Door Jan Braakman
Sommige militaire acties zijn overzichtelijk en verlopen volgens plan. Andere keren reageert de vijand anders dan verwacht of voorspeld en wordt een minutieus voorbereid plan een chaotisch slagveld met louter verliezers.
Major General Harry Foster had op 13 september 1944 duidelijk aangegeven wat er ging gebeuren. Het Algonquin Regiment zou om 22:00 uur die avond het Leopoldkanaal en het daarnaast gelegen Afleidingskanaal van de Leie oversteken en een bruggenhoofd vormen bij Moerkerke. Daarna zouden de engineers een brug over het kanaal bouwen, waarna de 4e Canadese Armoured Division richting Nederland zou kunnen doorstoten naar Fort Frederik Hendrik bij Breskens in Zeeuws-Vlaanderen.
Doel van de operatie was uiteindelijk de Westerschelde vrij te krijgen, zodat de haven van Antwerpen door de geallieerden kon worden gebruikt.
En, ook niet onbelangrijk, als de zuidoever van de Westerschelde in Canadese handen was gevallen, zaten Duitse troepen op de Zeeuwse eilanden (Walcheren, Noord- en Zuid-Beveland) als ratten in de val. Ten oosten van de eilanden, in West-Brabant, was de route richting Duitsland al door de geallieerden afgesneden. Zo’n 100.000 Duitse soldaten op de eilanden zouden geen kant meer op kunnen. Nu konden ze de veerpont Vlissingen-Breskens nog gebruiken als vluchtroute – en daar maakten ze volgens de inlichtingenrapporten ook danig gebruik van.
De inschatting van de Duitse tegenstand aan de noordzijde van het Leopoldkanaal bleek achteraf niet accuraat. De Canadese inlichtingenrapporten spraken over ongeorganiseerde, gedemoraliseerde en minimaal getrainde Duitse troepen, die in elk geval niet veel weerstand zouden bieden.
Lieutenant-Colonel Robert Bradburn van het Algonquin Regiment kreeg in de ochtend van 13 september de opdracht een bruggenhoofd te vormen. Toen de duisternis was ingevallen trok de eenheid naar Moerkerke, waar met aanvalsboten, verkenningsboten en nog een paar boten van burgers de oversteek over het Leopoldkanaal zou worden gemaakt. Onderwijl werden vijandelijke posities aan de overkant bestookt met mortier- en artillerievuur. Om half twaalf ’s avonds begonnen de Algonquins aan de oversteek, daarbij ondersteund door de Lincoln and Welland Regiment, die hielpen bij de overtocht en met de lege boot zouden teruggaan om de volgende groep over het kanaal te brengen.
De mannen droegen de boten door de smalle steegjes van Moerkerke naar de plaats waar ze de overssteek zouden maken. De vier company’s, ieder 90 man, hadden vier oversteekplaatsen aangewezen gekregen. De twee rechtercompany’s moesten het gehucht ’t Molentje innemen, dat bestond uit een groep van ongeveer 15 huizen.
Toen de eerste boten te water gingen, barstte Duits geweervuur los.
De twee kanalen werden door een kale dijk van elkaar gescheiden, waarover de boten moesten worden gesleept. Eenmaal aan de overkant bleek dat in sommige boten te weinig manschappen van het Lincoln en Welland Regiment zaten de terugtocht te maken, de boten waren te zwaar om met twee man over de dijk te slepen.
En lang niet alle boten haalden de overkant. Sommige bleven steken op de tussendijk, vanwege de sterke Duitse oppositie met een 20 mm machinegeweer. Verschillende boten werden lek geschoten en manschappen sneuvelden of raakten gewond. Sommigen wisten zwemmend te ontkomen.
John Edmund Stennett was een van de mannen die de overkant haalde. Hij had ruim een week geleden zijn 22e verjaardag gevierd, een moment om even terug te denken aan zijn broer Mac, en zijn zusters Marion en Dorothy, die hij nu al meer dan een jaar niet meer gezien had.
Stennett had zich begin 1943 gemeld bij het leger. Hij was in juli 1943 naar Engeland gebracht en in juli 1944 was hij met zijn regiment in Frankrijk aangekomen om te helpen West-Europa te bevrijden.
Nu leek het alsof hij in de hel was beland. Weliswaar lukte het om aan de overkant posities in te nemen, maar dat duurde niet lang. Tegen het ochtendgloren op 14 september zetten de Duitsers een tegenaanval in. De tegenstand van de vijand was sterker dan voorzien en de Algonquins zaten zonder voldoende munitie. Het lukte maar niet om nieuwe munitie aan te voeren. Lt-Col Bradburn vroeg om munitie per parachute te droppen, maar er waren geen vliegtuigen beschikbaar. Twee pogingen om ammunitie per boot aan te voeren mislukten. De boot haalde de overkant niet vanwege het hevige vijandelijke vuur. De bouw van een brug door de genietroepen moest worden gestaakt.
Na twaalf uur vechten besloot de divisiecommandant de aanval te beëindigen en terug te trekken onder dekking van een rookgordijn. Alle boten werden ingezet om de Canadese soldaten te ontzetten. Vier Duitse krijgsgevangenen hielpen de Canadezen daarbij.
De Canadezen hadden krijgsgevangenen gemaakt, maar de Duitsers ook. Toen de balans werd opgemaakt bleek dat er tientallen mannen vermist, gewond of gedood waren. Sommigen waren zwemmend teruggekeerd, met achterlating van al hun materieel.
John Edmund Stennett werd aanvankelijk als vermist opgegeven.
Het zou meer dan een maand duren voordat Canadese troepen Breskens bereikten. Op 6 oktober 1944 werd definitief een bruggenhoofd ten noorden van het Leopoldkanaal gevestigd, waarna de troepen richting Zeeuws-Vlaanderen konden optrekken.
Na enige tijd was duidelijk dat Stennett gevangen was genomen en afgevoerd naar het krijgsgevangenenkamp Stalag XIIA. Hij wist nog een bericht te sturen aan zijn moeder met een korte mededeling aan zijn moeder. “We have a Canadian Club formed now, and starting to form a library. I am fine.”
Dat was het laatste levensteken dat zijn moeder ontving, nadat ze had gehoord dat haar zoon vermist was en later dat hij in krijgsgevangenschap was.
In februari kwam het bericht dat John Edmund op 19 januari 1945 was overleden aan difterie en een ontstoken hartspier. Aandoeningen die regelmatig hand in hand gaan. Uit de dossiers blijkt dat hij ondertussen was overgeplaatst naar een ander krijgsgevangenenkamp: Stalag IVB. Hij werd begraven op de begraafplaats Neuburxdorf bij Mühlber a/d Elbe. Van de begrafenis zijn nog foto’s gemaakt, zo meldt een brief aan de Wehrmachtsauskunftstelle für Kriegsverluste und Kriegsgefangene van het Oberkommando der Wehrmacht in Saalfeld. Een kopie van de brief is bewaard gebleven, maar de foto’s zaten er niet meer bij.
John Edmund Stennett is na de oorlog herbegraven op de Canadese begraafplaats in Holten. Hij ligt in plot IV, rij D, graf 8.
Niet ver van hem ligt Robert Sorenson, een in Denemarken geboren Canadees, die ook deel uit maakte van het Algonquin Regiment. Sorensen werd niet krijgsgevangen gemaakt, maar hij sneuvelde bij de oversteek van het Leopoldkanaal bij Moerbeke. Zijn lichaam werd niet – zoals dat van de meeste bij Moerbeke gesneuvelde Canadezen – begraven op de Canadese begraafplaats in Adegem. Sorensons stoffelijke resten werden vanuit Vlaanderen overgebracht naar Holten, waar hij is begraven in plot 4, rij G, graf 3.
©2022 Jan Braakman
Bronnen:
* Mark Zuehlke; Terrible Victory, Madeira Park BC, 2007
* Service file John Edmund Stennett: Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; Service Files of the Second World War – War Dead, 1939-1947; Series: RG 24; Volume: 27116
* Service File Robert Sorenson: Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; Service Files of the Second World War – War Dead, 1939-1947; Series: RG 24; Volume: 27093
* War Diary Algonquin Regiment: Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; RG24-C-3, Volume number: 15000, File number: 1052
* Gegevens begrafenis Stennet: ITS Bad-Arolsen; Lists of names pertaining to foreigners who were registered respectively employed on the former territory of the Reich.