Tweetalige Amerikaan in Canadese dienst

44486_83024005550_0809-00213Rene Lussier was weliswaar nog jong, toen hij zich in oktober 1942 meldde bij het Canadese leger, maar hij maakte een zeer volwassen indruk. Hij was niet uitbundig, misschien wel een beetjes stil. Hij was geen drinker, leefde sober en had enige ervaring in een verantwoordelijke baan als expediteur bij Bennet in Chambly (Quebec). Met zijn 21 jaar moest hij zorgen dat oorlogsmateriaal op de juiste manier werd opgeslagen en verzonden.

Lussier was op 14 september 1921 in Holyoke in Massachusetts (Verenigde Staten) geboren en had de Amerikaanse nationaliteit.

Zijn ouders waren Frans Canadees en hij groeide tweetalig op. Zijn vader was eigenlijk voortdurend ziek en leefde van een uitkering. René droeg met zijn werk bij aan het gezinsinkomen. Hij was het Frans en Engels in woord en geschrift machtig. Dat maakte hem geschikt te dienen in leidende rol bij een Franstalig regiment, oordeelde de army examiner.

Hij was enthousiast over het leger, had een goede opleiding. Zijn intelligentie en stabiliteit was bovengemiddeld. En niet onbelangrijk: hij had een ‘clean civil police record‘, hij was nooit met de politie in aanraking geweest. “This man is good material for OTC“, vond captain Langevin Cimon. Lussier was geschikt om als officier opgeleid te worden in het Officers Training Centre (OTC).

Lussier werd in februari 1943 beoordeeld op zijn capaciteiten. Brigadier Edmond Blais beviel Lussier aan voor een opleiding bij het Canadian Officer Cadet and Basic Training Centre in St-Jerome. Na de voltooiing werd hij bevorderd tot leuitenant.

Lussier werd ingedeeld bij het Regiment de St. Hyacinthe. Zijn leidinggevenden waren niet helemaal overtuigd van zijn kwaliteiten, blijkt uit een beoordeling van 6 mei 1944. Daarin staat dat Lussier oplettend en serieus is. “Hij heeft echter de neiging onder druk verward te raken.” Hij zou beter uit de verf komen als hij meer ervaring in het veld zou opdoen. Het zou goed zijn hem meer veldtraining te geven en hem op een positie te zetten, waarbij hij op zichzelf was aangewezen.

Toen hij de opleidingen achter de rug had werd hij in november 1944 nogmaals beoordeeld. Brigadier R.D. Sutherland vond Lussier “ietwat kleurloos en moeilijk te beoordelen.” Desalniettemin gaf hij de aanbeveling om Lussier in te zetten als versterking bij de infanterie in een franstalig regiment.

Schermafbeelding 2016-08-07 om 00.54.19
Overleg op 29 april 1945. Van links naar rechts: Captain J.S. Hamilton, Royal Canadian Artillery; Lieutenant-Colonel J.A. Dextraze, Commanding Officer of Les Fusiliers Mont-Royal; Lieutenant A. Gautier and Sergeant P.P. Leduc, both of Les Fusiliers Mont-Royal; Major D.W. Grant, The Toronto Scottish Regiment (M.G.). Foto Lieut. Dan Guravich / Library and Archives Canada / PA-146281

Lussier werd op 11 april officier in het Regiment des Fusiliers Mont-Royal, dat toen nog in Oost-Nederland actief was. Amper drie weken later werd René Lussier dodelijk getroffen tijdens de opmars richting de Noord-Duitse havenstad Bremen. Op 29 april sneuvelde hij.

Op die dag overlegden Lussiers commandant Lieutenant-Colonel J.A. Dextraze en Lieutenant A. Gautier en Sergeant P.P. Leduc van het Regiment Fusiliers de Mont-Royal in Munderloh met captain Hamilton van de Royal Canadian Artillery en major Grant van het Toronto Scottish Regiment over het verloop van de strijd en de voortzetting ervan. De oorlog zou nog tien dagen duren.

1010598
Het graf van René Lussier op de Canadese begraafplaats in Holten. Foto Jan Braakman

Lussier werd tijdelijk begraven bij Hatten in Duitsland. Op dezelfde tijdelijke begraafplaats werden ook sergeants Frank Lachlan Martin en  Lucien Belair, privates Raymond Bouley, Jean Paul Bourgeois, Ernest Dumas, Jean Octave Guimond en Paul Emile Marchand van hetzelfde regiment ter aarde besteld. Zij waren op dezelfde dag gesneuveld of een dag eerder (Frank Lachlan Martin). Later werden allen herbegraven op de Canadese begraafplaats in Holten: Lussier ligt in Plot 8, rij E, graf 12.

Bestel hier uw exemplaar van Verhalen van het Slagveld.

Arthur was gesneuveld, maar zijn moeder geloofde het niet

44485_83024005550_0233-00136
“We weten dat hij niet dood is”, schreef Gisèle Jean. Bron: Canada, WWII Service Files of War Dead, 1939-1947

Negen jaar nadat Arthur Lessard was gesneuveld, twijfelde zijn familie nog aan zijn dood.

Joseph Arthur Marcel Lessard was geboren op 27 oktober 1922 in het Canadese Montreal als jongste in een gezin van vier. Toen hij eind 1942 zijn keuring deed voor het leger, werd hij beoordeeld als een slimme jongeman in goede gezondheid met de juiste militaire houding. Hij was, zo beoordeelde de dienstdoende sergeant, meer dan gemiddeld intelligent. Hij hield van ijshockey en honkbal.

Arthur Lessard was op zijn zestiende van school gegaan. Toen hij zeventien was kreeg hij zijn eerste baantje bij een textielfabriek, waar hij twee jaar werkte. Daarna werkte hij een jaar bij de Canadese spoorwegen (Canadian Pacific Railway).

Lessard was een goed soldaat, al had hij een paar kleine akkefietjes. Hij werd een keer bestraft omdat hij een order niet had opgevolgd en hij was eens afwezig zonder verlof. Desalniettemin werd hij geschikt bevonden om als infanterist te worden ingezet bij de strijd tegen de Nazi’s.

Op 27 mei 1944 werd hij verscheept naar Engeland. Twee maanden later, ingedeeld bij het Franstalige  Fusiliers de Mont-Royal, kwam hij in Frankrijk terecht. In augustus 1944 raakte hij vermist tijdens gevechten. Drie dagen na de vermissing dook hij ongedeerd weer op bij zijn regiment. Zijn moeder kreeg een telegram dat hij vermist was. Maar ze kreeg nooit bericht dat hij weer terecht was.

Tot in april 1945. Toen kwam er bericht van het sneuvelen van Arthur Lessard. Lessard was met vier van zijn maten van dezelfde eenheid omgekomen in gevechten met de Duitsers. Hij sneuvelde op de Beuseberg bij Holten en werd begraven in een tijdelijk graf (ter hoogte van wachtpost 9 langs de spoorlijn Zutphen-Hengelo) aan de Rossweg in Laren (Gld).

In het officiële legerbericht aan Lessards moeder stond dat hij was omgekomen op 7 april, ongeveer 8 mijl ten oosten van Zutphen in Nederland. Die datum was voor het gezin Lessard al zwaar beladen. Op 7 april 1936 was vader Lessard op 49-jarige leeftijd overleden. En nu, negen jaar later, was er bericht van het overlijden van de jongste telg van het gezin, nota bene op dezelfde datum.

Het bericht over de dood van Arthur liet het gezin in verwarring achter. Arthurs moeder kon of wilde het niet geloven. Ook al werden de persoonlijke spullen opgestuurd, ook al kwamen er berichten over de plek waar de jongeman tijdelijk was begraven, en ook al ontving ze een foto van het definitieve graf van Arthur op de Canadese begraafplaats in Holten.

Eind 1946 stuurde zij een brief aan het ministerie voor veteranenzaken: of ze geen opheldering kon krijgen over de dood van haar zoon. Het ministeriële antwoord – een maand later – was zakelijk en kort: Nee, helaas, er waren geen details over de omstandigheden van de dood van Arthur, anders dan dat hij door de vijand was gedood ongeveer 8 mijl ten oosten van Zutphen.

44485_83024005550_0233-00128
“Helaas, hebben we geen details over de omstandigheden van zijn dood.” Bron: Canada, WWII Service Files of War Dead, 1939-1947

In april 1951 meldde Gisèle Jean zich bij het minister. Zij was de verloofde van Arthur, schreef ze. Ook zij wilde meer informatie, ook omdat Arthurs moeder ziek was. Ze wist dat Arthur vermist was en dat hij daarna bij haar weten nooit meer was terug gemeld. “We weten dat hij niet dood is. Wilt u ons alstublieft laten weten waar hij in het ziekenhuis ligt, zodat we hem kunnen troosten en bemoedigen.”

Ambtenaar H.M. Jackson van het ministerie van veteranenzaken gaf haar in een brief uitsluitsel. Hij meldde dat Arthur op 25 augustus vermist was gemeld, maar dat hij drie dagen later ongedeerd terug was gekomen bij zijn eenheid. Jackson schreef verder dat Arthur echt gesneuveld was en dat zijn lichaam tijdelijk begraven was in de omgeving van de plek waar hij was omgekomen.

Op 18 januari 1954 klom Arthurs broer Aimé in de pen. Moeder was inmiddels overleden. Hij wilde toch graag weten hoe het zat met zijn broer. Hij had nooit geloofd dat zijn broer was gesneuveld. “Ik heb liever dat hij vast zit in de Kingston gevangenis, dan te weten dat hij dood is, dan had ik tenminste nog geringe hoop dat ik hem weer kon zien”, schreef Aimé. Hij had van een vriend, een luitenant in het leger, gehoord dat Arthur niet dood was. Hoe het precies zat, had de luitenant ook niet kunnen zeggen, omdat het een militair geheim zou zijn.

Ambtenaar Jackson schreef een uitvoerige brief aan Aimé Lessard, waarin hij voor een deel herhaalde wat hij ook al had geschreven aan Aimé’s moeder en aan Gisèle Jean.

Hij voegde daar aan toe dat er geen enkele twijfel was over het overlijden van Arthur. Verhalen dat hij nog in leven zou zijn, kwamen van horen zeggen en gingen niet vergezeld van enig bewijs. Daar kwam nog bij dat alle formaliteiten rond het overlijden van Arthur netjes met zijn moeder waren afgewikkeld.

De waarheid was hard. Misschien wel te hard om te aanvaarden.

Bestel hier uw exemplaar van Verhalen van het Slagveld.

© 2016 Jan Braakman