Roderick Malcolm MacDonald neergeschoten bij Groesbeek, stierf in krijgsgevangenschap

Door Jan Braakman

Ella MacDonald-Yates was nog geen jaar getrouwd met Roderick Malcolm MacDonald toen hij in juni 1944 werd ingescheept om in Europa zijn bijdrage te leveren aan de oorlog tegen Duitsland. Roderick was in januari 1943 in dienst gegaan. Hij maakte een goede indruk op zijn meerderen en werd al 1943 tot Lieutenant bevorderd.

Jonge Canadese mannen werden op verschillende manieren aangemoedigd het leger in te gaan. Bron: Library and Archives Canada 1983-030 X PIC, 01249, Box number: A162/X3
Jonge Canadese mannen werden op verschillende manieren aangemoedigd het leger in te gaan. Bron: Library and Archives Canada 1983-030 X PIC, 01249, Box number: A162/X3

Ella werkte in het Royal Jubilee ziekenhuis in Victoria (British Columbia), terwijl Roderick als verkoper een korte carrière had opgebouwd. Voordat hij het leger in ging, was hij in dienst geweest bij zijn vader, die een schoenenhandel bestierde. Zijn vader zou later Minister of Mines worden in de provincie British Columbia

Roderick kwam uit een gezin met vier kinderen. Hij had een oudere zus (Evelyn) en twee jongere broers (Donald en Walter).

Lt. Roderick Malcolm MacDonald, Empress Hotel, Victoria, BC, ca. 1943. Foto bron: Veterans.gc.ca

Nog geen half jaar nadat Ella en Roderick tijdens een kort ‘embarkation leave‘ afscheid van elkaar hadden genomen, kreeg Ella een alarmerend telegram. Haar man was gewond geraakt, las zij. Hij had een lichte hersenschudding opgelopen op 21 oktober, meldde het bericht dat was verzonden op 26 oktober 1944. Maar Ella had nog twee brieven van hem ontvangen van 23 en 25 oktober, waarin Roderick met geen woord repte over wat hem was overkomen.

Ella maakte zich ongerust. Zij probeerde meer duidelijkheid te krijgen en schakelde daarvoor parlementslid en latere minister Robert W. Mayhew in. Die schreef een brief aan de Casualty Officer van het Canadese leger in Ottawa. Mayhew kreeg in december een brief terug. Roderick MacDonald was inderdaad licht gewond geraakt, maar had zich na enkele dagen al weer gemeld bij zijn eenheid.

Ella MacDonald werd gerustgesteld

Ella MacDonald kon gerustgesteld worden. Waarschijnlijk had ze ondertussen ook al meer brieven van Roderick gehad, waaruit ze kon opmaken dat het goed met hem ging. Roderick had evenwel in zijn brieven niets geschreven over wat hem was overkomen. Mayhew veronderstelde dat Roderick diens vrouw niet nodeloos ongerust had willen maken.

Wat er was gebeurd, valt aan de hand van de gegevens in zijn persoonlijk dossier in combinatie met de war diary wel te achterhalen. Roderick MacDonald had in een loopgraaf gelegen bij Hinkelenoord, een gehucht ten westen van Woensdrecht (Noord-Brabant). Het hoofdkwartier was ‘Wolfert’s farm’. Op 21 oktober rond kwart over negen in de ochtend ontplofte een mortiergranaat vlak bij hem. MacDonald werd met een legerambulance afgevoerd naar een veldhospitaal. Drie dagen later, op 24 oktober, verklaarde een arts hem fit genoeg om weer naar het front te gaan. In zijn dossier werd een aantekening gemaakt, dat hij zijn eerste verwonding had opgelopen.

Ook in de war diary werd MacDonalds verwonding opgetekend: “Lt MacDonald was evacuated shell-shocked early in the day when an enemy mortar bomb alighted directly on his slit trench.

In de daaropvolgende winter was Roderick MacDonald met zijn regiment gelegerd in Groesbeek, waar ze probeerden met nachtelijke patrouilles posities van de Duitsers te verkennen en Duitse militaire krijgsgevangen te maken.

Op patrouille om krijgsgevangen te maken

In de nacht van 4 op 5 januari 1945 ging Roderick MacDonald op patrouille om een Duitse militair krijgsgevangen te maken. MacDonald had al eerder die nacht verkend hoe de situatie was. Om half vier in de ochtend gingen Lt MacDonald, twee onderofficieren (cpls Cherrington en Loyie) en negen man op pad. Ze baanden zich een weg door het bosrijke gebied rond de Molenbeek bij De Plasmolen, op de grens van Gelderland en Limburg, ten zuiden van Groesbeek en ten oosten van Cuijk.

De vijand had het gebied afgeschermd met twee draadversperringen. Het eerste obstakel kon de patrouille zonder veel problemen passeren, maar 50 meter verder kwamen ze in de afdaling van de heuvel een volgende versperring tegen, die moeilijk te nemen was – ook omdat de Duitsers ze bestookten met granaten.

Toch lukte het MacDonald en drie van zijn mannen (Cunningham, Craig en Wiebe) de vijandelijke posities te bereiken. De war diary van de Calgary Highlanders beschrijft wat er gebeurde: “Luitenant MacDonald en drie mannen kwamen door het obstakel heen en bereikten de vijandelijke posities, waar ze extreem zwaar vuur ontmoetten. Luitenant MacDonald werd geraakt evenals twee van zijn mannen. De twee mannen wisten terug te komen, maar ze konden luitenant MacDonald niet helpen. De rest van de patrouille keerde terug naar haar eigen linies.”

MacDonald viel voorover in de loopgraaf

Pte Cunningham verklaarde dat hij samen met MacDonald en de soldaten Craig en Wiebe de vijandelijke loopgraaf (V-trench) had benaderd. “De V-trench werd bezet door ongeveer drie Duitsers. Lieutenant MacDonald stond aan de rand van de loopgraaf en schoot een salvo van Sten-geweervuur op een van de vijanden, maar een Schmiesser schoot op hem en hij viel voorover in de loopgraaf. Pte Craig en Pte Wiebe, leden van onze sectie, probeerden hem te redden, maar raakten daarbij gewond. Als gevolg van hevig vuur waren we gedwongen ons terug te trekken, waardoor de heer MacDonald in de vijandelijke V-trench achterbleef.”

Ella MacDonald kreeg weinig te horen over wat her met haar man was gebeurd. Een telegram van 11 januari, bijna een week na het incident, meldde dat Lt MacDonald gewond was geraakt. Over de aard van zijn verwonding was nog niets bekend, aldus het telegram. Een week later kwam er een volgende bericht: MacDonald, was niet alleen gewond – hij was op 7 januari ook nog als vermist geregistreerd.

Voor Ella was het nogal verwarrend, zeker toen ze aan het eind van januari nóg een standaardbrief kreeg waarin stond dat haar man al sinds 5 januari vermist werd. Het kon nog erger, want op 12 maart kwam per telegram de onheilstijding dat Roderick MacDonald al op 9 januari in krijgsgevangenschap aan zijn verwondingen was overleden.

Ella klampt zich vast aan strohalm

Welke verwondingen haar man noodlottig waren geworden, kreeg Ella niet te horen. Ze klom in de pen en vroeg om opheldering. De informatie die ze had gekregen was te summier en onbevredigend, stelde ze. Ella MacDonald realiseerde zich dat ze zich vastklampte aan een strohalm “in de hoop dat dit een geval van identiteitsverwisseling kan zijn. Ziet U, ik ben verpleegster en als ik meer zou weten over de verwondingen van mijn man zou ik misschien beter kunnen begrijpen en beseffen waarom hij moest sterven.”

De Duitse Wehrmacht had de dood van MacDonald netjes geregistreerd. Hij was op 9 januari 1945 om 4 uur ’s morgens overleden als gevolg van een verwonding aan de ruggenwervel, een dwarslaesie en een longontsteking. Hij was begraven op de katholieke begraafplaats in Haldern. Die gegevens werden uiteindelijk gedeeld met Ella MacDonald, evenals het relaas van Pte Cunningham.

Duitse registratie van overlijden en begrafenis van MacDonald. Bron: Service Files of the Second World War – War Dead, 1939-1947; Series: RG 24; Volume: 30559

Na de bevrijding werd het stoffelijk overschot van MacDonald opgegraven. Hij kreeg op 12 augustus 1946 een definitief graf op de Canadese Begraafplaats in Holten (Plot XII, rij H, graf 16).

Op zijn grafsteen staat:
He gave his life
That others might live

© 2024 Jan Braakman

Bronnen:
* Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; Service Files of the Second World War – War Dead, 1939-1947; Series: RG 24; Volume: 30559
* Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; War Diary Calgary Highlanders; RG24-C-3, Volume number: 15021, File number: 192
* Veterans.gc.ca
* Commonwealth War Graves Commission

Geveld door een Duitse sluipschutter

PA-167193
Paul Henri Boutin werd in de buurt van de Schipbeek tussen Laren en Holten onder vuur genomen door een sluipschutter. Hetzelfde overkwam een infanteriesoldaat van the South Saskatchewan Regiment. Hij raakte gewond en wordt op deze foto behandeld. Foto Daniel Guravich/ Library and Archives Canada.

 

Lieutenant Paul Henri Boutin van het Regiment les Fusiliers Mont-Royal heeft waarschijnlijk niet veel gemerkt toen hij sneuvelde. Boutin werd getroffen door de kogel van een Duitse sluipschutter. Hij was dodelijk verwond aan het hoofd. “Deceased, killed in action”, werd op zijn Service and Casualty Form vermeld.

Boutin kwam op 7 april 1945 om bij de oversteek van de Schipbeek op de grens van de toenmalige gemeenten Laren, Gorssel en Holten. Bij die oversteek had het South Saskatchewan Regiment het voortouw. Zij moest zorgen voor het bruggenhoofd op Holtens grondgebied. Een van de geallieerde doelstellingen was om zowel de wegverbinding als de spoorlijnverbinding tussen Deventer en Holten (en verder oostwaarts) onder controle te krijgen.

Boutin was op 27 maart 1945 24 jaar geworden. Dat was ook de dag dat hij werd ingedeeld bij het Regiment les Fusiliers Mont-Royal. De rooms-katholieke student uit Lauzon, in de Canadese provincie Quebec was ruim drie jaar eerder, op 5 maart 1942, in actieve dienst gekomen. Als 17-jarige had hij in 1938 de opleiding aan het College of Montreal afgerond. Hij wilde verder studeren en meldde zich aan bij Laval University. Tegelijkertijd was hij als reservist actief bij het Regiment de Levis, een infanterieregiment van het Canadese leger. Toen hij in 1942 het leger in ging, had hij zijn graad nog niet behaald.

Boutin was een sportieve vent. Hij hield van zwemmen, bergbeklimmen, skien en bridge. Een van de officieren die hem beoordeelde in 1943 beschreef Boutin als vrolijk en energiek met een goede algemene kennis en breed inzetbaar: “This officer has ability and should make a good officer with more training”. In oktober 1944 werd Boutin nog eens beoordeeld. Hij kreeg een positief rapport, al zou zijn zelfvertrouwen wel wat beter kunnen. Hij had de neiging te zoeken naar overeenstemming is conflictsituaties, terwijl een leidinggevende officier in oorlogsomstandigheden juist snel een knoop moet doorhakken. Desalniettemin was hij goed genoeg om in een Frans sprekende eenheid te worden opgenomen.

Op 7 april 1945 werd in het oorlogsdagboek van Les Fusiliers Mont-Royal vermeld dat de eenheid weinig tegenstand kreeg. Er werden veertien Duitsers krijgsgevangen gemaakt, onder wie een officier. Een patrouille die langs de Schipbeek liep, werd door vijandelijk vuur verrast. “Enemy has dug in defenses along the north bank of the canal and intends to hold our track northwards for awhile“, aldus de war-diarist. Hij eindigde zijn bijdrage voor die dag met de mededeling: “Lieut P.H. Boutin was killed by a sniper during the day.

Boutin werd tijdelijk begraven bij een wachtpost/seinhuis (nummer 9) langs de spoorlijn Zutphen-Hengelo ter hoogte van de Rossweg in Laren (Gld). Daarna werd hij herbegraven op de Canadese Militaire Begraafplaats in Groesbeek: Plot 10, rij H, graf 1.

Bestel hier uw exemplaar van Verhalen van het Slagveld.

©2016 Jan Braakman