Patrick Joseph Moran was wees, net als zijn zusjes Rosemary en Catherine. Hun ouders Catherine en Patrick Moran waren overleden in 1934 en 1935. Moran was Amerikaan van geboorte, maar hij woonde in het Canadese Toronto in het weeshuis van de Children’s Aid Society of York County.
Patrick Moran kwam onder bijzondere omstandigheden om het leven. Hij werd gedood door zijn eigen wapen. Maar wat zijn dood bizar maakte was een brief die bij zijn spullen werd gevonden.
“Aan wie het aangaat, in geval van mijn overlijden”, stond op de envelop.
Het verhaal van Moran begon bij Anthony Thomas Pollock, geboren op 1 oktober 1921 in East Lockport, Manitoba, Canada. Pollock woonde net als Moran ook in Toronto. De 21-jarige Pollock kreeg in het voorjaar van 1943 een oproep voor de National Selective Service. Die oproep betekende dat Pollock dienst moest doen, of in het leger of in een industrie of dienst die de oorlogsvoering ondersteunde.
In april 1943 meldde Anthony Thomas Pollock zich in Toronto. Pollock werd gelegerd in Brampton en Dundurn, voor hij in december 1943 werd verscheept naar het Verenigd Koninkrijk. Hij moest in februari 1944 naar Italië, waar hij werd ingedeeld bij het 1e Light Anti Aircraft Batallion.
Daar raakte hij op 11 oktober 1944 gewond door een granaatscherf. Heel ernstig was de verwonding niet, want na een week keerde hij terug bij zijn regiment. Twee maand later raakte hij opnieuw gewond. Toen was de verwonding evenmin ernstig, want hij bleef gewoon in dienst.
Opeens viel er een schot
In februari 1945 werd Pollock vanuit Italië verscheept naar Frankrijk. En vanuit Frankrijk trok hij noordwaarts. Hij werd in maart ingedeeld bij het Irish Regiment of Canada. Met dat regiment kwam hij in mei 1945 in Groningen terecht.
Pollock was ingekwartierd in een woning in de stad. Op 4 mei 1945 maakte hij net als zijn maat R.A. Mitchell rond half zeven het bed klaar voor de nacht.
Opeens viel er een schot. Mitchell keek geschrokken op. Hij zag een Nederlandse burger staan met een wapen in zijn handen. Pollock lag op de grond, bloedend uit zijn mond.
Mitchell en Pollock hadden de burger eerder al een paar keer weggestuurd, omdat hij met de wapens van de soldaten aan het spelen was. Mitchell had de jongen wel de kamer zien binnenkomen, maar noch hij, noch Pollock hadden er op dat moment veel acht op geslagen. “Ik zag dat hij met de wapens in de weer was en bijna tegelijkertijd ging het wapen af, waardoor Pollock gewond raakte”, verklaarde Mitchell later. Hij verwijderde de kleren van zijn gewonde maat en legde een verband aan om het bloeden te stelpen. Medisch officier N. McMillen van het Irish Regiment of Canada constateerde dat Pollock een schotwond had. De kogel had hem in de linkerborst getroffen en was via de oksel door de linker arm gegaan. De Nederlandse burger zei later dat hij niet had geweten dat het wapen geladen was, toen hij het oppakte.
De verwonding van Pollock was zo ernstig, dat hij er de volgende dag aan overleed.
Het leven is nu eenmaal een gok, en daarom ben ik ook niet bang voor de dood
Tussen de spullen van Pollock werd een afgesloten envelop gevonden, gericht aan “wie het aangaat, in geval van mijn overlijden.” Pollock schreef in de brief dat hij niet Pollock heette, maar dat zijn echte naam Patrick J. Moran was, dat hij in Philadelphia (VS) was geboren en dat hij nog twee zussen had in een weeshuis in Toronto, die hij aanwees als zijn erfgenaam. Moran verontschuldigde zich in zijn brief, die hij al op 1 september 1944 had geschreven. Hij realiseerde zich dat het dom of ongelofelijk zou kunnen klinken, maar hij was werkelijk niet Anthony J. Pollock. Hij moest zijn werkelijke achtergrond verstrekken, “mocht ik omkomen, hetgeen ik niet waarschijnlijk maar heel wel mogelijk acht. Het leven is nu eenmaal een gok, en daarom ben ik ook niet bang voor de dood.”
Over het waarom van zijn besluit om zich voor te doen als Pollock schreef hij: “ Ik denk niet dat ik in detail hoef uit te leggen waarom of hoe ik in het leger verzeild ben geraakt. Ik denk dat u het begrijpt, omdat er vele andere jonge mannen als ik zijn, die zochten naar reizen en opwinding, om de eentonigheid te doorbreken.”
De nalatenschap van Moran werd toebedeeld aan zijn twee zussen. Het duurde wel een tijdje voordat alle formaliteiten waren doorlopen. In juni 1945 werd de correspondentie over de dood van de soldaat nog gericht aan mevrouw Catharine Pollock, de moeder van de man voor wie Moran zich had uitgegeven. Op 28 juli 1945 kreeg Rosemary Moran, de oudste zus van Patrick Moran een brief, waarin nog ten onrechte stond dat Patrick was omgekomen doorverwondingen tijdens de strijd. Dat hij als gevolg van een ongeluk met zijn eigen geweer was omgekomen werd pas later duidelijk.
Moran werd op 7 mei 1945 tijdelijk begraven op de begraafplaats in Groningen. Later kreeg hij zijn definitieve rustplaats op de Canadese Begraafplaats in Holten. Op zijn grafsteen staan zowel zijn echte naam, als de naam die hij gebruikte als soldaat in het Canadese leger. Hij ligt in plot V, rij B, graf 8.
©2020 Jan Braakman