Door Jan Braakman
Richard Carignan was 23 toen hij zich op 27 januari 1943 meldde voor het Canadese leger. Hij wilde elektricien worden, vermeldde hij op de aanmeldingsformulieren. Voor hij zich meldde had hij al een paar maanden gewerkt als hulp bij Shawinigan Power Company in Drummondville, in de Canadese provincie Québec.
Hij woonde nog bij zijn ouders in Drummondville, net als zijn jongere broer Jacques en twee oudere zussen Yvette en Edna. Hij had geen vaste verkering, rookte en dronk weinig. Op de vraag of hij hobby’s had wist hij er geen te noemen. Hij las wel af en toe: kranten en tijdschriften, en hij hield van honkbal ijshockey en skiën.
Bij zijn keuring werden hem geen leiderschapskwaliteiten toegeschreven. Hij zou zich verdienstelijk kunnen maken in een ondersteunende administratieve rol.
De fysieke training leverde hem al snel een blessure op. Hij verrekte spieren in de rug, waarvoor hij twee dagen in het St. Jerome Militair Hospital terecht kwam.
In augustus 1943 werd hij met veel van de andere rekruten verscheept naar Engeland. Hij verbleef in de legerplaats Farnham.
Richard werd ingedeeld bij Les Fusiliers Mont Royal, die samen met The Queens Own Cameron Highlanders of Canada en de South Saskatchewan Regiment de 6e Infantry Brigade vormden.
Op 6 juni 1944 zetten geallieerde troepen in Normandie voet aan land. Een maand later werden Les Fusiliers Mont Royal per schip vanuit het Verenigd Koninkrijk naar Frankrijk overgebracht. Vanuit Newhaven, voeren ze via de Thames over het Kanaal naar het Europese vasteland. Op 8 juli 1944 zette Richard voet op bevrijde Franse bodem. Nu kwam het erop aan. Er werd een zware slag gestreden in Frankrijk, waar Duitse troepen nog hevig tegenstand boden.
De eerste weken was het nog betrekkelijk rustig voor Carignan en zijn maten. Ze kregen les over mijnen en andere wapens. Ze namen deel aan parades, hoorden bemoedigende woorden van Lieutenant-General Simonds, die met de troepen sprak en zich tevreden toonde over de komst van de Fusiliers MR.
Op 20 juli kwamen ze in een eerste gevecht met de Duitse vijand terecht. Hoewel de Fusiliers uiteindelijk als winnaar uit de strijd kwamen, met gevangenneming van 149 Duitse krijgsgevangenen, ging het allerminst zonder slag of stoot. Vooral de Duitse Panzer-tanks met hun enorme vuurkracht maakten het de Canadezen heel lastig. Verschillende Canadese voertuigen gingen verloren. De troepen kampten met een tekort aan munitie, door een falende aanvoer, zo staat in de war diary van Les Fusiliers Mont Royal te lezen.
Nadat het stof was neergedaald, werd Richard Carignan bevorderd van private (pte) tot corporal (cpl). Echt rustig werd het nooit. De vijand bleef de Canadezen bestoken met hevig artillerie- en mortiervuur, wat soms ook tot slachtoffers leidde.
De Duitse troepen raakten in augustus 1944 bij Falaise, ten zuiden van Caen, van drie kanten ingeklemd door Amerikaanse, Britse en Canadese troepen. De Canadezen moesten de druk vanuit het noorden opvoeren, de Britten vanuit het westen en de Amerikanen vanuit het zuiden. Op 14 augustus kwamen Richard Carignan en zijn maten weer in actie.
De Fusiliers Mont Royal (FMR) trokken samen met The Queens Own Camerons of Canada en het South Saskatchewan Regiment op. De opmars van de twee andere regimenten verliep voorspoedig, maar de voorste troepen van de FMR raakten geïsoleerd.
Ten zuiden van Tournebu zetten de FMR de aanval in, maar zonder succes. “We leden veel verliezen en sommige mannen werden krijgsgevangen gemaakt. Om 14.30 uur vielen RAF-bommenwerpers de vijandelijke posities aan met goed resultaat. De vijandelijjke artillerie en mortieren waren monddood gemaakt”, aldus de war diary van het regiment.
Het peloton waar Carignon deel vanuit maakte had de taak de voorste posities in te nemen, zodra de aanval was afgerond. De Duitsers boden stevig tegenstand met mortieren en machinegeweren. Het peloton van Carignon wist door de Duitse linies te breken, maar raakte daarna ingesloten. Het lukte niet het peloton te ontzetten.
Carignan was rond drie uur ’s middags het laatst gezien door private J.Y. Dube, die een bericht overbracht van de company commandant naar de pelotonscommandant.
Richard Carignan werd aanvankelijk als vermist werden genoteerd, en later als krijgsgevangene. Carignan werd afgevoerd naar het krijgsgevangenkamp Stalag VIIA in Moosburg.
Carignans ouders kregen daarvan bericht. Lange tijd hoorden ze niets, tot in februari het bericht kwam dat hun zoon was overleden. Carignan was, zo meldde het Rode Kruis op gezag van de Duitse autoriteiten, overleden aan een heupgewrichtsontsteking in combinatie met ‘uittering’. Dag van overlijden: 7 januari 1945. Twee dagen later was hij – met militair eerbetoon, zo meldde de dienstdoende Hauptmann – begraven op de Britse afdeling van het kerkhof Friesing-Neustift St. Peter und Paul in Thonstetten.
Toen de oorlog was beëindigd werd het graf van Carignan heropend. De stoffelijke resten zijn herbegraven op het Canadese ereveld in Holten. Emile Richard Carignan ligt in plot IV, rij E, graf 8.
Bronnen:
* Service file Richard Carignan: Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; Service Files of the Second World War – War Dead, 1939-1947; Series: RG 24; Volume: 25538
* War diary Fusiliers Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; Mont Royal: RG24-C-3, Volume number: 15065, File number: 187
* Gegevens krijgsgevangenschap: Arolsen Archives https://collections.arolsen-archives.org/en/search/?s=carignan
© 2022 Jan Braakman