Door Jan Braakman
Na de mislukte doorbraak bij Arnhem (Operation Market Garden) waren de grote rivieren de grens tussen bevrijd en bezet Nederland. Het was in het belang van de geallieerden om zoveel mogelijk Duitse troepen vast te houden in Nederland, waardoor een opmars rechtstreeks richting Berlijn in elk geval niet door de in Nederland achtergebleven troepen zou worden opgehouden.
En dus werd een plan uitgedacht, om de Duitse troepen ten noorden van de grote rivieren te binden. Lieutenant-General John Crocker voerde een plan uit onder de naam Operation Pounce. Het plan was bedoeld om de Duitse tegenstanders op het verkeerde been te zetten. In het plan was (zogenaamd) voorzien in luchtlandingen ten noorden van de Waal. Het idee was dat een doorbraak zou worden geforceerd bij Hedel en vervolgens door te steken naar Utrecht.
Bij ‘s-Hertogenbosch werden amfibivoertuigen en materiaal voor noodbruggen opgeslagen op vanuit de lucht te observeren plekken. Stellingen werden ingereedheid gebracht voor zware artillerie. Bij Hedel, net ten noorden van Den Bosch, zou een bruggenhoofd worden gevormd. Doel was dat de Duitsers rekening zouden houden met een aanval bij Hedel. Om die illusie te versterken, werden tal van patrouilles uitgevoerd over de Maas.
Het Lake Superior Regiment lag aan de Maas bij Hedel. Het regiment kreeg de opdracht om regelmatig missies uit te voeren aan de overkant van de Maas, om de Duitsers in elk geval de indruk te geven dat er iets op komst was. In zijn boek In the Face of Danger; The History of the Lake Superior Regiment beschrijft George Stanley hoe het fout kon lopen met dergelijke patrouilles.
Op 14 december 1944 staken twee pelotons van de B-compagnie van het Lake Superior Regiment de Maas over. Het doel was door te dringen in het dorp Hoenzadriel. De pelotons bereikten zonder al te veel moeite de overkant en het lukte ook om ongezien het dorp binnen te komen, waar ze twee Duitse militairen aantroffen in de kelder van het eerste huis dat ze doorzochten. De twee werden gevangen genomen en daarmee was het doel van de patrouille – Duitse militairen krijgsgevangen nemen – bereikt.
Op de weg terug raakte een van de mannen van de patrouille een door de Duitsers op scherp gezette trip flare, een zogenoemd struikeldraadlichtsein. Daardoor werden Duitse troepen gealarmeerd, die het vuur openden. John William Ewen werd meteen dodelijk getroffen. Commandant Lieutenant B. Black gaf opdracht naar de Maas te rennen om de terugtocht te maken. De twee Duitse krijgsgevangenen maakten echter geen aanstalten mee te gaan. De twee achterlaten was geen optie, want daarmee zou de positie van het peloton aan de Duitsers verraden worden. Sergeant G. Leary en een Belgische tolk, John Saynave, schoten de twee Duitsers ter plekke dood.
Black vroeg ondertussen om artillerie-ondersteuning. Verschillende huizen in Hoenzadriel werden in brand geschoten. Een deel van Canadese patrouille tijgerde door de modder in de richting van de Maas, een ander deel ging naar de rand van het dorp om opnieuw te proberen enkele Duitsers krijgsgevangen te maken. Maar die poging was vruchteloos: de Duitsers bleken hun posities te hebben verlaten. Desalniettemin complimenteerde Major General Chris Vokes de twee bataljons onder commando van Lieutenant Black met zijn “succesful patrol mission.”
Een mijnenveld
Twee maanden later, op 11 februari 1945, werd een soortgelijke patrouille uitgevoerd. Om zeven uur ’s avonds ging een patrouille van C-company, verdeeld in twee groepen Maas over.
Charles Byce en Hedley Shaw, twee gerenommeerde sluipschutters maakten deel uit van de groep.
De groep die aan de overkant aan de oever van de Maas moest blijven (beach head party) bleek een lekke boot te hebben en keerde terug voor een andere boot. De gevechtspatrouille stak direct met succes over. De beach head party kon de rest van de patrouille niet vinden, maar nadat ze elkaar getroffen hadden, ging de patrouille langs de dijk richting Kerkdriel. Onderweg stuitten ze op een Duitse schildwacht in een loopgraaf. Dat was ongeveer op de plek waar nu vanaf de Hoenzadrielsedijk een doodlopende weg langs de Zandmeren naar beneden gaat.
Nadat drie granaten in zijn richting waren gegooid, gaf de Duitse soldaat zich over. Het doel van de patrouille was bereikt: een soldaat krijgsgevangen maken die inlichtingen kon verstrekken.
Nadat het mitrailleurvuur was opgehouden nam Lt Garling Brown op zijn schouders om hem terug te brengen naar de oever van de Maas. Tot overmaat van ramp stapte Garling in een gat, waardoor hij zijn enkel brak.
Cpl Charles Byce zag scherpschutter Shaw nog terugkomen van de dijk. De patrouille slaagde er wonderwel in de gewonden in een boot te krijgen en heelhuids terug te keren naar de zuidelijke oever van de Maas. Byce bereikte de oever eerder dan Shaw en Byce was een van de laatsten die in de boot klom om de Maas weer over te steken.
Heldhaftige Cree
Byce was een Cree die een heldhaftige reputatie opbouwde in de laatste maanden van de oorlog. Op 21 januari 1945 leidde hij een groep van vijf man over de Maas. Direct bij het bereiken van de vijandelijke oever kwamen hij en zijn manschappen onder vijandelijk vuur vanuit drie verschillende posities. Brice kon twee van de vuurnesten lokaliseren en onschadelijk maken met een granaat. Toen de patrouille over de dijk rende vlogen de granaten hen om de oren, zonder schade aan te richten. De granaten verraadden wel de positie van nog twee vijandelijke soldaten. Byce zocht de schuttersput op en doodde beide Duitsers. Voor zijn moedig gedrag werd hij onderscheiden met de Military Medal. Eind februari, tijdens het Hochwald-offensief maakte Byce zich andermaal verdienstelijk. Hij nam onder hevig vijandelijk vuur het commando van alle getroffen officieren over. Ondanks hevige verliezen onder zijn troepen hield hij zo lang mogelijk stand. Hij gebruikte zijn scherpschutterskwaliteiten om de vijand op afstand te houden en te voorkomen dat zijn manschappen zouden worden overlopen. Daarvoor kreeg hij de Distinguished Conduct Medal.
De patrouille maakte aanstalten om terug te keren. Maar het liep anders. Private J.N. Brown stapte op een mijn en verloor zijn voet. Vervolgens kwam de patrouille onder hevig Duits mitrailleurvuur te liggen. De patrouille zocht dekking op de grond. Daarbij kwam private W.A. Bevan op een mijn, waarbij zijn hand werd weggeslagen en hij ernstige verwondingen aan zijn gezicht opliep.
Eenmaal terug bleek dat er vier man niet waren meegekomen: Cpl Norman R. Tyerman, Cpl Hedley M. Shaw, Pte L.C. Dobberthien en Pte George H. Preston.
Onmiddellijk werden vrijwilligers gevraagd om opnieuw de rivier over te steken om de vermiste mannen te zoeken. Byce was een van hen. Hij verklaarde enkele dagen later: “Ik ging met de groep mee en doorzocht de tegenoverliggende oever tot een diepte van 300 meter en 400 tot 500 meter aan elke kant van de landingsplaats, maar vond niemand. Ik vond wel een sluipschuttersjasje en een gevechtstenue, die geïdentificeerd konden worden als die van korporaal Shaw door de vulpen in de zak en door de gewichten aan de onderkant van het sluipschuttersjasje. Er werd een zoektocht ingesteld op onze oever, maar geen spoor van korporaal Shaw.”
De volgende ochtend om acht uur zag een patrouille van de C-company aan de overzijde van de Maas een man zwaaien, kennelijk om aandacht te trekken. Waarschijnlijk betrof het een van de vier vermiste manschappen, die de vorige nacht achter waren gebleven.
’s Avonds om kwart voor zeven werd opnieuw een boot over de Maas gestuurd om de man op te pikken. Het bleek Pte Dobberthien te zijn. Hij had een voet verloren toen hij op een mijn was gelopen, maar hij was opvallend opgewekt, meldt de war diary van het Lake Superior Regiment.
Dobberthien wist ook wat er met de drie anderen was gebeurd. Tyerman en Preston waren omgekomen bij een mijnexplosie. Shaw was bij hem gekomen om poolshogte te nemen. “Ik vertelde hem dat mijn voet eraf was en dat ik dacht dat de twee andere mannen dood waren. Hij zei dat hij hulp ging halen en hij vertrok. Ik heb hem niet meer gezien. Ik bleef liggen en wachtte ongeveer twee uur. Toen ik me realiseerde dat hem iets moest zijn overkomen, kroop ik naar de rivier, maar ik zag geen spoor van hem. Ik heb ongeveer 19 uur op de oever gelegen, maar nooit iets van hem gezien.”
Tyerman en Preston werden door de Duitsers begraven in Kerkdriel. Vandaaruit werd hij overgebracht naar de Canadese Begraafplaats in Holten, waar ze naast elkaar liggen in Plot 12, rij H, graven 6 en 7.
De 43-jarige sluipschutter Hedley Shaw werd als vermist geregistreerd. En zo staat hij ook nog steeds op het paneel van de Canadese begraafplaats in Groesbeek.
Het lijkt echter waarschijnlijk dat hij is verdronken in de Maas en dat zijn stoffelijk overschot is gevonden en begraven in Drongelen. Onderzoekers Ronny van Hoften en Philippe Reinders diepten in de archieven op dat in juni 1945 op het kerkhof in Drongelen een stoffelijk overschot is begraven dat waarschijnlijk van Shaw was. Willem van der Pol, destijds wachtmeester in de gemeente Eethen legde op 14 februari 1947, twee jaar nadat Shaw vermist raakte, een verklaring af. Hij zei “dat het lijk dat 24 juni 1945 werd begraven op het kerkhof in Drongelen was gevonden in de uiterwaarden tussen het Capelsche Veer en het Drongelsche Veer. Op het lijk worden geen herkenningstekens gevonden, behalve een horloge met inscriptie H.D. Shaw”.
Shaw liet een vrouw en drie dochters na. Zijn oudste dochter Sandra reed als kind vaak mee met haar vader Hedley. Sandra is nooit over zijn tragische dood heen gekomen, wat volgens haar familie bijdroeg aan haar levenslange strijd met depressies. Sandra overleed in 2020.
Vier dagen later opnieuw een patrouille
Op 15 februari werd opnieuw een patrouille naar de overkant van de Maas gestuurd, nu ter hoogte van Bokhoven. Opnieuw was de bedoeling om Duitse miltairen krijgsgevangen te maken, en opnieuw ontstond er een schermutseling aan de noordkant van de Maas, waardoor de Canadezen onverrichterzake en met veel verliezen de terugtocht mochten zoeken.
Aan de overkant, bij Ammerzoden, bevond zich het Duitse Fallschirm Regiment 17. Net als het Lake Superior Regiment, voerde het Duitse regiment ook verkenningen uit aan de overkant van de Maas. Ook dan kwam het af en toe tot schermutselingen.
In de War Diary meldt het Lake Superior Regiment dat de actie in de vroege ochtend van 15 februari leidden tot de dood van soldaat Walter Russell Lahoda en de vermissing van drie anderen: Sgt Herbert Carlbom, Lt Harold F. Hilderley en Pte Arthur Vanance. De patrouille slaagde erin Lahoda’s stoffelijk overschot mee terug te nemen.
Carlbom, Hilderley en Vanance werden niet gered. In een brief aan Herman Carlbom, de vader van Herbert, meldde Colonel C.L. Laurin dat Herbert het laatst gezien was door een sergeant van zijn peloton om ongeveer 7 uur in de ochtend van 15 februari 1945. Dat was Sgt Boomhower.
Sgt Carlbom, Lt Banks en Sgt Boomhower probeerden Hilderley en Arthur Vanance te evacueren, die eerder al gewond geraakt waren. De drie klommen de dijk op langs de noordelijke Maasoever. Ze werden onder vuur genomen en daarbij raakte Carlbom en Banks gewond. Sgt Boomhower vroeg beide mannen hoe het met ze was. Beiden antwoordden dat het redelijk ging.
Boomhower trok zich terug naar de boot, waar hij met de weinige mannen die nog over waren tot de conclusie kwam dat de tegenstand te sterk en te talrijk was om de twee achtergebleven Carlbom en Banks te redden, evenmin als Hilderley en Arthur Vanance. Boomhower besloot met de overblijvende mannen met de laatste boot terug te varen naar de zuidkant van de Maas bij Bokhoven.
Bij de actie waren vier man achtergebleven op vijandelijk terrein: Hilderley en Vanance, die als eersten getroffen waren door de Duitse tegenstand en vervolgens Carlbom en Banks, die beiden gewond raakten bij de poging om Hilderley en Vanance te redden.
Boerenzoon John William Ewen was op 10 september 1920 geboren in Asquith, Saskatchewan. Hij trouwde met Isabel Mae Ewen en kreeg met haar een zoon in juni 1943. Zoon John Gordon Ewen was anderhalf toen zijn vader om het leven kwam bij een gevechtspatrouille. Ewen kreeg zijn definitieve rustplaats op de Canadese begraafplaats in Groesbeek: plot 17, rij A, graf 15.
Bronnen: The Watch on the Maas 9 Nov 44 – 8 Feb 45. George C.F. Stanley – In the Face of Danger; The History of the Lake Superior Regiment; Mark Zuehlke – Forgotten Victory; Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; Service Files of the Second World War – War Dead, 1939-1947, Series: RG 24;
©2019 en 2023 Jan Braakman