Frederick Parkinson wilde graag een bijdrage leveren aan de strijd tegen de Duitsers. De geboren Brit woonde in Montreal (Quebec, Canada) met zijn vrouw en twee kinderen toen hij in april 1944 het leger in ging. Hij had toen al verschillende pogingen gedaan om bij de marine of de luchtmacht te worden aangenomen.
Hij had zich gemeld bij de Royal Canadian Airforce, maar daar was hij geweigerd. De marine wilde hem niet aannemen omdat hij kleurenblind was. Hij deed een tweede poging bij de marine, om als stoker te worden aangenomen. Opnieuw werd hij afgewezen, omdat hij niet genoeg ervaring had.
Parkinson was als jongen door zijn vader naar het opleidingsschip Wellesley gebracht. Het schip was vooral bedoeld voor weesjongens. Parkinsons vader leefde nog, maar zijn moeder was overleden toen hij nog klein was. Zijnvader wist niet hoe hij het gezien draaiende moest houden en daarom besloot hij Frederick naar het opleidingsschip te sturen.
Na de opleiding was hij meer dan zeven jaar werkzaam in de koopvaardij. Toen hij in 1935 trouwde met Margaret Murphy ging hij aan land. Margaret en Frederick woonden in Rosemount (Quebec). Ze kregen twee kinderen: Margaret Joan (1935) en Barbara Ann (1937). Frederick werkte als machine monteur voordat hij in dienst kwam bij het oliebedrijf McColl Frontenac. Daar vervulde hij verschillende functies. Hij stapte over naar Canadian Vickers waar hij aanvankelijk schilder was, maar later als lader en losser in de haven werkte.
Hij was al 35 toen hij toch nog in dienst werd genomen. Niet bij de luchtmacht of de marine, maar bij de landmacht. Frederick maakte indruk. “Hij heeft de goede aanleg en de juiste instelling” schreef captain R.A. Wendt in een beoordeling. “Hij werkt hard en doet het goed bij de oefeningen.” Frederick wilde het liefst schutter zijn. “Hij is slim en heeft een militaire uitstraling”, oordeelde Wendt.
In oktober 1944 werd Parkinson verscheept vanuit Canada naar het Verenigd Koninkrijk. Het laatste oorlogsjaar was al begonnen toen Frederick op 6 januari werd overgebracht naar het strijdtoneel in Noordwest-Europa. Eind februari werd hij ingedeeld bij de Black Watch, het Royal Highland Regiment of Canada.
Zijn regiment was betrokken bij zware gevechten in het Hochwald, begin maart, toen bij Rees (Duitsland) een bruggenhoofd over de Rijn werd gerealiseerd. Daarna kon het regiment in de omgeving van Nijmegen op adem komen. Eind maart, begin april begon het regiment de opmars naar het noorden, via Terborg, Doetinchem, Hummelo, richting Twentekanaal bij Almen. Nadat ze het kanaal waren overgestoken zou het Regiment de Maisonneuve het bruggenhoofd uitbreiden richting het Gelderse Laren, zodat het regiment van de Black Watch daarna de aanval (5 april 1945) op Laren kon overnemen.
Het werd een onverwacht harde strijd, waarbij de Black Watch het zwaar te verduren kregen. En voor Parkinson sloeg het noodlot toe.
Parkinson werd geraakt. Hij raakte zwaar gewond aan zijn hoofd. Een kogel had hem precies op zijn kruin geraakt. Hij had een gapende wond bovenop zijn schedel. Maar hij leefde nog. Hospiks noteerden om zeven uur ’s avonds een polsslag van 42 slagen per minuut en een hoog ademhalingsritme van 28 ademhalingen per minuut. Hij was bewusteloos. Ze gaven hem een anti-tetanus-serum en lieten hem afvoeren naar het ziekenhuis in Nijmegen. Toen hij daar om elf uur ’s avonds aankwam was Parkinson overleden.
Frederick Parkinson werd tijdelijk begraven vlakbij het ziekenhuis in Nijmegen. Later kreeg hij een definitieve rustplaats op de Canadese militaire begraafplaats in Groesbeek: plot V, rij E, graf 4.
Source: Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; Service Files of the Second World War – War Dead, 1939-1947; Series: RG 24; Volume: 26760
©2018 Jan Braakman