. 

Maar in mei 1944 werd hij alsnog fit genoeg bevonden om in de gelederen te worden opgenomen. In december 1944 werd hij naar het Verenigd Koninkrijk verscheept en twee maanden later, op 23 februari 1945, kwam hij op het Europese vasteland. Hij was ingedeeld bij het Canadian Scottish Regiment.

Op 14 april trokken de Canscots, zoals het regiment kortheidshalve werd genoemd, vanuit Den Nul in de richting van Zwolle. Het leek een leuk voorjaarstochtje, afgaande op de beschrijving in de war diary. “The trip was long and full of delightful scenery”, aldus de dagboekschrijver van het regiment. Het regiment verzamelde zich ten zuiden van Zwolle, waar de Zuthemerweg uitkomt op de Wijheseweg. De Canscots trokken achter Regina’s (Regina Rifle Regiment) de stad door, zonder enig oponthoud. De vijandelijke troepen hadden zich al terug getrokken naar het westen, over de IJssel. De Canscots namen posities in bij Frankhuis, ten noorden van de stad.

De laatste twee meldingen in de war diary op 14 april zijn: “Casualties Other Ranks: Killed 2 Wounded 2.”

De twee gesneuvelden zijn Alex Serediak en Thomas Thomas.

Hoe Serediak sneuvelde is niet duidelijk. Zijn stoffelijk overschot werd tijdelijk begraven in Raalte op de Protestantse Begraafplaats. Op 5 februari 1946 kreeg hij een definitieve rustplaats op de Canadese militaire begraafplaats in Holten.

Het graf van Alex Serediak op de Canadese Begraafplaats in Holten. Bron: Jan Braakman

Patricia Farrus, de achternicht van Alex Serediak, wist niet zo veel over haar oudoom te vertellen. Ze had haar moeder wel eens over Alex horen praten, maar eigenlijk hadden ze geen enkele informatie. “Mijn moeder vertelde dat er foto’s van hem waren, maar dat was het zo ongeveer. Ze hebben nooit gehoord wat er gebeurd was. Ze hoorden alleen maar dat hij in de oorlog overleden was”, vertelde ze vorig jaar aan CBC-nieuws, nadat Edwin van der Wolf haar had gevonden.

Thomas Thomas kreeg in 2020 een plaquette in wijkcentrum Het Anker in Westenholte. Voor Alex Serediak werd een plaquette geplaatst bij het monument voor gesneuvelde piloten aan de Pilotenlaan in Zwolle-Zuid. Pas 75 jaar na de bevrijding van Zwolle.

Serediak ligt in Holten in plot 5, rij B, graf 5.

Dit is een bewerkte versie van een artikel van mijn hand in het Zwols Historisch Tijdschrift.

©2020 Jan Braakman

Welly Arsenault, gesneuveld in de schaduw van Leo Major

Door Jan Braakman

Welly Arsenault is een van de drie Canadezen die omkwamen bij de bevrijding van Zwolle, op 14 april 1945. Arsenault is de bekendste van de drie, omdat hij Leo Major vergezelde op diens verkenning naar het centrum van Zwolle. Arsenault en Major maakten deel uit van het Regiment de la Chaudière.

Welly Arsenault. Bron: Informatiecentrum Canadese Begraafplaasts Holten.

Naar Arsenault is in Zwolle een plantsoen genoemd. De twee andere gesneuvelde militairen zijn Thomas Thomas en Alex Serediak.

Dossiers van omgekomen soldaten zijn te vinden in de archieven van Library and Archives Canada. De archieven kunnen soms de weg wijzen naar nabestaanden – broers, zussen of kinderen. Om meer informatie te vergaren, gaan onderzoekers van het Informatiecentrum Canadese Begraafplaats vaak op zoek naar nabestaanden.

Het openbare dossier van Welly Arsenault biedt weinig aanknopingspunten om nabestaanden te vinden, maar uiteindelijk weet ik een nabestaande te traceren met hulp van lokale stamboomonderzoekers. Via Facebook zoek ik contact met een van de getraceerde familieleden. Ik stel mijn vraag in het Engels en binnen een dag heb ik een reactie in gebrekkig Engels, vermengd met Frans, van een van de achterneven, die weinig weet, maar me wel het telefoonnummer geeft van een nicht van Welly: Elisabeth Arsenault.

Elisabeth Arsenault neemt de telefoon snel op, als ik haar bel. “Ah, oui?” Ik probeer haar in het Engels duidelijk te maken wie ik ben en wat ik wil. Maar voordat ik mijn eerste zin heb beëindigd, heeft ze de telefoon al opgehangen. Een telefoontje van iemand met een vreemd nummer uit het buitenland die ook nog met een vreemd accent Engels spreekt, dat kan niet vertrouwd zijn, denkt ze kennelijk.

Ik doe meteen een nieuwe poging. Ze neemt opnieuw op: “Ah oui?”

Amechtig probeer in mijn beste middelbare-schoolFrans uit te leggen wie ik ben en wat ik wil. Deze keer hangt ze niet op. Maar haar Frans vergt meer kennis van de Franse taal, dan ik heb. Desalniettemin komen we er met (denkbeeldige) handen en voeten toch uit. Ik in mijn beste Engels aangevuld met af en toe een woord Frans, en zij in het Frans met af en toe een woord Engels. Zij geeft mij een email-adres dat toebehoort aan haar zoon Eric, met wie ik daarna per email correspondeer. Eric stuurt nog wat vage foto’s van Welly, maar hij, noch zijn moeder, weet uit de familiekronieken nog verhalen van Welly op te diepen.

Straatnaambord in Zwolle. Bron Jan Braakman

Welly Arsenault, naar wie in Zwolle een plantsoen is vernoemd in Zwolle-Zuid, is vooral bekend als de man die sneuvelde toen Leo Major in zijn eentje de stad bevrijdde.

Leo Major vertelde in 1995 in het Zwols Historisch Tijdschrift hoe Welly door Duits mitrailleurvuur omkwam. Welly en hij zouden als vrijwilligers verkenning uitvoeren in Zwolle. Het doel was na te gaan of er nog vijandelijke troepen in de stad waren. Welly en Leo vertrokken om half tien ’s avonds voor hun nachtelijke verkenning.

Bij het kruisen van de spoorlijn ter hoogte van Zalné (Heinoseweg) ging het mis. 

Major: “Kort na elf uur stak ik de spoorlijn over en ging een eindje verder naast de weg liggen. Willy trachtte hetzelfde te doen, hij stak de spoorlijn ook over om zich bij mij te voegen, maar hij maakte een geluid met zijn granaten, waarop de Duitsers hem beschoten met een regen van vuur. Ik wist direct dat hij dood was.” 

Leo kroop naar Welly om diens machinegeweer en zijn granaten te pakken, die hij daarna nog volop zou gebruiken bij zijn ‘verovering’ van Zwolle. 

Het graf van Welly Arsenault op de Canadese Begraafplaats in Holten. Bron: Jan Braakman

Zijn stoffelijk overschot werd afgevoerd naar een tijdelijke begraafplaats in Almen, tussen Zutphen en Lochem. Hij werd herbegraven op de Canadese Begraafplaats in Holten.

Welly zou voor zijn inspanningen bij de bevrijding van Nederland postuum onderscheiden worden. Op 10 januari 1946 kreeg zijn vader een brief met de heugelijke mededeling dat Welly was benoemd tot Lid van de Orde van de Bronzen Leeuw door Koningin Wilhelmina. Het was een schrale troost voor zijn ouders en zijn broer en zus.

Welly krijgt een definitieve begraafplaats in Holten: Plot 3, rij B, graf 5.

Willy, Willie of Welly?

Ondertekening door Welly Arsenault. Bron: Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; Service Files of the Second World War – War Dead, 1939-1947; Series: RG 24; Volume: 30793

Welly Arsenault is onder verschillende voornamen bekend. Toen zijn ouders werd gevraagd om een inscriptie te leveren op zijn grafsteen op de Canadese begraafplaats in Holten leverden ze de volgende tekst aan: 
“A la Memoire de Willie
Fils bien aime
De M. Et Mde. Henri Arsenault”
(Ter herinnering aan Willie, geliefde zoon van de heer en mevrouw Henri Arsenault).
De familie gebruikte in formuleren die moesten worden ingevuld na de dood van Arsenault de schrijfwijze Willie.
In de geschiedschrijving van Leo Major, die zich beschouwde als een goede vriend van Arsenault, wordt de schrijfwijze Willy gebruikt.  Die schrijfwijze is ook terug te vinden op het straatnaambord dat de gemeente Zwolle heeft geplaatst bij het Arsenaultplantsoen.
In de officiële stukken van het Canadese leger wordt consequent de schrijfwijze Welly gebruikt. Die schrijfwijze komt overeen met de ondertekening die Arsenault zelf op een aantal stukken plaatste. Al laat die ondertekening in enkele gevallen ook de ruimte voor de schrijfwijze met een i en plaats van een e. Arsenault laat in dat geval wel consequent de punt boven de i weg.

Dit is een bewerkte versie van een artikel van mijn hand in het Zwols Historisch Tijdschrift.

 ©2020 Jan Braakman

Smeekbrief aan minister hielp Gerard Jourdain niet

Door Jan Braakman

Als het aan de moeder van Gerard Jourdain had gelegen, was haar zoon nooit het leger in gegaan.

Gerard Jourdain Bron: Huub van Sabben

Gerard Jourdain (geboren op 4 mei 1923) was de vierde van twaalf kinderen van Mary en Wilfrid Jourdain. Moeder Mary deed er alles aan om te voorkomen dat haar zoon Gerard naar het front in Europa zou worden gestuurd. Ze schreef een brief aan de minister van defensie om hem ervan te overtuigen dat het een verkeerd idee was om haar zoon naar Europa te zenden. Zij claimde dat hij leed aan hemofilie. Mocht haar zoon ernstig gewond raken, dan zou hij binnen de kortste keren doodbloeden, betoogde zij. Ze schreef de brief aan minister Andrew McNaughton in november 1944. “Ik neem aan dat hij [zij bedoelt haar zoon Gerard] tot de 16.000 behoort die binnenkort naar overzee zullen vertrekken”. Dat was een foute beslissing van premier Mackenzie King, vond ze. De regering had immers beloofd dat er geen dienstplichtigen naar het front zouden worden gestuurd?

De moeder van Gerard Jourdain refereerde aan de politieke balanceer-act waar de Canadese regering zich voor gesteld stond.

Gerard Jourdain. Bron: Huub van Sabben

De dienstplicht lag in de Tweede Wereldoorlog politiek zeer gevoelig in Canada. De opvattingen lagen verdeeld langs de scheidslijnen van de taal. De Franstalige Quebecois waren tegen dienstplicht, de Engelstalige rest voor. De Canadese regering vond in 1939 een compromis: er kwam een dienstplicht voor ‘home service’, dienstplicht in eigen land. Naar het West-Europese strijdtoneel gingen alleen soldaten die daarvoor tekenden. Pas in november 1944, toen duidelijk was dat het niet lukte om de verliezen op te vangen met vrijwilligers, besloot de Canadese regering om toch dienstplichtigen naar het front te sturen.

De moeder van Jourdain schreef aan de minister van defensie: “Een dergelijke beslissing van Premier King heeft ons enorm teleurgesteld! Ik liet mijn zoon in de gelederen blijven omdat ik vertrouwen had in de beloften van onze leiders (…).
Ik vind het misdadig om mijn zoon naar het front te sturen.”

Daar kwam nog bij dat het met Gerards gezondheid niet goed zat, volgens haar. Gerard had inderdaad een geschiedenis van veel ziekenhuisopnamen, zo valt uit zijn dossier op te maken. Hij lag in het ziekenhuis vanwege griep, met mazelen, en met andere klachten.Mary Jourdain vroeg de minister om haar zoon ongeschikt te verklaren voor de dienst overzee. “Als u me dat plezier doet, ben ik u altijd dankbaar.” Ze stelde dat hij spontane bloedneuzen had en daarbij veel bloed verloor. “Dus concludeer ik dat hij nog steeds lijdt aan hemofilie.”

Dat was een conclusie die niet werd gedeeld door de medisch verantwoordelijken in het leger. Captain J. Maroosis (Royal Canadian Army Medical Corps) stelde op 8 december 1944 dat Gerard Jourdain uitgebreide indirecte antwoorden gaf op vragen, maar dat uit niets bleek dat hij aan hemofilie leed. Zijn conclusie was dat de fysieke gesteldheid van Jourdain perfect in orde was.

Het tijdelijk graf van Jourdain in Almen. Bron: Huub van Sabben

De secretaris van de minister liet moeder Jourdain weten dat er geen reden was om voor haar zoon een uitzondering te maken. En dus werd Gerard Jourdain in januari 1945 verscheept naar het Verenigd Koninkrijk. Begin maart werd hij naar ht Europese vasteland gebracht, waar hij eind maart bij het Régiment de la Chaudiere werd ingedeeld.

Jourdain sneuvelde op 6 april 1945 toen hij met zijn regiment zware gevechten voerde om Zutphen te bevrijden. Jourdain werd tijdelijk begraven in Almen, bij Het Elger.

 

Hij werd later herbegraven op de Canadese Begraafplaats in Holten: Plot 2, rij F, Graf 16.

Bron: Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; Service Files of the Second World War – War Dead, 1939-1947; Series:RG 24; Volume: 26564.

Bestel hier het boek Holtense Canadezen.

©2020 Jan Braakman

Charles Lloyd, geveld door een sluipschutter

Door Jan Braakman

Toen Charles (Henry Oswald) Lloyd in maart 1941 werd ingeschreven voor actieve dienst in het Canadese leger werd als beroep genoteerd: trumpeter, RCMP. De trompettist moest de verschillende trompetsignalen van de Royal Canadian Mounted Police kennen en kunnen laten horen. Maar hij was niet meer actief bij de Canadese politie – de Mounties. De 19-jarige Lloyd was op dat moment zonder werk en hij zei dat hij wel een carrière in het leger ambieerde.

Lloyd hield van paardrijden, schaatsen en hij vond het ook leuk om softball te spelen. Maar zijn rol als trompettist was hem wellicht het meest lief. De opleiding was er een beetje bij in geschoten, liet hij weten – dat kwam omdat hij misschien wel vijf keer was verhuisd in de tijd dat hij naar school ging.

Desalniettemin maakte hij een goede indruk. Hij was een gezellige jongen die goed kon vertellen, oordeelde Lieutenant F. Whewell in 1942. Whewell vond dat Lloyd nog wel extra training nodig had om goed te functioneren in het 8th Recce regiment.

Lloyd meldde zich in Regina (Saskatchewan, Canada), waar hij in 1941 woonde. Hij was 19 jaar eerder geboren in de plaats Morden (Manitoba, Canada) als zoon van Gladys en Cyrill Lloyd. Gladys en Cyrill waren vanuit Engeland naar Canada gekomen. Zij waren in 1916 in Engeland getrouwd. Vader Cyrill kwam in maart 1938 te overlijden op 50-jarige leeftijd.

Lloyd werd ingedeeld bij het 8th Recce regiment (14 Hussars). De 1,77 lange en 57 kilo zware jongwas een tijdje brildragend geweest. Maar in 1941 had hij geen bril meer nodig voor zijn grijze ogen.

Na drie maanden dienst in Canada werd hij al verscheept naar het Verenigd Koninkrijk, waar hij successievelijk van gewoon soldaat werd gepromoveerd tot sergeant en korporaal.

In juli 1944 ging hij naar het Europese vasteland. Hij bleef ongeschonden in de strijd tot hij begin april 1945 in de omgeving van Laren (Gld) kwam. Zijn regiment zag hoe de bruggen over het Twentekanaal door de Duitsers werden opgeblazen, terwijl ze met hun voertuigen tot op enkele honderden meters waren genaderd.

Een paar dagen later trok hij in de richting van Holten. Zijn regiment moest verkenningen uitvoeren over de Schipbeek. Op 6 april 1945, om tien uur in de ochtend, viel Lloyd neer. Hij was getroffen in de maagstreek – mogelijk door een Duitse scherpschutter. De kogel was dwars door hem heen gegaan.

De hospik die hem hielp noteerde dat Lloyds conditie nog redelijk goed was, hoewel hij een zwakke pols had bij een hoge hartslag. Lloyd werd naar het ziekenhuis in Lochem gebracht waar op dat moment tal van gewonde Canadezen werden geholpen. Daar kwam hij om kwart over 12 aan. Zijn toestand verslechterde zienderogen en om 13.40 uur stelde de arts vast dat hij was overleden.

Telegram aan Gladys Lloyd overde dood van haar zoon. Bron: Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; Service Files of the Second World War – War Dead, 1939-1947; Series: RG 24; Volume: 26383

Zijn moeder, die inmiddels in Winnipeg (Manitoba, Canada) woonde, kreeg op 9 april 1945 een telegram met de melding dat haar zoon was overleden als gevolg van verwondingen die hij had opgelopen. In een toelichtende brief van een week later las ze dat Charles was overleden als gevolg van een schotwond in de buik, bloedverlies en shock.

Charles werd tijdelijk begraven op de algemene begraafplaats aan de Zutphenseweg in Lochem. Later kreeg hij zijn definitieve rustplaats op de Canadese Begraafplaats in Holten: plot 3, rij C, graf 6.

Bron: Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; Service Files of the Second
World War – War Dead, 1939-1947; Series: RG 24; Volume: 26383

©2020 Jan Braakman

Bestel hier uw exemplaar van Verhalen van het Slagveld.

War Diaries April 8, 1945

Tin, lead, copper, iron were code names for locations across the Schipbeek Canal After the crossing of the Schipbeek canal

 

South Saskatchewan Regiment
8 Apr 45
MR 074074
Sh 3704
At 1045 hrs Brig JV Allard, DSO and Bar, visited Comd Post and gave Lt-Col V Stott, DSO, infm concenring future ops.
At 1100 hrs Lt-Col M Harris visited the CO in connection with the roudns of arty falling short in C coy area previous to and during the crossing of the SCHIPBEEK CANAL, the night before.
At 1140 hrs Lt-Col V Stott, DSO, held a short adm O Gp. First the general situation on the Cdn front was given and then strenght chits and rfts personell were gone over and allotted to coys.
At 1445 hrs Lt-Col V Stott, DSO, called a “Huddle Green” which means an ops O Gp and to be prepared to move off immediately it is over.
At 1500 hrs the O Gp got under way with the CO giving the general enemy picture. Following this he detailed the intention of the S Sask R, namely to capture and hold main road and railway line area MR 055096.  Method – it is to be done by coy infoltration. Code words, objectives and routes were marked on cy comds maps by the Int Sec (see trace). The remainder of the bn supporting arms to report to Comd Post after the O Gp. The leading coy to start fot its objective by 1630 hrs.  RAP to remain at MR 084066 and on ordrs from Lt-Col V Stott, DSO, to move to codeword “Lead”. Comd Post to remain in present psn and then move to “Lead” and then on to “Copper”.
Mortars to move to “Lead” with Comd Post and then on to “Tin”. IN support the bn has 2 tps of tks and the 6 Cdn Fd Regt RCA. At 1540 hrs the O Gp ended and the cou comds returned to their coys.
At 1550 hrs Capt HA Osborne, IO, visited LtCol V Stott, DSO, with the latest infm from 6 Cdn Inf Bde.
At 1550 hrs Brig JV Allard, DSO & Bar, visited the CO with infm concerning the 2 Cdn INf Dv activities and to tie in one or two small points.
At 1715 hrs B coy reported on objective “ Lead”  with no enemy opposition. There has been a decided lack of enemy shelling during the day and it was expected B coy’s attack would bring it on, but much to everyone’s surprise it still remained quiet.
At 1830 hrs C coy reached B coy objective and reported 1 enemy 40 mm gun firing from MR 059094.
At  1853 hrs A coy reported 2 pls on “Tin” and that Lt Dick Kerr had been wounded.
At 1854 hrs Lt McKenna of Tor Scots Regt reported with his MMG pl to the Comd Post. It is now under comd of S Sask R.
At 1905 hrs A coy reported “Tin” complete and approx 15 enemy inf withdrawing northwest towards “Copper”.
At 2000 hrs A coy reported 1 PW, the first to be captured during this battle. Quite a difference from the crossing of the SCHIPBEEK CANAL.
At 2009 hrs C coy  reported on “Lead” and asked for some targets.
At 2030 hrs C coy reported on “Copper” complete and were told to send a patrol 300 yds south of “Copper” to clear any enemy out of the woods in that area.
At 2123 hrs D coy reported “Iron” complete. The Wesp Flamethrowers were used at thier objective. Major F Stiles at one time was OC of Carrier Pl and has a very good knowledge of the proper use of this wpn.
At 2135 hrs the RAP moved to “Lead” and all coys were infm of the new location. At 2210 hrs B coy reported “Silver”  complete and that they had captured a German smb. A guard was placed on it until CO and MO could have a look at it in daylight.
At 2313 hrs A coy reported “Gold” complete with no shots being fired. Enemy activity during ths bn operation has been very light with shelling and mortaring nil. At 2330 hrs word was received that Lt RK Kerr had died of wounds. lt Kerr was a sgt with the bn during the DIEPPE Raid and later returned to Canada for his commission. He returned overseas and rejoined the bn in Holland wher he fought up to the present time.  His services with the bn will long be remembered by those who knew him.
The rest of the night passed quietly with no fire coming from the Jerry lines. The boys were quite happy to leave things as they were in exchange for a good night of sleep.

Kaartoverzicht

 

War Diary’s April 7, 1945

Troops movements towards Deventer and up north

The enemy is not far away

Toronto Scottish Regiment (MG) CIC
7 April 
Cloudy with some rain early in the morning but cleared late in the afternoon. Bn HQ moved today to MR 075983 in the outskirts of HOLTEN. CO returned to BHQ today having been with the forward Bde ever since the 28 Mar when he crossed the Rhine with 6 Bde HQ. A coy pls remained in the same posn today with the exception of 3 pl which moved to MR 08520522 where they were kept busy, targets being called almost every hour. 4 pl fired in support of Cams of C and SSRs. B coy HQ moved again with 4 Bde HQ, this time to MR 054018. 6 pl moved tot MR 097029 an 7  to 081034 this afternoon […]

South Saskatchewan Regiment
7 Apr 45
MR 079058
Sh 3704
At 0140 hrs a recce party was sent out to recce a new psn for Cmd Post near the canal crossing.
At 0200 hrs Comd Post arrive at their new HQ  MR 079058 and by this time coys had reported in concentration and waiting for   [???, unreadable] hour.
At 0250 hrs a report was received for Major G Stilles, that the assault boats had not arrived so Lt-Col V Stott, DSO, set the zero hour back half an hour.
At 0305 hrs word was received that the assault boats had arrived and everyone breathed a sigh of relief as no one was looking forward to swim.
At 0320hrs members of Bn HQ were sitting huddeled in a bsement 4 ft by 12 ft  anxiously waiting for the sond of shells. Suddenly, amidst the sound of “Roger out” and the chatter carried on by the members of the Comd Post gp, the first shell was heard, and a sigh of relief went up, vor it denoted the beginning of the crossing of the SCHIPBEEK CANAL.
At 0330 hrs arty was reported falling short in C coy’s posn so Lt-Col V Stott, DSO, stopped the fire. The shells were reported landing in area MR 065066.
At 0345 hrs our scouts had returned from D coy with 1 pw, later identified as belonging to the Pioneeer coy of the Pioneer Training Bn, 6 Para Div.
At 0350 hrs D coy reported 2 pls on ther objective.
At 0400 hrs C Coy reported “Orange” complete and 0403 hrs D coy had reported “Cherry” complete.
At 0405 hrs A coy and B coy were geven orders to move across the canal.
At 0440 hrs A coy reported “Pineapple” complete. At this time the bn had all  four coys across the canal with three on their objectives.
At 0535 hrs B coy reported on “Apple” thus reporting the bn on its objective and closing another chapter in a very successful operation.
Comd Post then moved across the canal to D coy area t “Cherry” and the bde codeword was sent in “Stokehold” at 0630 hrs. at 0630 hrs. Position MR 074074.
At 0655 hrs the A Tk guns were ferried across the canal and arrived in C coy’s area. During the procedure Capt J Allen, OC A Tk pl was wounded..
By 1330 hrs all coys reported their rations had arrived. During the ferrying across the canal 1 of the amn carriers  forgot to stop on the ferry and ended up in the bottom.
At 1340  hrs 13 mor PW were brought in by Sp coy, bringing the bn total up to 1 offr and 78 OR plus  the caprue of one wireless set.
At 1400 hrs Lt-Col V Stott , DSO, decided to extend his bridgehedad and moved D coy forward tot MR 075075.
During the movement of D coy a message was received from Major AM Matheson stating:- “We will have a meternity case on our hands within two hours: Can you get her out?” All coys incl the CO immediately sent Major AM Matheson a message of congratulations on his fine work. Capt AH Stephenson arrived to assist and took comd of the situation by moving the woman out in his jeep.
At 1540 hrs D coy reported complete on their new posn.
At 1545 hrs 2 Lts reported to Lt-Cp; V Stott, DSO, namely: Lt GS Blake and Lt JD Armstrong. Lt GS Blake has been with the bn about six months and is considered an old timer.  He was posted to carrier pl as  2 IC. Lt JD Armstrong was posted to B coy as pl comd.
At 1600 hrs the mortar kpl reported in psn and ready for action at MR 077055.
At 1640 hrs the Fus MR reported a counter attack on their C coy psn. Enemy strength was estimated to be around 1 pl. The counter attack was succesfullly beaten off.
The rest of the day passed quietly. The IO made the round sof the cous and laid on patrols to keep in touch with the enemy. A cou to contact B coy of the Cans of C on our left. C coy to send a patrol out northeast. D coy to send a patrol to line of railway and rd. Petrols were to leave at 2100 hrs and return by 0100 hrs. Their job was to contact the enemy, find out their strength and return. This was  crried out and both patrols reported in (See patrol report and trace).
During the night “Jerry” behaved himself so the men were able to get a well deserved rest.
Weather: Sunnny and clear with cool wind.

The Calgary Highlanders
Holland
Lochem
Sheet 3703
Tac HQ 064996
7 Apr 45
There was no further word of a move when the Bn roused at 0700hrs and with the exception of being ready to move any time, routine went on as usual with all ranks getting as much rest as possible. Coy Comdrs were called in at 0900hrs and given what information the C.O. had and a huddle was called at Bde for 1030hrs. Coy Comdrs were once more called in at 1330hrs and told that a possible move time was 1700hrs, all depending on the progress made by the RHC building a bridge at 076060.

1st Bn Black Watch (RHR) of Canada
7th. Apr., Sat.
Weather – overcast with showers.
The men spent a quiet day today. In the late afternoon an 0 Gp. was called where it was  announced that we will be moving up tomorrow to a concentration area on the outskirts of HOLTEN, which town will be the next Bn. objective. Movies were shown in the afternoon and again in the evening..

1 C Scot R
957042
April 7
Total strength: Officers, 40    Other Ranks, 824.
Cloydy and cool in the morning, mild in the afternoon.
Today the Bn rested in their areas at EPSE, being reminded occasionally that the enemy is not far away when the odd shells came hurtling in. We weren’t in the position nor the mood, to be aggressive today; but that din’t mean we wouldn’t get in the mood if the opportunity presented itself.
1400 A reccde party left to recce a new concentration area at OKSE (sqs 9705, 9704). 
1700 The Command Post followed the Coys to the Conc Area and became established at 967042 ( for disposition of Coys see Trace). All Coys spent a quiet night and cought up on a bit of needed rest.
Casualties: Officers: Sick: Lt H. Bernhardt Lt R. Cumming    Other Ranks: Wounded: 5

12 Canadian Field Regiment R.C.A.
7
T-day we fired a great number of targets into DEVENTER. Had some medium shelling of our guns, no casualties and no damage done. We fired some red smoke for the “tiffies”. The weather has been perfect for our aircraft and they seem to be making good use of it. OPs report the visibility as excellent. Capt L.F. KIRKPATRICK received his majority and takes over command of 16 Bty

War Diary’s April 6, 1945

Sergeant Lyle D. Young, Royal Regiment of Canada, who helped salvage his Universal Carrier which fell off Molson’s Bridge into the Twenthe Canal north of Almen, Netherlands, 6 April 1945. Foto: Dean, Michael M.,  Source: http://www.collectionscanada.gc.ca

A dive into the Twente Canal near Almen

Régiment de Maisonneuve
6 April 45
The weather is fair and mild. Our BN is still in the same area. The recce patrols were succesful and we did not suffer any casualty. Our C.O., Lt-Col. J. Bibeau, went to an O Gp at Bde around 1630 hrs. Lieut L.J.A. Woods comes back from his snipers cours in ZON Holland. The morale of the troops is good; we had 23 reinforcements today. “A” ech moved up close to our positions. It started to rain about 1700 hrs tonight. We had two movie representations, one at 1630 hrs and the second one at 1900 hrs; these were representation were given by the K of C in a barn where cows were spectators as well as soldiers.

8 Canadion Reconnaissance Regiment (14 CH)
MR 029978

6 Apr 45
Weather:- Cloudy.
Our Squadron are out probing around again this morning, trying to find a bridge that isn’t blown, across the SCHIPBEEK Canal. One German casualty was brought in at 0900 hrs, with a stomack wound. At 1030 hrs, three airman were brought in, 2 Flight Serjeants, and a Flight Lieutenant. The Serjeants had been down for 7 months, and the Lieutenant had joined them about 3 months ago. Since then they had been hidden by the Dutch people. Later on the day, two prisoners were brought in, who claimed to be Italian (they are still P.W.s as far as we are concerned). In the same vehicle an Officer from the R. de Mais was returned to us. He had been taken prisoner by Jerry when his Regiment had been attacking LAREN, a few days ago. Since that time he was taken to HOLTEN, and then started for DEVENTER on foot, on the road he knocked down one of his guards, and put the boots to him, the other escort (an Austrian) went one way, while the R. de Mais Officer headed back for our lines in another direction. He was picked up by the “C” Squadron.

1st. Bn. Black Watch (RHR) of Canada 
6th. Apr., Fri.
Weather – overcast. Early this morning the FUSILIERS de MONT ROYAL went through Coy. at MR 065011. Today Lt-Col. SYDNEY W. THOMSON, D.S.O., M.C., late of the SEAFORTH HIGHLANDERS of CANADA was appointed C.O. of the BLACK WATCH. Capt. R.DAVEY O.C. of B. Coy. was today promoted to the rank of Major. He moved to A Ech., now also  stablished in LAREN, and will proceed to England tomorrow on a short course. Lt. T.J. LARKIN, of the Anti-Tank platoon was promoted to the rank of Captain. The of C. showed a movie tonight in a somewhat damaged cafe on the edge of town. The day was spent in re-equipping and regrouping. 

Toronto Scottish Regiment (MG) CIC
6 Apr 45
Lightly cloudy and cool, occasional showers during the day. 1 pl moved twice today, firt to MR 06502285 then to 08520522 where a few mortar bombs landed nearby – co cas.  They did not fire during the day. 4 pl are located ad MR 05730557 fired 84 HE and S smoke in sp of 6 bde driving some of the enemy from their posns. At 1800 hrs, 2 pl moved to 08430512 ran into some enemy MG fire on the way – no casualties. They saw a flud riddles spitfire near their posn. 3 pl fired several tanks during the night. B coy spent a quiet day with bath parades an a cinema in the afternoon. 5 pl moved to MR 107978. D coy pls remained conc in same area. Laren is reported to be cleared, 6 bde are passing through . In the afternoon Schipbeek  Canal was reached and coys of the Cams of C crossed, SSRs and FMRs to follow. Little opposition encountered and enemy is believed to have withdrawn to Holten.

The Calgary Highlanders CA (o)
Holland
Lockem
Sheet 3703
Tac HQ 064996
Weather – Cold and showery; visibility – poor
        At 0800hrs the two first Coys, “A” and “C”, moved off and reported on their objectives at 0830hrs, when “B” Coy moved on to theirs. No opposition was encountered and patrols were sent out immediately, taking 6 PWs, all told.
        Brig. W.J. Megill visited our Tac HQ, which had been moved to 064996; and gave the A/O.C., Major W.D. Heyland, instructions for the day. “A” and “F” Echs were moved up to the Bn area and small packs were delivered to the Coys.
        During the afternoon two Americans and one French Pilot were brought into Tac by a member of the Underground. They had been in hiding for a year and had some great stories to tell. At 1630 the A/O.C. and I.O. attended a huddle at the Bde to receive instructions on the coming operations.
        “B” Coy, the Carrier Pl and a Sec of A/YKs, aldong with a troop of tanks, were despatched to square 0304 to provide flank protection for the 6 Bde Axis.
        The Bn bedded down fully expecting to be wakened in the early hours and be on the move.

10 Cdn Armd Regt (Fort Garry Horse)
6 Apr 45. On this gloomy day, troops workd with battalions, and squadron headquarters assumed regimental airs, “coordinating this and that. Late in the day, the blob of RHQ and D sqn remaining on (…)

Royal Hamilton Light Infantry
MR 078982
Sheet 3804
LOCHEM 1/2500
6 [Apr 45]
0800 It is a little cooler this morning with visibility of 500 yards.
0900 A ech moved up and set up in farm buildings adjacent to BnHQ area.
0945 ESSEX SCOT report 8 PW have arrived with four more on their way. These PW report that the enemy in this vicinity want to surrender. Yesterday the ESSEX took 100 prisoners.
1100 Rear BnHQ with all Fl ech moved off under the direction of Major WH BURTON, A/2 IC, for the bn area.
1300 Rear BnHQ arrived at the RAP old position. The RAP had quite a time taking possession of this spot, as they were forced by the enemy to become combatant and chase Jerry from the buildings they were to occupy. Rear BNHQ set up and finally had sigs tap a line into Bde.
MR 102976
Sheet 3804
LOCHEM 1/25000
1335 Tac HQ moved to their new area at MR 102976 Sheet 3804 LOCHEM, and set up in the town hall. The situation proved to be much the same as we experienced back in FRANCE, where the enemy had confiscated all civilian radios in the district. These were mostly battery sets and all stored in the attic of the town hall. Tac HQ had designs on quite a number of these sets but a little persuasion by the CO on behalf of the Dutch civlians, convinced us otherwise, so they were promptly returned to their resting place in the attic.
1500 The unit Padre, H/Capt HW JOHNSON, hel a burial party at MR022976, ZUTPHEN Sheet 3805, for our own and enemy dead.
1615 Th IO visited coys and checked the identity of one Ferry NCO was killed. He turned out to be from the famous HERMAN GOERING Regt. He is the first of the kind this bn has come in contact with.
1700 Mines were reported in C coy area. Sevral of these were double Teller mines, piled two high with their fuses and detonators joined, but held apart by a spring and both held in place in a square steel casing. When stepped on or run over, the spring would collapse allowing the two detonators to explode simultaneously. It is a type our pioneers had not run across operationally before.
1730 A patrol of the carriers with Capt KW WHARTON  in command, was sent out with a view to scouting the area along the canal. This patrol proved to be fruitless and no enemy were contacted. The proceeded to MR 130985 and walked from this point to MR 110990. The only discovery the patrol made was a RAF warrant officer who had made a forced landing in this area a week ago. He reports that the enemy have withdrawn form our area and that they are very short of food.
2100 The RAF chap*) was sent back to Div for interrogation and transport to his own unit which is here in HOLLAND.

[*) The RAF chap probably was Frank Roberts (reg nr 1349787), who crashed with his Spitfire TB750 of the 341Sqd on March 30, 1945 just south of the Schipbeek . Roberts was hidden by the family Schottink in Markelo. Roberts was picked up by 2 Canadfian carriers, directed by members of the resistance. (information provided by Benny Schreurs)]

1st Bn., THE ESSEX SCOTTISH REGIMENT    CANADIAN ARMY (OVERSEAS)
N of TWENTHE CANAL
Ref ZUTPHEN
SHEET 3803 1:25000
During the night patrols were sent out but no contact with enemy was made. Vehicles were heard and slight shelling occured, however no casualties resulted. According to PW information, they had withdrawn 6 Km. — information was passed to Bde and the Brigadier visited us arount 1120 hrs. and we were ordered to move forward. Our CO issued his orders at 1230 hrs. and our leading elements started to move at 1335 hrs. During the morning our bag of prisoners amounted to 14. At 1600 hrs. in the afternoon all Companies were on their objectives and had met very little opposition. Arount 1650 hrs. the CO and the IO were abele to visit all Coys.

1 Bn The Royal Regiment of Canada
6 Apr 45
Weather today was fair and warm.
The Brig wisited Tac HQ at 1000 hrs. Essex Scots moved north with A Coy R Regt C moving up to protect their rear.
RHLI posn was found not suitable by engrs for bridge site and RHLI hadto proceed farther east to est another bridgehead.
Bn stayed in the area for the day until C and D Coys and one tp of 10th Armd Regt acting as mobile conterattack unit for RHLI.
19 OR rfts were received today and allotted as follows: Sp Coy – 1, B Coy – 8, C Coy – 2, D Coy – 8.

1st Bn Regina Rifle Regiment
EEFDE MR 971972, ZUTPHEN Sheet §3803. 
6th Apr 1945 
0700 Wheather–Scattered clouds and showers.
130 Bde advise us we are to move at 1200 hrs NORTH toward DEVENTER (Sheet §3703, BATHMEN, 1/25,000). CSRand RWR are moving NORTH now.
1200 Coys commence to move. By 1400 hrs all the coys have moved into position as follows (Sheet §3703, BATHMEN, 1/25,000). A Coy–967030, B Coy–§71022, C Coy–964025, D Coy–967032. BnHQ is located at 964028. RWR are into sq 9605. CSR are sq9404. There arescattered sp and mortars firing and scattered snipers. It appears there are defences out in front of DEVENTER which will have to be taken out. We set up DF and SOS fire plan and wait for further orders.
A patrolfrom the Scout platoon went EAST and contacted ESSEX SCOTS, 2 Div at MR 00320.

South Saskatchewan Regiment
6 Apr 45
At 0830 hrs Lt JD Cade went to HW 6 Cdn Inf Bde to gather infm on the bde movements. He was infm the Cams of C had pushed 1,000 yds northwest of LAREN and the Fus MR 1,000 yds northeast of LAREN, were, at that time consolidating. Enemy opposition was reported as light, mainly small arms fire with a few mortars landing in the general area.
At 0830 hrs Bn HQ moved to MR 06019883, sh 3704.
At 0900 hrs Lt-Col V Stott visited HQ 6 Cdn Inf Bde to be put in the picture on any possible bn move and all the latest developments.
At 11.30 hrs the bn was put on a half hour notic to move.
At 1300 hrs recce parties were warned to report to Comd Post and moved off at 1330 hrs under Comd Capt WGA Lane, OC Sp Coy.
At 1330 hrs Lt-Col V Stott, DSO, called an O Gp for orders on the move to the new start point MR 058956. Time past start point 1445 hrs. Order of march for (a) gp C coy, A coy, D coy, B coy and Bn HQ. Order of march for (b) gp Bn HQ, C coy, A coy, D coy, Sp coy, MMGs and 17 pdrs. All vehs will report to Capt K Koltman at assembly area MR 051985 and be ready to move by 1500 hrs. Guides will meet the coys at MR 066023. Supper to be at 1700 hrs with sandwiches and a hot drink at 0030 hrs. Fl Ech to remain in present area and recce a place closer to the bn in the morning in sqs 0603 or 0703, along the main road. A Tk guns to be sent back to Sp coy. Eforced rest upon reaching conc area and rum to be issued.
At 1445 hrs C coy of gp (a) reported the start line.
At 1505 hrs gp (b) crossed the start line and arrived in conc area at 1530 hrs. Gp (a) reported in conc area at 15456 hrs. At 1545 hrs a recce party of one sec of carriers was sent out to recce a route to the SCHIPBEEK CANAL for an assault crossing, the bn is planning on during the night. They returned at 1700 hrs and infm th CO  of the route up to the nanal. The Posns of the bn in the conc area at 1700 hrs are as follows:-
        A coy – MR 076037            Comd Post – MR 069029
        B coy – MR 069032            Sp HQ – MR 065027
        C coy – MR 071033            MMGs – MR 064024
        D coy – MR 065034            A Tk – MR 061023
At 1900 hrs word was received that Brig JV Allard, DSO & Bar, would hold an O Gp at S Sask R Comd Post.
At 1940 hrs the O Gp got under way and plans for the S Sask R assault crossing of the SCHIPBEEK CANAL were given. Support from other arms was laid on.
At 2050 hrs an OGp by Lt-Col V Stott, DSO, got under way.  A general picture of the enemy was given, followed by the plans for the 6 Cdn Inf Bde. The CO then gave the plans for the S Sask R, setting the zero hour at 0300 hrs. Tea and sandwiches plus a rum ration are to be issued to the men at oo30 hrs (See appx for orders) 
Weather:  Sunny, fair, with cool wind.

THE ROYAL WINNIPEG RIFLES
6 FRI
Clear and warm. Bn on the move once more with C Coy leading at 1000 hrs. Comd Post was est at 96503s2 when the cous cleared their areas. The coys were est as follows. A Coy 969030, B Coy 964027, C Coy 96034, D Coy 964034. There was no opposition. At 1447 hrs the Bn was moving again with B Coy leading. At 1540 hrs D Coy was at 968052 and C Coy at 973054. At 1600 hrs B Coy was est at 977054. A Coy and Bn HQ were est at 974048. Sniping and mortar fire accounted for a few of our cas but we took several PWs at this stage. An interesting point about the building occupied by th Bn HQ was that just the day before it was occupied by a branch of the German Gestapo. Here alsoe  was a solid brick building which was used as a prison and a garage which housed several German autos. A dismal sight awaited us when some of the tps discovered a brick firing bay. On this brick was smattering of blood and flesh. The earth at the base of the wall was extremely soft and one of the men was curious enough to start digging. In a few minutes time the battered body of a middle-aged man appeared. This was only  part of the dismal and gruesome sight for after a few hours ten similar bodies lay on the surface. The bodies were identified  the following day by a member of the Dutch Underground. He told us that the German Gestapo had held these people as prisoners for they were suspected to be members of the Dutch Underground. We were also informed that when the Gestapo heard that we were coming they murdered their prisoners and evacuated the camp. At 1600 hrs the CO held an O Gp and it was decided that D Coy was to secure brhead on the other side of the canal. The br was discovered to be blown but with the help of the Bn Pioneers a footbr was quickly erected and under hy  fire D Coy moved across and secured the brhead. In doing this D Coy had a few cas but took sevral PWs. At 2200 hrs B Coy passed through D Coy and consolidated at 967060

6 Canadian Field Regiment R.C.A.
LOCHEM 
044918
061001
Sheet 3804
6 Apr 45 
H F Fire on escape routes North-West and North-East of LAREN.  @ M L targets fired in support of FMRs.  6 Cdn Inf Bde advanced NORTH of LAREN with little oppositon. Moved to area 061001. M target fired in area 2 miled West of Halten. Several shelreps received. D Fs recorded North of Schipbeek Canal in support of 6 Cdn Inf Bde. DFs recorded further West and South in support of 5 Cdn Inf Bde.

1 C Scot R (AF)
948025
BATHMEN
1945  April 6 
011924 April 6
Total strength: Officers, 40 Other Ranks, 822
Weather: Cloudy and variable showers.
0630 Mobility is second nature to us and within an hour the head of the column had crossed the Start Line, but the tank support seemed to be lacking. light artillery was our only opposition in the first phases. As we approached Report Line “MARK” Trace at 952008, civilians told us were 20 or 30 Huns in the woods in sq 9300. Lt-col L.S. Hendeson sent A Coy to clear out the woods but the enemy had left before they arrived. The Bn carried on with the odd bit of nuisance resistance and Command Post was established at 948025.

Coys took up temporary positions and “Main BnHQ” was set up a stone’s-throw from Command Post. There was no question in our minds that the enemy was fully aware of our presence as MG bullets whistled around, and in some cases, through the houses. No casualties were caused by this harrassing fire, but the sound of mortar crumps and airbursts kept us on the qui-vive. Five prisoners were brought in to the Command Post, two of whom were wounded about the face but still walking. L/cpl Winkleman W., the interrogator of the “I” Section questioned the Cpl among them. He found out that they had been sent form a strong-point at 935057: the Cpl also told that the bridge had been blown at this point and the enemy were diogging in on the north bank of the river. B Coy fired on two motorcyclists who were evidently making a road recce without the knowladge that we had advanced so far. However, the maide a rapid retreat before we could add them to the PW Cage. At dusk, the Coys moved to EPSE (sq 9404), took up a tctical position, an prepared to send out patrols. Command Post was established at 957042. B Coy captured a 75 mm gun as wel as 3 PsW when the advanced into their new position. The Bn area was quite heavliy shelled as we were under observation. D Coy patrolled up to the Bridge at 936057 to confirm the report of it being blown. They observed 30 Huns digging in on the north side of the Canal. The other patrols had nothing new to report. In all we turned in 9 “Tyffie Targets”.
Casualties: Officers: Sick, Major H.F. Bailey     Other Ranks: Wounded 3.

5 CDN FD REGT RCA
6 Apr
Engaged several HF tasks from 0100 to 0600 hrs – engaged three ML’s at 0500 hrs scale 1 three times each for 45 mins- the rest of the day went fairly quietly – recce parties went out this a.m. and regt moved in the afternoon – RHQ located 054998 sheet 3804 LACHEM 1/25 – amn exp 27 rpg’s

12 CANADIAN FIELD REGIMENT R.C.A.

Received the order “Prepare to Move” at 0500 hrs and the first bty moved at 0830 hrs. When they got into action at ALMEN MR 015965  we were told to move the remainder of the Regiment up and to stay on wheels. Rece parties left at 1300 hrs to go to GORSSEL and the Regiment took up psition during the afternoon. From this intermediate position the 43 Bty went into action for a short while to fire propaganda shells into ZUTPHEN. The propaganda was brought to us by a rep from Army. The weather continues very favourable and visibility is excellent. We fired a considerable number of targets for our Bde, one subunit having cleared the area of 935057. Our OPs reported that our arty fire knocked out two SP guns during the day.

Kaartoverzicht

 

War Diary’s April 5, 1945

Movements accros the Twente Canal

Rockets in the barn yard

1st. Bn. Black Watch (RHR) of Canada
LAREN MR 0600 Ref Sh. 15, Lochem, 1:50,000, Holland.
5th. Apr., Thur.
Weather – mild, and bright sunshine.
Around 0100 hrs. the C.O. was called to Bde. where the final Bde. plan was outlined.
The REGIMENT de MAISONNEUVE and the CALGARY HIGHLANDERS had already been committed with the former meeting determined opposition largely in the form of panzerfaust (the German equivalent of our PIAT), s.a.fire, and the occasional mortar.
The task undertaken by the REGIMENT de MAISONNEUVE was to enlarge the bridgehead farther NORTH, and to secure the approaches to LAREN, establishing a firm base for the BLACK WATCH attack on the town.
The CALGARY HIGHLANDERS would push Eastward and secure the right flank which they did with little difficulty.
On his return to Tac H.Q., Maj.E .MOTZFELDT briefed the Coy.Cmdrs who then returned to their units to await the announcement of the zero hour which would depend on the progress of the REGIMENT de MAISONNEUVE.
Order of march:- C, B, D, and A Coys.. At 0745 hrs. the Bn. moved to the F.U.P. behind the positions of the REGIMENT de MAISONNEUVE. The leading two coys. were mounted on the tanks of the FORT GARRY HORSE (A Sqn.) and our own Sp. Coy. vehicles. While moving up the axis, about 100yds. beyond the F.U.P., the leading coys. came under heavy s.a. and Anti-Tank fire from a position which we had understood to be held by the R. de MAISONNEUVE, and from the town itself, and the men on the tanks had to take cover in the ditch.
Following immediately the deployment of the rifle coys. on the axis and the establishment of Tac H.Q. at 050995, about 300 yards behind the leading coys., the German announced his determination to defend the town in the form of shells from an S.P. gun, s.a. fire, and 8cm. rockets.
C. Coy. suffered quite heavy casualties in the initial bombardment and one of the tanks was knocked out.
At the same time, two of the rockets landed in the barnyard of Tac. H.Q., wounding the Acting C.O., Maj. E. MOTZFELDT, the Scout Officer, Lt. A.G. GUAM, the I.0., Lt. J.G. ROBERTS (who was not evacuated), and Cpl. SHARPE, G.D., C120579, of the Scout platoon, who later in the day succumbed to the injuries sustained. The I.0. called upon Maj. V.E. TRAVERSY to take command, and the Maj., after going up on foot to see the commanders of the leading companies, quickly sized up the situation and ordered these companies to withdraw and dig in, and deploying the Anti-Tank guns on the F.U.P., formed perimeter defense of that area.
Maj. V.E.TRAVERSY, after a consultation with the 5th. Field Artillery rep. , Capt. E. BILLOW, and the Sqn. commander of the FORT GARRY HORSE, formul ated a new plan which among other things consisted of assaulting the town in three phases instead of the original two, the first phase being, of necessity, the elimination of the opposition emanating from the two points which the REGIMENT de MAISONNEUVE were reported to have taken, A brief O Gp. was called when the new plan was outlined to the Coy. Commanders, The revised plan called for a heavy concentration of field and medium artillery on the town of LAREN , during which the coys. would go in on their objectives. 
The Brigadier and Capt. S.E. GRIFFIN, I.O. at 5 C.I.B. called at Tac H.Q. at 1000 hrs. and found Maj. V.E. TRAVERSY in complete command of the situation.
The attack on the start line commenced at 1115 hrs. and all the coys. moved on to their first objectives, experiencing very little difficulty in so doing.
The final phase was then commenced calling for the coys. to move forward to cover the Northern end of the town, The enemy was dug in in the wood beyond the town but was not aggressive except to the movement of A.F.Vs. One of the carriers of Sp. Coy. was knocked out as it was moving up to C Coys. position.
The town and its approaches was securely held by us by 1600 hrs. though B and C Coys. had not a little trouble from m.g. fire for some time longer, and our 3″ mort ars had to be called in to reduce some sniping activity .
The CALGARY HIGHLANDERS contacted A Coy. on the right flank every three hours from 2000 hrs. on.

South Saskatchewan Regiment 
MR 02459155
Sh 3803
5 Apr 45
At 0630 hrs the bn was put on one hour notice to move. And with the warning the eager gleam returned to the eyes of the bn scouts.
At 0830 hrs Lt JD Cade left for HQ 6 Cdn INf Bde to gather infm on a probably time of movement. Evidently the staff had rather a tough evening at the farewell party for Lt-Col KJ Coates, 11 Cdn Fd Amb, as no infm was available.
At 1100 hrs Major AJ Fraser, MC, arrived at Comd Post and infm the CO he was to be under comd of S Sask R with his squadron of Kangaroos. The boys are all looking forward to their ride in these Iron Steeds. The last ride which took place in the battle for CALCAR HEIGHTS is still fresh in everyones mind.
At 1400 hrs Lt-Col V Scott accompanied by Lt JD Cade left for HQ 6 Cdn Inf Bde to attend an O Gp made necessary by a change in plans. However, everyone is still in high spirits and hope sooner or later things will be streightened out.
At 1415 hrs the Bde O Gp got under way with Capt B Pearson giving a short sitrep on the enemy on our immediate front. It was interesting to note the 6 Para Div is still the controlling div on our front. However, a new element has been identified, namely, 1, 2, 3, 4 and 5 coys of the Fuchs Bn. However, these troops are poorly equipped, without mortars or inf guns. This group was last identified on the MAAS River. Brig JV Allard, DSO and Bar, then took over and orders were given. In support of the bde we have one sqn of Kangaroos, 1 sqn of tanks, div arty plus 1 med regt and 2 sqns of 8 Cdn Recce Regt (14 CH). The intention of the bde is to pass through 5 Cdn Inf Bde and seize and hold a bridgehead at the SCHIPBEEK CANAL MR 078060.
METHOD
Brig JV Allard, DSO and Bar, mentioned there are two alternatives. 

  • (1)If opposition is light, 2 sqns 8 Cdn Recce Regt (14 CH) to break through followed by the S Sask R in Kagaroos with the Cams of C mopping up on the left and the Fus MR working towards their objective on the right.
  • (2)The second alternative is to move by bn bounds up to the SCHIPBEEK CANAL and then over.

Brig JV Allard, DSO and Bar, told the bn comds they would be infm which of the alternative plans would be used after the move to the conc area. This depens on the results of the actions of 5 Cdn INf Bde and 8 Cdn Recce Regt (14 CH). Brig JV Allard, DSO and Bar, closed the O Gp by infm the bn comds their recce parties could leave immediately to recce the conc areas.
At 1500 hrs the recce party left for the conc area sq 0598. It is becoming quite common around the bn now, as soon as a recce party leaves to see the boys start to line up for meal parades. Lt D Fairgrieves claims he has missed six meals in three days and is now trying to draw living-out allowance.
At 1545 hrs Lt-Col V Stott held a short O Gp. Coys comds were given the lates role the 6 Cdn Inf Bde is expected to play. The enemy pictures was also geven. The CO then gave out the orders for the move to the conc area.
The bn is to cross the start line at 1940 hrs at MR 024930. Order of march: Bn HQ, A coy, C coy, D coy, B coy, Sp HQ and 17 pdrs. Guides will meet the column at the bde DP at MR 043987. Routes and areas as per trace. Density 30 VTM. Speed 25 mph. Housing lights only. A Tk guns to remain with the cous the are allotted but to move immediately after breakfast to the same area as Bn HQ. Troops to be in their Kangaroos ready to move by 1915 hrs.
At 1600 hrs the bn was placed on 1/2 hour notice to move to conc area. 
At 1940 hrs the bn moved off, but, much to the disappointment of the Provost Corps, took another route which bde had laid on. It seems the provost were holding a one-way road open for the convoy – all for nothing.
MR 056984
Sh 3804
At 2215 hrs the bn had arrived in their conc area and by 2220 hrs all coys had reported complete. The disposition of the coys are as follows:
Cmd Post – MR 056984
A coy – 059988
B coy- 055987
C coy – 056980
D coy – 059986
Sp HQ – 049985
During the move word was received that HQ 6 Cdn Inf Bde was now located in the conc area at MR 057986.
A great shortage of food seems to be felt throughout the bn and everyone, incl D coy, is eagerly looking forward to the time they arrive back in Germany where food is plentiful.
During the night word was received there would be no move before 0900 hrs the next day, so all coys settled down for a good night’s rest.
Weather: Overcast with scattered thunder showers.

10 Cdn Armd Regt (Fort Garry Horse) 
A018979
5 Apr 45. This morning the C.O. attended four O Groups, and rebounded at RHQ for lunch with the strange news that half of D sqn and half of Hq sqn would move across the canal. The adjutant, having reorganized the regiment into compact packets designed to meet the needs of pursuit warfare, looked pained at this untidy improvisation, especially as the cook trucks seemed to have been forgotten.
Major Bray, transformed overnight from an admin to an operations officer, left the remnant of Main RHQ to assume command of Tac Headquarters. Meanwhile the discussions about a mobile command post continued, as our unwieldy Tac Hq solved part of the relay station problem but failed to meet the military requirement of simplicity. While the Battle of Organization occupied the forefront of staff minds, the Battle of Bullets affronted the optimism of newspapers by making itself all too apparent. A sqn fought until 0500 hours, withdrew to replenish its ammunition supply, and then continued the attack on Laren (MR063004). Two tanks were reported knocked out: Lieut Livingstons was lightly wounded, his driver George Halasz, was hurt seriously. B sqn continued to support 4 CIB ( which had A sqn in support) to help the 6 CIB forward.
Tac HQ plus blobs were now at 018979. It was a rainy day with one flurry of hail.
Capt Beatty, back from the assault group (Rhine), assumed command of Hq sqn, and amused all hands by his luxurious twirl of a moustache and his abundant, curly, unkempt hair. The “clown’ made a welcome addition to the RHQ group.

8 Canadian Reconnaissance Regiment (14 CH)
MR 029978
Holland
5 Apr 45
Weather:- Cloudy and cold
“C” Squadron, and RHQ m,oved across the TWENTE Canal at approximately 0800 hrs. “C” Squadron are working on the left, making contact with the 3rd Cdn Division. “A” Squadron on the right trying to get around LAREN, and contact the 4th Cdn Div on our right, at HOLTEN, if possible. It was learned this morning that Tpr Morrison of “B” Squadron was killed on the night of the 3rd of April. He was one of the six men still missing. Air Contact people who are attached to us are not getting much for their people to do, due to weather conditions. Progress throughout the day, was not to good, owing to difficulty in crossing streams and canals.

Régiment de Maisonneuve
5 Apr 45
During the attack last night, we had 23 casualties and we captured forty prisonars. Lieut P.Y. Boudreau was wounded but not seriously. Lieut C. Racicot is missing; Major Robert, his coy commander is pretty sure he is a prisoner of war. This morning, it is raining but the coys are still pushing on and captured three more objectives. There was a countra attack against D coy but is was quickly repulsed. In the afternoon, the whole BN moved up to a new position. Rations came up in time for suppers. The A/Adjt, who was left behind, rejoined TAC HQ. Lieut J.P. Chicoine is briefed by our I.O., Capt W.E. Sutherland, to make a contact patrol. Our C.O., Lt-Col. J. Bibeau is wel pleased with the day’s work. Two pers left for a 48 hr leave to Brussels and seven went to Paris. Let us hope they have a good time because they well deserved it.


5 CDN FD REGT RCA
5 Apr
The day was overcast with rain several times – the ground in this area is becoming quite muddy – engaged several ML tgts in the wee small hours of the morning – engaged in fire plan in sp 5CIB at 1115 hrs and another at 1245 – sevral more ML’s were engaged during the day – many bombards were also engaged during the day for the CMO and a couple for the C.B.O. – infantry are making fair headway but sticky in some sopots – recce parties were warned to stand by about four times to-day but each time it was cancelled – amn exp 107 rpg’s.

6 Canadian Field Regiment, R.C.A.
044918
058962
5 Apr 45
We fired approximately 10 rounds per gun H F fire during the night. 6 bombards fired 5 rounds per gun rate 1 fired in support of 5 Cdn Inf Bde in the area of LAREN. 4 Cdn Inf Bde advanced along the East bank of the Canal. At 1730 hours the regiment moved to area 058962. 2 M targest fired in support of 5 Cdn Inf Bde, area South-East LAREN. D F tasks laid on by the Commanding Officer in area North-West of LAREN. Several moreps passed to RCA. 6 Cdn Inf Bde North-West of Laren.

1 Bn The Royal Regiment of Canada
5 Apr 45
The weather today was moderate with scattered showers.
Bn area was shelled most of the day, shelling was also intense in Essex Scots and RHLI posns.
Rear Bn HQ crossed thecanal at 1100 hrs and moved into bldgs at MR 034977.

The Brig held a conference at RHLI Tac HQ at 1400 hrs where it was decided RHLI would go east along canal bank to est a bridgehead at MR079989. A and B Coys of R Regt C to take up RHLI posn, to link up with EssexScots and protect the left flank. C sqn of the 8 Recce were in sp.
RHLI reported firm on objective at 2000 hrs.
31 OR rfts were receaved today and allotted as follows: HQ Coy – 4, A Coy – 4, Sp Coy – 2, B Coy – 11, C Coy – 5, D Coy – 8.

Toronto Scottish Regiment (MG) CIC
5 Apr 45
Cloudy and cool with light rain most of the day. 4 pl supporting 6 Bde MR 049998 also supported 5 Bde attack firing 80 bombs, enemy shelled and mortared their posns, no casualties. 2pl at MR046987 occupied on the heels of the enemy, engaged two targets with 52 bombs. They moved in the evening to MR 066000. 3 pl supported 5 Bde attack later moving to MR 063999. Coy HQ kept busiy supplying sb units with amn […] etc owing to grequent moves. B coy at MR 035968. 5 pl supporting the RHLI took op pson at 083986 forward of our FKLs. Civs reported four enemy tanks had evac the posn shortly before. The pl spent a quiet night an moved in the morning. 7 pl occupied 5 pl posn. 12 and 13 pls moved to D coy HQ MR 017966, ee pl moved to 057994 to support RHC. Enemy shells wounded the CO of the RHC. Lt Baye was wounded and B.76626 Cpl Wilson, R was killed by mortar shrapnel when a shell landed in front of them as they were walking down the road. Cpl Wilson was buried on the outskirts of Almen. 11 pl remained in psn near Laren rest of coy moved up in bde convoy. 
CASUALTIES – Lt BAYE – wounded
B.76626 Cpl Wilson, R – Killed

The Calgary Highlanders CA (O)
Holland
Lockem
Shet 3703
HQ 065988
5 Apr 45
Weather – Cloudy and cold
At 0130hrs “C” and “D” Coys reported into their objectives and Tac HQ moved up at 040985 and prepared to get a little shut-eye. A few mor PWs were sent in and were found to be members of a Fortress Battle Group. A Scout Patrol was laid on for first light, out ahead of “D” Coy to find out if there were any enemy holding them. Cpl. Potts and Pte. Levesque reported in no enemy and “D” Coy, under Capt M. Tennant, moved in. A Recce Party from FMRs arrived at 0745 hrs and looked over the area. Major W.D. Heyland, A?C.O., and the I.O. went ot Bde and were given orders for the day’s activity. The Bn huddle was called for 0900hrs and the Bn was ordered to exploit east approx 2000yds te new positions, “A” Coy leading, followed by “B”, “C” and then “D”.
       At 1400hrs all Coys reported complete with “D” and “C” Coys encountering considerable opposition in small arms fire. By using their PIATs to good advantage they were able to make Heinie “up anchor” and move, taking seven PW’s. One of the latter had a map up his sleeve, showing Coy location, including Coy HQ, which was engaged at once by medium Arty. A little more cleaning up was arranged between “C” and “D” Coys and “A” Coy was moved to a left flank position to maintain contact with the RHC. Tac HQ was moved to 065988.
        Scout Patrols were sent to investigate the wod in square 0697 and reportedd it clear. More Scouts were sent out to “C” Coy and were put to work under Cpl. Potts. No enemy were reported in the area up to 900 yds from our forward areas.
        Plans were then made for “A”, “B” and “C” Coys to exploit further east the following day. All objectives were patrolled and found clear.
        The whole area seemed to be unusally quiet and the Bn settled down for a good rest with an alert guard on.

1st Bn Regina Rifle Regiment
Vorden MR 013904
ZUTPHEN SHEET §3803 1/25000
5th Apr 1945
0700 Weather–Drizzling rain all day.
0100 Moving has been delayed somewhat, but vehicles get on the move and after a delayed trip get into position ready to attack. H-’Hr is set for 0536 hrs. BnHQ set up at MR 009977 (ZUTPHEN SHEET §3803.1/25,000).
SCHEGGERT
MR 009977
ZUTPHEN SHEET §3803 1/25,000
0530 Attack goes in as planned with B Coy left, C Coy right. Fighting is not hard, with some mortar fire, and the coys get to the objective.
0820 B Coy in position at MR 972972 (ZUTPHEN Sheet §3803 1/25,000).

C Coy in position at MR 972975. A Coy left and D Coy right, then pass through and with little difficulty get to the objectives, A Coy at MR 966971, and D Coy at MR 968976.
EEFDE MR 971972, ZUTPHEN Sheet §3803. 
1400 BnHQ moves into position at MR 971972. Engineers have started bridging in A Coy loc and CSR and RWR expect to move throught NORTH as soon as it is complete. 
2100 DF tasks with Arty, MMG and 3”Mortars laid on and everyone hopes to get full night of sleep.

1 Scot R (AF)
109890
STEENDEREN
Holland 1/25000
Sheet 3903 
1945 April 5
Total Strength: Officers: 40 Other Ranks, 818.
0200 The Bn moved and within two hours was concentrated in the following positions: CP 011924, the Coys in sq 0092 with Admin Bn still at 018890. There is generally a thought behind every move; this change in location now putting us on the axis for our next advance. This is to secure a Bridghead over the TWENTE CANAL in sqs 9696 and 9697 so that the Engineers can put a bridge across under our protection.
However the Winnipegs met no opposition in their advace toward the canal and instead of us passing through them to form a bridgehead they continued on to our Trace 6 proposed positions. Thr Reginas crossed the canal and secured the norhtern bridge-head, thus leaving us somewhat jobless for a short period. The Coys “stood-down” and listened to the artillery pound away at ZUTPHEN, which incidentally, hadn’t yet been taken even if the newspapers said that is was.
2117 A warning order came from the Bn, supported by tanks, to move at 0700 hours next morning across the Canal and follow the Div axis of advance. Casualties: NIL.

THE ROYAL WINNIPEG RIFLES
5 THU 
Cloudy and cool. At 0045 hrs the Bn was on the move to a FUP at 001965. Comd Post was set at 007965. A and C Coys started the adv at 0540 hrs. They adv to 986967 with no opposition and B and D Coys passed through and with light oppositon secured their objectives at 975959 and 967966 respectively. Comd Post was set up at 985967. Enemy mortaring continued throughout the day and night but cas were light. Several PWs were taken in this op.


War diary’s April 4, 1945

Pushing towards Laren

Detail from War Diary Black Watch

1 Bn The Royal Regiment of Canada
4 Apr 1945
Weather today was moderate with showers
By 0300 hrs the RHLI completed the crossing of the TWENTHE CANAL and were in posn. The Essex Scots started crossing, pushed through us and the RHLI and reached objectives by 0930 hrs.
At 1200 hrs Tac HQ crossed the canal to posn MR 031978.
5th  Bde led by R de Mais pushed north-east through our rt flank coys.
Shelling was fairly heavy throughout the day until approx 1500 hrs.
Casualties today were Lt J M Henderson killed, 9 ORs killed and 4 ORs wounded.

6 Canadian Field Regiment RCA
044918
4 Apr 45
By 0800 hours all of 4 Cdn Inf Bde was across the Twente Canal. 10 bombards fired. 3 Cdn Inf Div moved up around ZUTPHEN. 14 ML targets recorded in support of 5 Cdn Inf Bde as they passed through 4 Cdn Inf Bde area just North of Twente Canal. Also fired a series of D F tasks. 3 M L targets fired in support of 5 Cdn Inf Bde. Bridghead enlarged despite heavy enemy mortar and shell fire.

5 Cdn Fd Regt RCA
4 Apr
The day started out fairly well – it was  a little cloudy but cleared up a little later in the day – a strong wind was blowing all day – nine bombards were engaged throughout the day – several ML tgts were also engaged in sp of 5 CIB – HF tgts  were engaged seven times during the night – 5 CIB put in an attack on the N side of the Twenthe canal this evening – things are going fairly well but sticky in some spots – amn exp 42 rpg’s.

10 Cdn Armd Regt (Fort Garry Horse)
A036930
4 Apr 45. The pursuit pace of our advance slowed down today, and for once, we did not break camp. RHQ stayed in the woods at 036930 and the Garry Brains Trust rubbed its red-hued eyes to consider the results of its early-morning bull session. Our staff officers had agreed that command within the regiment was too diffuse, information still too scanty. By common consent, a proper Command Post on wheels was declared the solution to the problem of a location to which squadron leaders could come for imformed directives. Lacking such a vehicle, and because our C.O. had to be at the elbow of our formation commander ( a safeguard against misuse of armour), the compromise involved a rotating officers’ wireless watch at night, and a duty officer system in the adjutant’s HUP at night.
On the information side- the Sigs officer volunteered to have all transmissions on the 2nd Div comd net decoded, and passed to the Intelligence staff: a means of keeping embattled squadrons i the constant touch with the operations pricture on their flanks.
Meanwhile, B squadron, having been rafted across the TWNTHE canal the previous day and night continued to help 4th Brigade hold and expand their bridgehead. Late in the afternoon A squadron was rafted to the other side too ( to support 5 Bde, eventually). C sqn enjoyed a lazy day, recuperating from their recent tour of constant ops. At day’s end, A sqn was reported A008980, B sqn 014993, and C sqn 035929, D sqn 036930, E sqn E981704, A cloudy day, but dry, mostly.

8 Canadian Reconnaissance Regiment (14 CH)
M.R. 029946 Holland
4 Apr 45
Weather:- Cool and cloudy.
The day started of with our Infantry in a hell of a mix up. However, with a  little time, the Recce will straighten out the situation for them, all we need is a bridge. L/Cpl Larsen of the “I” Section, left to-day for “A” Echelon, where he will stay the night, and then start back for Canada on leave. Thee are 18 men going back, having finished their 5 years overseas service. “A” and “B” Squadrons are over the Twente Canal now (2000 hrs). “C” Squadron is to cross to-morrow morning at first light. Then the three Squadrons will pass through 5th Bde to recce north and east. RHQ espect to move over about 0730 hrs.

4 Canadian Field Regiment RCA
4 Aprs 45
Activity – Support of the crossing continued, as subsequent events showed this was the last reasonably strong def put up by the enemy for some time. 5 Bde went through 4 Bde and our guns were on call to aid this op. Altoghether we fired 11 “M” tgts, 2”v” tgts and 2 “U” tgts, in addition to a HF programme at night.

Toronto Scottish Regiment (MG) CIC
4  Apr 45
Weather clear and sunny. A coy moved again. 4 pl locn MR 04329858 arriving at 2400 hrs were called to sp 5 Bde. After firing several HF tasks, 1 pl crossed the Twenthe Canal and took up posn at MR 027979. 3 pl report a quiet day in their area. 2 pl now located at MR 03359775. 7 pl B coy crossed the canal and established their gun posn at MR 025978. 5 pl report by enemy shelling  in their area and at 2030 hrs they engaged an enemy SP 88 at 900 yrs rage. Their fire was very effective as nothing further came from the SP for the remainder of the night. D coy on the move again with 5 Bde convoy. Route took them NE from Vorden to Wildenbrock, then north to Xrds 0795, then went to br over Berkel Canal 027965 into Almen where they est their HQ at MR 017966. D coy pls had advanced with the inf and took up posns in conc area 035957. Roads are narrow but in good conditions, mostly paved. Littele signs of battle on the route from Doetinchem to Almen. Engenieers are having trouble bridging the Twenthe Canal, one br sank. Enemy appear to be using 88s also 105s in batteries but opposition Troops at the canal are apparently pioneer corps sent to built defences for paratps. Royal REGT of C hold posns north of canal. R de Mais crossed at 1900 hrs but heald up at railway, advanced later in the night pushing towards Laren. 11 pl accompanied the R de Mais an took up posn at MR026997 but did not fire.

1st. Bn. Black Watch (RHR) of Canada
NOORDINK 
MR 0286
Ref Sh. 3903
Steenderen
Holland
4th. Apr. Wed.
Weather – sun and wind 
At an early hour the Bn moved to a concentration area near NOORDINK. Tac H.Q. was to establish at 01658592 but when we arrived there it was to find elements of the CALGARY HIGHLANDERS in occupation, so we moved on and set up at 023866. The Acting C.O., Maj. E. MOTZFELDT, and the I.O., Lt. J.G.ROBERTS, were called to Bde. and upon their return  we were ordered to prepare for a further move, up to the Twenthe Canal, across which the 4th. Bde. had a bridgehead. The move up commenced at 1520 hrs. and we proceeded to the woods in sq. 0496. Here we settled in again and at 1900 hrs. Maj. E. MOTZFELDT called an O Gp. to outline the task which lies ahead ahead of us. The REGIMENT de MAISONNEUVE and the CALGARY HIGHLANDERS will enlarge the bridgehead across the Twenthe Canal, and the BLACK WATCH will go through and take the town of LAREN. At 2130 hrs. the Bn. crossed the canal and moved up to a concentration area. One 88mm gun persistently fired in the neighbourhood of the canal crossing, and the region of Rear B.H.Q., causing however, no casualties, though there were some anxious moments in the neighbourhood of the company cookers.

Calgary Highlanders
Holland
Zutphen
Sheet 3803
HQ 033977
4 Apr 45
Another cold morning and the Bn was well rested and ready to go on. At 1000hrs Major W.D. Heyland took over the Bn as the C.O., Lt-Col. R.L. Ellis, was confiend to bed by the M.O. At 1100hrs the A/C.O.,  I.O. and Major Degen (Shelldrake) were called to Bde for a huddle. A huddle was also called for Bn at 1200hrs and the information was passed on. At 1330hrs the TCVs reported to the Coys and at 1400 the Bn was on the road again to a concentration area in square 0395, arriving at 1500hrs. At 1600hrs another huddle was called at Bde and more definite information was passed down to Coys at 1700hrs. Supper arrived at 1800hrs and the Bn was ordered to move at 1930 hrs. The Bn started to cross the bridge at 013975 at 2015hrs and proceeded east along the road to 033977 were Tac HQ set up. 
At 2230hrs “A” and “B” Coys were taking over from their respective Coys of the R de mais and reported in at 2305hrs.

Regiment de Maisonneuve
Map 3803 1/25000
4 April 45
Beautiful sunny day. This morning everybody was up by 0730hrs. Around twelve o’clock our C.O., Lt-Col. J.Bibeau, went to Bde to an O Gp. He held his own O Gp shortly after coming back. Major G.L. Lalonde started to go on a recce immediately after. We left our concentration area by 1430 hrs and en route we met our fellows from A ech which had moved up in the morning. Our BN concentrated near the TWENTE  canal. The Brigadier was waiting for our C.O. They discussed a plan to attack on the other side of the canal. After that, our C.O. had an O Gp and gave his orders for the attack. The men were fed and they started on foot to their objectives.  At 1800hrs the BN moves across the canal and makes contact with the enemy around 2000hrs. The attack starts emmediately and goes on all through the night during wich time our coys secured eight objectives. Lieut G.Benoit the A/Adjt stayed at the concentration area. Lieut R.C. Saey and 12 men came back from a 48 hr leave in Brussels. Two of our men went back on rotation leave to Canada.

1st Bn., The Essex Scottish Regiment Canadian Army (overseas)
Near TWENTHE CANAL
Ref ZUTPHEN SHEET 3803
4 Apr 45
Around 0310 hrs. the Coy Commanders came in for a conference with the CO where a plan was devised to enlarge the Bridgehead over the Canal. Coys moved out independently and by 0700 hrs. all Coys had consolidated on objectives under heavy enemy small arms fire and occasional artillery. Patrols were arranged to feel out the enemy and contact was made. Whilst expanding an consolidating about 60 POW’s were taken chiefly by C & D Coys. Our casualties were esceedingly light despite the opposition. By 1118 hrs. we were able to report positions firm and enemy cleared from area. To protect our flanks a squadron of tanks came across the newly constructed bridge. Annoying enemy shellfire resulted in our supporting arms neutralizing the enemy guns. Various reports came to us from civlians. We were able to sift the valuable information and take appropriate action. A contact patrol programme laid on inter Bn and inter Bde.

43rd Reconnaissance Regiment: 
B Sqn recce roads eading to CANAL (2706-3306) and set observation positions overlooking bridges. Regt recce parties to 3805. 

 

War diary’s April 3, 1945

Newspaper clipping

Quite a lot of firing

6 Canadian Field Regiment RCA
044918
FMRs moved north-west and met some opposition on the bank of IJSSEL, west of our position. We engaged with one battery. Enemy were driven north along the main road East of IJSSEL towards ZUTPHEN. Three M targets fired in support of 4 Cdn Inf Bde. Three bombards and four U targets fired. H F fire during the night and we fired approximately 12 rouds per gun. SSRs and Cameons moving up.

Toronto Scottisch Regiment (MG) CIC
Weather cloudy with showers in the morning and afternoon. Bn HQ moved off at 0945 hrs following Main convoy, route Terborg Doetinchem, Regelo  to the new posn at MR 023880. Inf advaced some 15 miles yesterday and coys are beyond there isue of 1/25,000 maps are shooting from 1/50,000. A coy HQ had an unusual day, in that they dit not move. 1 and 3 pls remained in their posn. 2 pl located at MR 024965 where they fired 160 bombs at 13 targets. 4 pl are near Almen at MR 017065 from which point the scored direct hits with their first bombs on 2 enemy guns. 5 and six pls crossed the Twenthe Canal today and are located at MR 005981 and 017978. 7pl remained in its same posn today and fired in sp of 4 bde when it was counter attacked twice between 1830 and 2100 hrs. the attacks were repulsed. D coy moved to new posn in town of Vorden MR 025905, pls conc in that area also. Town of Doetinchem cleared today. 3 Div advancing towards Zutphen, 4 and 6 bdes are at Twenthe Canal, east of Zutphen. Some of their tps crossed the canal but were recalled awaiting advance of 3 Div as the rt flank was unprotected. Enemy had intende to make a stand in the woonds south of the canal but the Dutch resistance stepped in and while no actual fighting took place the enemy withdrew to the other side of the canal.

1 Bn The Royal Regiment of Canada
B Coy reported enemy digging in on their right. 3” mortar fire was brought to bear on enemy posn. Enemy tps were reported moving north-west in area MR 042985 at 0955 hrs.
During the night a class 40 raft was built by engrs and was in op, bringing over SP tps by 1000 hrs.
The Brig visited Tac HQ to tell of bridge being built at MR 013975. Essex Scots and RHLI to move across tonight.
CO met Coy Comds at A Coy to outline ops to come and suggest improvements in present posns.
Bn area was subjected to heavy shelling starting at 1400 hrs.
An “O” Gp at Bde at 1530 hrs to co-ordinate. ops.
Enemy mounted several counterattacks in A and C Coy areasm but were beaten off with a number of enemy killed.
Engrs had to halt work on the bridge at approx 1730 hrs as shelling was heavy and accurate.
The raft was smashed by direct hits at about 2100 hrs. RHLI crossing was held up til raft repaired.
Our arty and tanks took over enemy guns about 2200 hrs and shortly after the raft was repaired and the RHLI continued crossing.
Strong counterattack was driven off at 2230 hrs.
Casualties today were 3 ORs killed, 4 missing, 23 wounded.

1st. Bn. Black Watch (RHR) of Canada
969797, Ref Sh 3903, Steenderen
3rd. April, Tues.
Weather – warm and sunny. Quite a number of prisoners were taken in the attack on the town, and during the night many more were brought in from the various areas around the town, and from the town itself. From interrogation the C.O., Maj. E. MOTZFELDT, elicited the information that the enemy had moved 320 men into the area yesterday afternoon. Many of these are now prisoners, and our bag for this attack is in the neighbourhood of 150. The men were able to relax somewhat today, and wash and clean up. From many civilian and Dutch underground sources information was tendered today on the dispositions of the enemy in the area. The leader of the resistance movement in the area was most helpful in drawing sketches of the area and in the vouchsafing of information – all of which was immediately passed on to Bde. During the morning the 4th. Bde. pushed on beyond us and established a bridgehead across the canal. Tac H.Q. was a most busy place today, seeing a constant procession of visitors – local inhabitants offering information and representatives from other formations seeking it. At 1800 hrs. Maj.E. MOTZFELDT, the Acting C.O. called an O Gp. to give details for a move scheduled for early tomorrow morning near NOORDINK. 

The Calgary Highlanders
3 Apr 45
Most of the morning was rather hectic in that civilians were a big problem. Everyone wanted to help or be helped and as a result the “I” Section,  in particular Sgt Willems was harrassed from every side.
Brig. W.J. Megill visited the Bn and gave the C.O. particulars for a move to a new area to concentrate for a new job. Coy Comdrs were called in and route and order of march were laid on with a recce party under Cpt. R.J. Kerfoot to leave in advance. At approx 1400hrs the Bn moved off in TCVs and after a short delay on the road arrived in the new area at about 1600hrs with Bn HQ at Hengelo. A few minor patrols were laid on and at 2000hrs a civilian policeman reported a sending set at Nickmond and the information was passed on to Bde.
Weather – Cold and showery

5 Cdn Fd Regt RCA
3 Apr
Rained quite a bit last night and again to-day although it cleared up for a short time this afternoon – it even hailed at times during the different rain squalls – recce parties left this morning and we will now proceed tot  4 CIB area -engaged several “U” tgts in sp $ CIB who were being counter-attaked on the other side of the canal – engaged several ML tgts at 2007, 2010, 2135 and a couple of bombards – the new locn of RHQ 058948 sheet 3804 LACHEM 1/25000 – amn exp 52 rpg’s.

4 Canadian Field Regiment R.C.A.
3 Apr 45
Weather – Rain
Activity – Fairly quiet until about 1030 when a flurry of “M” Tgts came down and for the balance of the day we were busy. About 1500 hrs we began to move, by Btys, to another new posn, an adv of about 3 Km, and settled as follows: – RHQ 048949 A 028946 B 029946 C 032950 D 032952 E 035942 F 037941. There was quite a lot of firing from the new posn until about 2300 hrs. Gnr Locke, H.W., OP Sig was killed in the afternoon, 20 HF tgts during the night.

1st Bn. The Essex Scottish Regiment Canadian Army (Overseas)
3 Apr 45
The weather was murky and overcast. During the morning a recce party under the command of Lieut. Fraser went to feel out the enemy near ZUTPHEN and ran into trouble. We suffered one killed and three wounded and Lieut. FRASER himself, was missing until the evening when he returned under cover of darkness, wounded i the shoulder, and gave us valuable information of enemy positions. At 1630 hrs. the CO and IO went to Bde and received the movenment order which was to take us over the canl by ferry to a new concentration area in the RRC lines. Around 1730 hrs. the CO passed his orders on to the Coy Commanders.  In the meantime, our ‘B’ Coy took over from ‘B’ Coy RHLI to release it for the crossing of the canal and strengthen the bridgehead. The crossing was delayed due to enemey activity and we finally got across with our Company intact about 0245 hrs.

8 Canadian Reconnaissance Regiment (14 CH)
029946 Holland
3 Apr 45 Weather:- Cloudy with slight rain .
Our intentions to move this morning have been cancelled for the moment. “I” Section personnel are gradually loosing their hair, after changing the setting of maps about four times, due to the fact that there seems to be a general mix up in the intention of our next rolle. Lieut.-Col. Alway is away to see the G.O.C. Nouw, (1200 hrs) We hope he will return with something  a little more concrete. “B” Squadron is trying to pass their people over the TWENTE Canal now, but it will probably take some time, as they are using a raft. Major Good left for # 1 C.A.C.R.U. to-day for a tour of duty as Instructor. In the afternoon “B” Squadron got about half the Squadron over the TWENTE Canal, and bumped the enemy about 20 minutes later in Square 0498. Unfortunately lost 4 vehicles, and at 2000 hrs 6 men were still missing. Some of them are believed to be wounded. As contact had been lost this is still unconfirmed. Jerry’s sent in 4 tanks at approximately 2100 hrs, which were reported as Panthers. The Fort Garry’s knocked out at least one, but are not sure of the second. “C” Squadron have returned from udner command of the 3rd Cdn Division. They apparently put on a damn good show by taking more prisoners in one day than the rest of the 3rd Division.

10 Cdn Armd Regt (Fort Garry Horse)
3 Apr 45. Rainy, cool day. Bridgehead over canal established with two troops of B sqn on the other side. A sqn stayed in harbour all day. C sqn moved from Doetinchem making a harbour at AO 035929. In the evening plans were firmed for B sqn to complete move over canal and for A and C sqns to follow in the morning.

43rd Reconnaissance Regiment
0130 C Sqn released from flank protection. Revert to Regt control at 1200. Regt responsiblity ceased during afternoon, due to advance of Canadian Forces, positions made redundant. Orders to Sqns, probably cross TWENTHE CANAL on 4th 

Garnet William Eldridge

volgende >

< vorige

War diary’s April 2, 1945

Personnel of the 7th Field Company, Royal Canadian Engineers (R.C.E.), reconstructing the bridge joining Terborg and Doetinchem, Netherlands, 1 April 1945.  Photographer: Dean, Michael M. Source www.collectionscanada.ca

Attack was successful

5 Cdn Fd Regt RCA
Very dull during the morning an most of the afternoon – recce parties went out again this morning – we moved at 1430 hrs to square 0077 – new locn of RHQ 007773d sheet 4003 DOETINCHEM 1/25000 – engaged an “M” tgt on an SP gun and arm’d car at 1345 –  a small fire plan was engaged at 1930 hrs and later some M.L’s in sp RHC – attack was successful with the R de M & RHC holding their objectives – amn exp 34 rpg’s.

4 Canadian Field Regiment R.C.A.
Weather – Cool with showers
Activity – At 0015 hrs the 2 IC returned from the CRA’s O Op and gave orders for another move, a long one. 4 Bde were to cut the Twenthe Canal to-day and the Regt would be prepared to suply clos support. 2 Bty was ordered to report immediately to their Bn (RRC). Recce parties at 0500 and the remainder of the Regt ready to move by 0645 hrs. During the remaining hours the picture changed again. The enemy wethdrew to the line of the Canal but as a pocket remained in DOETINCHEM we by-passed as it was a 5 Bde show. We moved at 0715 hrs and te Regt was located in VORDEN by 1330 hrs. RHQ at 025906 A 037907 B 032906 C 032950 D 032952 E 035942 F 037941. Some firing as RRC’s moved into posn for the assault, an “O” Smoke screen by 2 Bty, 3 or 4 “M” tgts and about 20 HF tgts.

Toronto Scottish Regiment (MG) CIC
MR 064650 GENDRINGEN
10 Pl is at MR 034875 and accounted for about a dozen PW. About 1400 hrs D coy HQ moved to the edge of Doetinchem, then skirted the town as the centre was not yet cleared and took up posn at MR 005671. Cal Highrs are clearing the town and are accounting stiff opposition as the enemy have erected strong street blocks.

1st Bn., THE ESSEX SCOTTISH REGIMENT CANADIAN ARMY

The Bn moved off in TCV’s followin g the Royals — we moved very slowly with numerous stops and finally arrived in a wooded area near ZUTPHEN. In the afternoon an armed recce patrol went out in the direction of ZUTPHEN to feel out the enemy and get information on the bridges over small streams and mainly a bridge over the TWENTHE CANAL. The patrol was fired on and had to return suffring two lightly  wounded casualties. During the afternoon, the Mortar Officer Captain R LEARN in search of an observation post, captured 28 Germans. At 1715 hrs. the CO went to Bde to get further orders regarding the operation of crossing the canal and on his return passed news on to the Coy Commanders.

8 Canadian Reconnaissance Regiment (14 CH)
Wheather: – Cold and raining.
At 0730 hrs RHQ began a long drawn out move. We left the town of ETTEN, and moved to 029946 near ZUTPHEN. Traffic was very heavy on the up Route, which caused all the delay. We arrived in our present position at approximately 1600 hrs. During the day “a” and “B” Squadron were probbing along the Twente Canal, trying to sieze a bridge intact, but Jerry blew them all. One in particular was blown up whein our troops were within 300 yards of it. “C” Squadron are under command of 3rd Cdn Division, who are working on our left along the IJSSEL River. Information on our Squadron is not to good, but we found out that they took at least 65 P.W.s during the course of the day, which makes a total of 90 for the days work of the Regiment. Lieut Heward I.O. has been transferred to “c” Squadron, and has been replaced by Lieut. P. Lloyd-Craig. Lieut Llooyd-Craig, has been the 7th Officer that has had this job since the Regiment came overseas. We have air personnel attached to us, but as yet this Holland whather had nog given us a change to use them. If the weather clears up we hope to have them give ZUPTHEN a dusting.

10 Cdn Armd Regt (Fort Garry Horse)
A036930 2 Apr 45. Cloudy with rain. The pursuit was in full swing. RHQ woke in the morning and found that B sqn was beyond the range of the 19 set. C sqn was halted by road blocks at Doetinchem and A sqn was following B sqns advance mopping up. RHQ and D sqn moved from harbour at 1230 hrs arriving, after numerous short halts at new harbour A036930. This harbour was a number of miles past the spot that had been chosen. Evening found B sqn on the south side of TWENTHE CANAL area A019966,  C sqn still around DOETINCHEM E987768, A sqn releived from action harboured area A026933, D sqn with RHQ, E sqn A065650.

1 Bn The Royal Regiment of Canada
The weather today was windy with occasional rain.
An “O” was held at 0030 hrs and warning orders given.
We changed Zone “E” Time – an advance of one hr at 0200 hrs.
The Bn moved off at 0600 hrs to approach the TWENTHE CANAL and reached assembly area at MR 036924 at 1100 hrs.

 The “O” Gp for the canal crossing was held at 1700 hrs.

B Coy moved to remnants of bridge at MR 037975 to see if crossing there was possible, but reported the undertaking impossible. At 1830 hrs A Coy was to cross in 18 man MIII assaults boats followed by D, C and B Coys quickly followed to complete Phase I.  Phase II then started and coy areas were increased to a firm bridghead in area of MR 023975.
Ps O W taken were mostly enemy engrs who were preparing posns for enemy inf formations who did not arrive in time to stop this successful op.
D Coy of th RHLI crossed at 2200 hrs and moved in to strengthen our left flank.

15 OR Rfts were received today and alloted as follows: HQ Coy – 1, A Coy – 5, B Coy – 1, C Coy – 5, D Coy – 3.

43rd Reconnaissance Regiment
C Sqn U/C 214 Bde to recce ahead of advance into NE Holland. Axis to be AALTEN 2070-LITCHENVOORDE 1977-BELTRUM 1986-GEESTEREN 1794-DIPENHEIM 1977-GOOR 2104. 0630 C Sqn move out from SINDEREN 1268, to join Bde column behind Sqn of Royals. Progress slow, delayed by transport of Guards Armd Div. Route changed to RUURLO 1188 -BORCULO 1691. More delays. 129 Bde transport. 1100 Royals enter BORCULO, but held up by mines. 12 Tp sent forward to clear mines. Advance continued via GEESTEREN and onto original axis. 1430 Royals lose vehicle to bazooka fire at DIPENHEIM. 12 Tp deployed and discover firmly established enemy. Vanguard attacked through 12 Tp’s firm base and clear village in 1 hour. 1830 C Sqn ordered to protect left flank of Bde. Scout Tps deployed to cover aproaches to GEESTEREN and GELSELAAR Remainder of Regt continue to cover left flank of Div. B Sqn ordered to concentrate and to be U/C of 8 Armd Bde from first light. 

War diary’s April 1, 1945

Infantrymen of Le Régiment de Maisonneuve moving through Terborg, Netherlands, 1 April 1945. Photographer: Dean, Michael M. Source: http://www.collectionscanada.gc.ca 

Weather – cloudy, cold windy

The Calgary Highlanders CA (O):

At approx. 0600 hrs. RSM V. C. Bowen arrived at Tac with the breakfast for all Coys, and at approx. 0800 hrs the Bn kicked off on the advance to Terburg which was to be out SL for the attack on Doetinchem. From reports of civilians it wa thought the enemy had withdrawn some distance, and as a result of this the advance was carried on through Terborg with Capt. I. J. Coady leading in his jeep, and followed by the CO’s Carrier, the remainder of Tac HQ and Sp Coy.

By 0900 hrs.Tac HQ had captured the first two objectives and were proceeding on down the main road, only to have the bridge at 035717 blown up in their faces. A section of carriers and one of the pioneers were called up to discover extent of damage. When they arrived another bridge was blown, further up to the right; at the same time five enemy were seen leaving the area and were engaged. Though several bridges were blown, a Class 9 bridge was found near by, and the transport moved on. By this time the Rifle Coys were well shead with “D” and “C” left along the road, and “A” and “B” right along the railroad. “D” Coy had a stiff fight for their third objective, and took 22 POW’s. Very good progress was made until such time as the Coy reached the actual objective at 007671, but “D” Coy seemed to be hitting a stone wall at the entrance to the town square. On Pl of “D” Coy by-passed the square and took up posn. at the bridge at 003751, while the remaining Pls tried every angle to get by the road block at 006750, but were not successful.

Tac HQ set up opposite “A” Coy HQ at 1800 hrs, and at 1900 hrs, the CO left to look over the sitiation at “D” Coy. “B” Coy remained in position on the tracks and “C” Coy by passed the Square on the NOrth and took up thier position at 005756. By this time it was dark and a complete clean up could not be assured until morning. “D” Coy under Capt. M. Tennant tried by patrols from every side to penetrate the main part of the square,  and found it impossibel. The enemy was out off, but clung tenaciously to the square, and until such time as the road block of cement filled rail cars could be moved to allow flame throwers or tanks in, it was considered unwise to commit more men.

Weather – cloudy, cold, windy

5 Canadian Field Regiment Royal Canadian Artillery (5 Cdn FD Regt RCA)

Very heavy shelling during the night – the day was miserable with rain off and on and overcast all day – a small fire plan was engaged at 0100 hrs in sup of CH – attack successful – three “M” tgts were engaged during the afternoon also one “U” tgt – these tgts were also engaged in sup of CH – Recce parties left at 1200 hrs and the move was carried out a battery at a time – new locn of RHQ 04712 Terborg sheet 4004 1/25000 – amn exp 9 rpg’s.

6 Canadian Field Regiment RCA

    Moved to area in Terborg, map reference 044702. We did no firing except empty guns.

1 Bn The Royal Regiment of Canada

At 530 hrs the Bn moved off to a new posn in the area of WIEKEN, MR 0464. The enemy seemed to be beating a hasty retreat. No contact was made. After a brief halt, a recce party moved fwd at 1200 hrs followed by the Bn at 1300 hrs to area of WARM, MR 0170. Still no Germans except one who had deserted in Sept and had been hidden by the Dutch Underground until our arrival.  He surrendered to our recce party.

Another recce moved fwd at 1630 hrs followed by the Bn and arrived at an area south of DOETINCHEM, MR 015742, at approx 1900 hrs.

At 2330 hrs the CO attendend an “O” Gp at Bde.

1st Bn. THE ESSEX SCOTTISH REGIMENT CANADIAN ARMY

Near WALS Isselburg

Weather was clear and cool and in the early hours we crossed the German border back into HOLLAND once again. At 0750 hrs. we arrived in our new location and had hardly settled in when another ooperational move was ordered. Once again in the early afternoon we started off only to have the orders cancelled — then shortly put into effect again and continued on original route. At 1530 hrs. we arrived at new location only to have another move on our hand s and arrived at our newe location just outside of DOETINCHEN from which the Germans had retreated only five or six hours previously. The CO and IO went on an “O” group at Bde around 2300 hrs. and got the plans for crossing of the TWENTHE CANAL — which was passed to Coy Commanders at midnight.

1st Bn., Black Watch (RHR) of Canada

Weather – fair, clouding up later. Operation – PLUNDER. At 0100 hrs. the attack on the town of TEREBORG commenced. Progress was good until the area of the windmill at 064697 was reached, when A Coy. came under heavy fire from automatic weapons. Some of the tanks from the FORT GARRY HORSE were located on the lower rd at approx. 062694 with others on the right flank near VINKSCHE BEEK, and they were called upon to give cross fire upon the windmill area. Shortly following this the Scouts attached to A Coy. brought in 10 prisoners and two – one of whom claimed to be an Ober-Lieutenant- were questioned by Maj. E. MOTZFELDT, the Acting C.O.. The officer asserted that he had been left with 25 men to guard the approaches to the town, but that the ten who were made prisoner were all who remained, the others having been killed or taken their departure. Further prisoners were brought in from this area and they were a pretty mixed bag. A section from the Carrier platoon took the road on the left flank of the advance and proceeded beyond the tanks. From there they reported that they had been able to spot the flash of an enemy gun near the LOVINK Iron Works, and also that they had seen two vacated gun positions along the road they had travelled. The coys., for this operation, have been issued with #46 sets, and up until now these proved most satisfactory except in the case of B Coy. where some difficulty in maintaining contact was experienced. A Coy. was again held up temporarily by m.g. fire just short of their objective, but the men of the coy. went in fiercely and after some hard work at close quarters gained their objective, the area around MR 0670. In one instance two of the men of the Coy. were crawling forward when one of the enemy appeared from a slit trench and, possibly because he was out of ammunition, clubbed one of the men with the butt of his rifle. The other A Coy. man rolled over and shot the German. While the man who was clubbed was decidedly groggy for a spell, he was able to continue with nothing worse than a headache. Only five slight casualties were sustained by the Coy. in the attack while eighteen prisoners were taken by them. Since communication with B Coy. following through A were not of the best, the Acting C.O., Maj. E. MOTZFELDT, went forward at 0422 hrs.to see for himself how things were progressing. B. Coy., under Capt.R.F.DAVEY, had a long street of houses to pass down to reach their objective, and they started off searching each and every one of them. After half the distance had been covered Capt. R.F.DAVEY felt that the progress being made was too slow and decided to go right in on his objective, without any more searching being done so the coy. walked down the street the remaining 500 yards to their area, around the church at 0570, having not a shot fired at them en route. One of the stretcher bearers with the company was endeavouring to dress the wound on a German prisoner they had taken when the wounded man grasped him and bit his ear. Tac. H.Q. moved up to “Bowline l” , A Coys. area at 0500 hrs.. At 0620 hrs. Brig. W.F. MEGILL, D.S.O., Commanding 5 C.I.B. called there and found everything proceeding satifactorily C Coy. moved on to their objective, and gained it without firing a single shot. The last Coy. to go in was D Coy. and for a short spell they experienced quite a little action. From the short road at 06156970 they cut SOUTH to the end of the woods and then started working their way NORTH/WEST up through the woods. Here they came under intense fire from rifles, machine-guns, and rifle grenades. One platoon disengaged and made its way round to the Northern end of the woods. Some prisoners were taken as they endeavoured to escape across to the belt of wood on the left of D Coy’s. line of advance and as the squeeze-play started to work more prisoners were taken and more attempted to escape to the wood on the left. Lt. A.E. TWEDDELL of B Coy., had been out with a patrol to check the bridge at 04606975 and on the return trip this patrol picked up the escapees from D Coy’s. attack. At 0725 hrs. we were able to report “Bowline” clear. Rear B.H.Q. moved up and established at 064697 around 0800 hrs.. In the coys. the morning was spent in checking the Coy. areas and then cleaning up and resting. In all we took 61 prisoners and suffered 11 casualties, only one of which was serious. At 1230 hrs. the Acting C.O., Maj. E. MOTZFELDT was called to Bde., and upon his return a Huddle Green was called for 1315 hrs. at which time the Coy. Cmdrs. were advised that it is the intention that we clear to the NORTH of DOETINCHEM, beyond the positions in which the CALGARY HIGHLANDERS are presently engaged. The move was scheduled for 1430hrs. and the Bn. moved off on time. We had not progressed very far before we had to vacate the road. Our Bde’s. was held up and the other Bdes. in the Div., whose axis will be to our right, were to pass beyond us. Accordingly, while the men occupied fields to the side of the road, Tac. H.Q. was set up at 03147191, temporarily. At this spot the Bn. remained for the duration of the afternoon, and at 1650, Maj. E. MOTZFELDT, the Acting C.O. went to a meeting at Bde.. Upon this return an O Gp. was held the purpose of which was to delineate new objectives laid down for the BLACK WATCH. Once again the men will be riding in in the tanks of the FORT GARRY HORSE, and our Support Coy. vehicles. The move up started at 1900 hrs. but when we had reached a point at 009747 it was discovered that we had gone one block too far. Since we could not proceed farther through the town it was decided, at an O Gp. held in a somewhat demolished building by-the roadside, to go back a block and swing round on our objective from the EAST following the route from the SP at 00957460 up the road leading around to the right of the town to the junc. at 01247525 – cross roads at 00967533 – to the right again to road junction at 011756 and left to our objectives. The light was very bad and due to this and the numerous roads, C Coy., the leading company, pancaked at 00647584 instead of at 00447606. A Coy., following, turned left towards their objective and 003755, when they ran into trouble. A S.P. gun, firing from the South-West scored a direct hit upon one of the tanks upon which the men were mounted setting it on fire, while another S.P. firing from the South, hit another tank and damaged the locking piece, causing the tank to cast a track. A Coy. were now under considerable fire, and with 8 men wounded and 12 missing, Maj. E. MOTZFELDT granted the Coy. Commander, Maj. V.E. TRAVERSY, permission to withdraw to reorganise.

43rd Recce Regiment (UK)

Regt task to protect left flank of 43rd Div and 8 Armd Bde (Brig Prior-Palmer), by patroling to a depth of 7000 yards. The Royals were operating a further 3000 yards in front of us. 0530 H Hour It was hoped to flood the country with armour. Axis Rroad junction 088818-RUURLO 1188. Start delayed, but good progress made with fast movement. Small number of isolated enemy pockets were encountered, but not sufficiently strong to delay advance. Enemy morale low and in most cases, only too anxious to surrender. 92 POW taken. Tp of A Sqn shot up enemy horse drawn transport column. A staff car was nearly captured. Document captured indicated that a counter attack planned to go through Regt area. Sqns deployed, but no attack.

Bevrijding Oost-Nederland begon met doorbraak over de Rijn

Door Jan Braakman

De lange winter van 1944-1945 kwam uiteindelijk toch ten einde. In februari en maart hadden de geallieerden de druk op de Duitse vijand voortdurend opgevoerd. Het Canadese Eerste Leger en het Britse Tweede Leger drongen de Duitse tegenstand langs de westoever van de Rijn weg, terwijl het 9e Amerikaanse Leger vanuit het zuiden de Duitsers de aftocht liet blazen.

De Amerikanen konden zelfs een bruggenhoofd over de Rijn slaan bij Remagen. Dat was meer te danken aan toeval dan aan tactisch of strategisch militair inzicht. De Duitsers slaagden er eenvoudigweg niet in om in de haast de brug zodanig te ondermijnen dat de oeververbinding onbruikbaar werd. De geallieerden konden tien dagen van de gehavende brug gebruik maken, voor hij alsnog instortte. Ondertussen was er een flink bruggenhoofd geslagen tussen Bonn en Koblenz.

Het Rijnlandoffensief dat in februari en maart de Duitse troepen terugdrong achter de Rijn, eiste wel zijn tol. Canadese, Britse en Amerikaanse troepen noteerden een verlies van 23000 manschappen – gewond of gedood. Aan Duitse zijde was het verlies zeker 38.000 doden en gewonden, volgens Geallieerde gegevens. De geallieerden maakten daarnaast nog eens ruim 51.000 krijgsgevangenen.

De tol die van het 1e Canadese Leger was gevraagd was groot. De Duitsers hadden zich kunnen concentreren op de tegenstand tegen de Canadezen, omdat de overstromingen van de Roer in het Zuiden de Amerikanen hadden tegen gehouden. Dwight Eisenhower, opperbevelhebber van de geallieerde troepen, stuurde een persoonlijk bericht aan de Canadese Generaal Crerar om hem te complimenteren voor zijn inspanningen, vanaf 8 februari tot de dag dat de Duitsers bij Wesel tot achter de Rijn waren terug gedrongen.

Probably no assault in this war has been conducted under more appalling conditions of terrain than was that one. It speaks volumes for your skill and determination and the valor of your soldiers, that you carried it through a successful conclusion.” (Waarschijnlijk is er in deze oorlog geen aanval meer onder erbarmelijke terreinomstandigheden uitgevoerd. Het spreekt boekdelen dat je dit tot een goed einde hebt gebracht met je vaardigheid en vastberadenheid en de moed van je soldaten.)

Bron: C.P. Stacey; The Victory Campaign.

Crerar bedankte met de woorden dat geen enkele commandant met zulke goede soldaten had kunnen falen.

Terwijl nog hard gevochten werd om de Duitsers tot achter de Rijn terug te dringen, werden plannen voorbereid voor de volgende fase. De oversteek van de Rijn bij Emmerik, Rees en Xanten. De plannen kregen de codenaam Plunder mee. Aanvankelijk was de planning om de operatie op 31 maart in tezetten, maar toen het Rijnlandoffensief was afgerond, bleek het mogelijk de stap een week eerder te zetten.

De operatie Plunder begon met het innemen van de stad Wesel, die op de kruising ligt van de rivieren Rijn en Lippe.

De Canadese opperbevelhebber kreeg de opdracht de lijn langs de Rijn en de Maas ten oosten van Emmerik tot aan de zee te verzekeren, waarbij in elk geval het bruggenhoofd bij Nijmegen overeind moest blijven.

Vervolgens moest de aanval in de richting van de IJssel worden ingezet, waarbij de Duitse verdediging in de rug (vanuit het oosten) werd aangevallen. Vervolgens moest de IJssel worden overgestoken, Apeldoorn worden ingenomen en de hoge zandgronden tussen Apeldoorn en Arnhem.

Maar dat was allemaal van later zorg. Op 24 maart werden ten noordoosten van Wesel luchtlandingstroepen neergelaten.

In een van de gliders van de Britse Royal Air Force zat Hubert Charles Cox. De Canadese lieutenant van het Royal Canadian Infantry Corps was toegevoegd aan het Britse Devonshire Regiment.

Charlie Cox

De in Welland (Ontario, Canada) geboren Charlie Cox had zich als negentienjarige in 1939 gemeld bij het Canadese leger. Huberts moeder was overleden. Zijn vader was hertrouwd. Met zijn stiefmoeder kon hij goed overweg.

Hij werd beschreven als een feestbeest, iemand die hield van feesten en partijen.

Hij doorliep voorspoedig de rangen tot hij in juni 1943 tot lieutenant werd gepromoveerd. Vlak daarna trouwde hij in London, Ontario (Canada) met Gladys June uit Stratford. Hij kreeg veertien dagen betaald verlof.

In mei 1944 werd hij verscheept naar Europa. In het Verenigd Koninkrijk maakte hij deel uit van de zogenoemde Canloans, de verzamelnaam van Canadese officieren die werden uitgeleend aan het Britse leger. Cox kwam bij het Devonshire Regiment.

Op 24 maart maakten hij en zijn maten zich klaar voor de strijd in Duitsland. Cox zou met een glider van de Royal Air Force achter de frontlinie worden gedropt bij Wesel. Het Devonshire Regiment had de taak de plaats Hamminkeln te veroveren.

Cox werd tijdelijk begraven in Hamminkeln. Op 12 augustus 1946 werden zijn stoffelijke resten overgebracht en herbegraven op de Canadese begraafplaats in Holten. (Plot 4, rij H, graf 1). Op zijn grafsteen staat dat hij 25 was. De gegevens die hij verstrekte bij zijn indiensttreding vermelden dat hij was geboren op 12 september 1920. Dus hij was in maart 1945 nog 24.

James Cochrane

James Cochrane was net als Cox ook ‘uitgeleend’ aan het Britse leger. De op 9 juni 1918 geboren Cochrane werd in april 1942 opgeroepen door het Canadese leger. Hij was geen liefhebber van het leger, maar hij vond dat het zijn plicht was om dienst te doen. Hij werkte liever als meubelmaker in het dorp waar hij geboren was, Milliken (Ontario, Canada). In het leger ontwikkelde hij zich als innovatieve en ideeënrijke militair, die tal van verbeteringen aan wist te brengen, stelde een van zijn superieuren in een beoordeling vast.

In de provincie Nova Scotia volgde hij zijn opleiding om ingezet te worden bij luchtlandingen. Net als Cox doorliep hij ook de rangen tot hij bevorderd was tot lieutenant.

Cochrane werd in het VK toegevoegd aan het Oxfordshire & Buckingham Regiment. Hij nam deel aan drie luchtlandingen: in augustus 1944 bij Falaise in Normandië, in december bij het Ardennenoffensief en in maart 1945 bij de doorbraak over de Rijn. Cochrane sneuvelde bij de luchtlandingen op 24 maart 1945 bij Hamminkeln. Zijn bataljon kreeg net als Cox de taak om Hamminkeln te veroveren. Het specifieke doel was de spoor- en verkeersbruggen over de Issel in Hamminkeln veilig te stellen. De verliezen waren groot bij de landingen. Het Oxfordshire & Buckingham Regiment telde aan het eind van de dag 400 verliezen, van wie 103 waren gesneuveld.

Cochrane werd tijdelijk begraven in Hamminkeln, vlakbij de spoorlijn en het station. Zijn stoffelijke resten werden later herbegraven in Holten. Hij ligt naast Charlie Cox (Plot 4, rij H, graf 2).

Anderson Rodger

Anderson Rodger (geboren in 1913) was jurist en vliegtuiginspecteur. Hij had kunnen studeren dankzij een legaat van zijn grootmoeder van moeders kant. Zijn ouders waren gescheiden. Toen hij zich in 1942 meldde bij het leger had hij zijn vader al twintig jaar niet gezien. Roger was in september 1942 getrouwd met Mariette Marie Rodger. Door zijn superieuren werd hij in januari 1943 beschreven als een welbespraakte kandidaat met veel zelfvertrouwen, die in alle omstandigheden de zonnige kant ziet. Bij de trainingen bleek dat hij moeite had met schieten. Hij kon niet goed richten, omdat hij niet een oog kon sluiten, zonder ook het andere dicht te doen.

Nadat Rodger was hersteld kwam hij bij het Britse infanterieregiment Gordon Highlanders. Het regiment had op 24 maart 1945 de opdracht de stad Rees te veroveren. Daarbij kwam lieutenant Rodger om.

Hij werd tijdelijk begraven aan de oever van de Rijn in Rees (Duitsland). Hij werd op 14 augustus 1946 herbegraven op de Canadese begraafplaats in Holten. Rodger ligt naast Cox en Cochrane. (Plot 4, rij H, graf 3).

Frederick Gordon Kay

Frederick Gordon Kay (geboren op 13 september 1911) meldde zich in februari 1940 bij het Canadese leger. Hij werkte zich net als Cox, Cochrane en Rodger op tot lieutenant.

Hij werd beoordeeld als een harde stille werker, ijverig en volhardend, behulpzaam, gewetensvol in het nakomen van zijn verplichtingen; kortom, een gewaardeerde soldaat die ook bij zijn collega’s goed viel.

Kay trouwde op 29 april 1944 met Evelyn Lloyd in Saskatoon (Saskatchewan, Canada). In de daaropvolgende zomer werd hij naar Europa verscheept. In september werd hij bij de verkenningstroepen in Frankrijk ingezet. Hij werd als lieutenant aangesteld bij het 8th Recce Regiment.

In februari 1945 raakte hij bij een actie tijdens het Rheinland offensief vermist. Hij was krijgsgevangen genomen door de vijand, zo kreeg zijn vrouw te horen. Veel later hoorde ze dat Frederick Kay in krijgsgevangenschap was gesneuveld op 24 maart, als gevolg van een geallieerde luchtaanval.

©2020 Jan Braakman

De man die nooit afscheid nam

Door Jan Braakman

Bill O’Donnell moet een bijzonder innemende man geweest zijn. Zijn vriend Wolf Solkin (96) draagt Bill’s portret altijd bij zich. Als er een herdenking is plaatst hij de foto van zijn vriend op de stoel naast hem.

Solkin woont in Ste. Anne Hospital in Montreal, een ziekenhuis dat is gericht op de behandeling van veteranen. Solkin verplaatst zich in een elektrische rolstoel. Behendig manoeuvreert hij zich door de gangen. Hij houdt even stil bij een plaquette, waarop de gestorven veteranen worden herdacht. Op zijn kamerdeur hangt een paginagroot artikel uit de Toronto Star, de grootste krant van Canada. Solkin mag dan op leeftijd zijn, de veteraan is niet uitgevochten. Hij strijdt voor de rechten van zijn collega-veteranen, wier behandeling er niet op vooruit is gegaan sinds de financiering van het rijk is overgegaan op de provincies.

Bill O’Donnell Bron: ICB Holten

Solkins kleine kamer vult zich met de klanken van Scarlatti, lichtvoetige klavecimbel-muziek uit de achttiende eeuw. Het houdt de 96-jarige Solkin jong.

Op een tafeltje bij het raam staat het portret van Bill O’Donnel. Als Solkin in bed ligt en hij kijkt opzij, glimlacht Bill hem toe.

Aan het hoofdeinde van het bed hangen tegen de muur de foto’s van Wolfs vrouw, kinderen en kleinkinderen. Hij vertelt trots over zijn familie, die eens in de vijf jaar een reunie houdt. De laatste was in 2018, toen Wolf zijn 95e verjaardag vierde.

William Edward (Bill) O’Donnell was geboren op 11 juli 1911. Zijn vriend Wolf William Solkin ruim tien jaar later. Ondanks hun leeftijdsverschil raakten ze diep bevriend.

Bill O’Donnell Bron: ICB Holten

De vriendschap tussen Bill en Wolf gaat terug tot 1943, toen de twee elkaar in Engeland leerden kennen. Bill was een jaar of tien ouder dan Wolf. “Hij was enig kind en ik was enig kind. Hij was de oudere broer, die ik nooit had gehad. We praatten overal over, we gingen samen uit, we dansten, het was bijna intiem”, vertelde Solkin in 2019, toen hij meewerkte aan een documentaire van het Informatiecentrum Canadese Begraafplaats in samenwerking met RTV Oost. Bill en zijn vrouw hadden een lastige relatie gehad, tot hun scheiding. De getroubleerde verhouding tussen Bill en zijn ex-vrouw was een van de vele gespreksonderwerpen geweest tussen Bill en Wolf.

Eigenlijk hadden beiden liever een officiersfunctie gehad bij de Black Watch, een regiment uit de omgeving van Montreal. Maar toen zich de mogelijkheid voordeed om allebei een officiersfunctie te krijgen bij het Algonquin Regiment, besloten ze die kans te grijpen. Zo konden ze bij elkaar in de buurt blijven.

In maart 1945 werden ze verscheept naar het front. Ze realiseerden zich dat ze gewond konden raken, of zelfs konden sneuvelen. Ze waren elkaars getuige bij de testamenten die ze opmaakten op 26 maart 1945. Bill zette in het testament dat hij zijn bezittingen naliet aan zijn zus Helene O’Donnell. Niet zijn vrouw, niet zijn dochter, maar zijn zus werd eerste en enige erfgename.

Bill O’Donnell Bron: ICB Holten

“En we beloofden dat we elkaars familie op de hoogte zouden stellen, als een van ons zou sneuvelen”, zegt Solkin.

Solkin lijkt een fragiele man in zijn elektrisch aangedreven rolstoel. Hij draagt met trots zijn legergroene baret en zijn overhemd is getooid met de medailles die hij heeft gekregen voor zijn dienst in de Tweede Wereldoorlog. Zijn voortdurende glimlach kleurt zijn perkamentwitte huid en de vlassige baard. Zijn stem is zacht, maar vastberaden. Hij neemt de tijd voor zijn verhaal, noodgedwongen, omdat hij zuinig moet zijn met zijn energie.

Hij wil graag vertellen over zijn maat, met wie hij optrok tot Bill ergens in de buurt van Friesoythe (Duitsland) sneuvelde op 18 april 1945.

Wolf was er niet bij toen dat gebeurde. Hij gaf leiding aan een andere peloton binnen hetzelfde regiment. Toen de officieren de volgende dag de balans opmaakten, hoorde hij hoe zijn vriend was omgekomen. “Er was een groep Duitsers die zich wilden overgeven. Maar ze wilden zich niet overgeven aan een gewone soldaat. Ze vroegen om een officier. Toen stond Bill op.” Dat werd Bill fataal. Een Duitse sluipschutter schoot Bill neer. Wolf ging niet naar de begrafenis van zijn vriend, die een tijdelijk graf kreeg in Duitsland. “We hadden geen tijd voor een begrafenis. We moesten véchten. We mochten blij zijn als we de doden aan de kant van de weg konden leggen weg van het verkeer. Er lagen dode lichamen overal, Duitsers, Canadezen, Britten, ik herinner me ook Polen – die vochten met ons mee”, zei Wolf.

De diepe en warme vriendschap tussen Bill en Wolf kwam abrupt ten einde. Voor Wolf zou het leven nooit meer zijn als het was geweest sinds hij Bill had leren kennen bij de Infantry Battle Course in Engeland.

Wolf Solkin in 2019. Foto: Jan Braakman

De dood van zijn vriend betekende dat hij zijn belofte aan Bill moest nakomen. Bill had Wolf een boodschap meegegeven voor zijn dochtertje Marcia.

Wolf nam contact op met Bill’s ex-vrouw. Maar toen hij belde en uitgelegd had waarom hij belde, zei de ex-vrouw van Bill dat zij niets wilde horen over Bill en dat Wolf haar niet moest lastig vallen, en haar dochter ook niet. Zij gooide de hoorn op de haak. Solkin was verbijsterd, maar hij accepteerde het.

Ondertussen voltrok zich rond de nalatenschap van Bill O’Donnell een bijzondere kwestie. Bills zuster Helene weigerde als enige erfgename de erfenis te accepteren. Dat had mogelijk te maken met de huwelijkse voorwaarden waaronder Bill en zijn vrouw Mary Edna McCallum waren getrouwd. In die voorwaarden stond dat de erfgenamen van Bill een bedrag van 5000 dollar verschuldigd waren aan zijn echtgenote.

Toen Bill’s zuster Helene jaren later kwam te overlijden, bleek dat ze 10.000 dollar in haar testament had nagelaten aan haar nichtje Marcia, de enige dochter van Bill.

Ondertussen wachtte Wolf Solkin tot hij dacht dat dochter Marcia oud genoeg was om op eigen benen te staan. Toen probeerde hij opnieuw contact te krijgen met Marcia. Hij zocht elke O’Donnell in het telefoonboek van Montreal en belde ze een voor een op. Maar niemand was verwant aan Bill of zijn dochter.

Wolf wist niet hoe hij verder moest zoeken. Hij liet het er een tijdje bij zitten, tot hij op het idee kwam om via het ministerie van defensie contact te zoeken met de dochter. Het ministerie vond haar, nam contact met haar op en vertelde haar over de zoektocht van Solkin. Dochter Marcia belde Wolf Solkin. En na een telefoontje volgde een bezoek. “Ik vertelde haar over haar vader. Ik zei haar dat ik van Bill moest zeggen dat hij van haar hield. Zij wist niets over haar vader. Haar moeder had haar niets verteld. We hebben lang gepraat, we hebben gelachen en gehuild.”

Sindsdien zijn Wolf en Marcia bevriend gebleven. Wolf vertelt dat Bill trots zou zijn geweest op zijn dochter. In brieven aan hem – die hij stiekem laat bezorgen bij het graf van Bill – schrijft hij dat ze een sterke zelfstandige vrouw is geworden, moeder van zes kinderen. “Hij leeft door in zijn dochter en een volgende generatie van zes gezinnen.”

Zelf heeft hij het graf in Holten nooit bezocht. Hij is even stil als hem de vraag wordt gesteld waarom niet. Hij slikt zijn emoties weg en zegt: “Ik weet het niet. Ik denk dat ik het niet aankon geconfronteerd te worden met al mijn vrienden, die daar lagen. Waarschijnlijk was ik er niet klaar voor. En nu kan ik het niet meer.”

Graf van O’Donnell in Holten. Foto Jan Braakman

Maar, weet hij, voor Bills graf wordt goed gezorgd. “Ik mag hopen dat ik zo’n mooi graf krijg als ik straks in Canada word begraven. Maar ik ben bang dat de Canadezen niet zoveel aandacht geven aan hun gevallenen, als de Nederlanders doen.”

In de nabije toekomst, zo schreef hij zijn vriend, “zal ik weer in jouw fijne gezelschap zijn, mijn goede vriend en kameraad.” Dan zal hij herenigd zijn met de vriend van wie hij nooit afscheid nam.

P.S.

Wolf Solkin overleed in de nacht van 3 op 4 februari 2021 in zijn slaap in het Ste Anne Hospital in Montreal, waar hij al enkele jaren werd verzorgd. Hij zou een week later 98 geworden zijn.

©2022 Jan Braakman

Podcast met Wolf Solkin over Bill O’Donnell