Door Jan Braakman
Albert Bouma sneuvelde als Canadees soldaat op 23 april 1945 bij Wagenborgen in Groningen. Afgaande op de naam, gaat het om een Canadese jongen met Friese wortels. Maar niets is minder waar – zo blijkt.
Albert George Bouma heeft een gecompliceerde familiegeschiedenis. Hij werd in De Bilt (provincie Utrecht) geboren als zoon van Rosa Raab en Albert George Wittelsbach. Beide ouders waren van Duitse komaf. Zijn moeder was in Rosenbach (Beieren) geboren, en zijn vader kwam ook uit die regio. Hoewel zijn beide ouders Duits waren, kreeg Albert de Nederlandse nationaliteit.
Alberts biologische vader (Wittelsbach) overleed rond het geboortejaar van Albert (1923). De jonge weduwe Raab trad enkele jaren later in het huwelijk met de in het Friese Woudsend geboren Auke (August Johannes) Bouma. Hij gaf zijn achternaam aan zijn stiefzoon. Hoe Alberts moeder en stiefvader elkaar leerden kennen is een raadsel. De uit Friesland afkomstige Auke was al in 1921 naar Canada geëmigreerd. Zijn eerste contact in Canada was de familie Stavast in White Beach (Saskatchewan).
In 1926 was hij kennelijk naar de Verenigde Staten geweest en keerde hij terug in Vancouver (BC, Canada), waar hij opgaf dat zijn vrouw R. Bouma was. In 1929 keerde hij korte terug naar Nederland. In de korte tijdspanne dat Auke in Nederland was, trouwde hij met Rosa Raab. Zonder haar keerde hij terug in Canada. Toen hij voor de tweede keer in Canada arriveerde meldde hij dat hij van 1921 tot 1929 als boerenknecht aan het werk was geweest in Saskatchewan.
In januari 1930 vertrok Rosa met haar zesjarige zoontje Albert via Liverpool naar St John in New Brunswick. Zij monsterde aan op het schip de Minnedosa onder de naam Rosa Bouma en ze meldde bij aankomst aan de immigratiedienst dat ze op weg was naar haar man Auke Bouma, die in Columbia Gardens (British Columbia) woonde.
Nadat zijn moeder hertrouwd was met Auke Bouma kreeg Albert er drie halfzusjes bij: Augustina Rosa (1931), Mary Patricia (1935) en Gladyearle (1939).
Voor Albert was de lange zeereis op jonge leeftijd allerminst een traumatische ervaring geweest. Toen hij zelf begin jaren veertig als achttienjarige aan het werk ging kwam hij als ‘porter‘ (kruier) terecht op schepen die voeren tussen Victoria (British Columbia, Canada) en Seattle (Washington State, VS). Hij voer in augustus en september 1941 op de SS Princess Kathleen en de SS Princess Alice.
Het was dan ook niet onlogisch dat Albert zich in november 1941 aanmeldde om bij de marine te dienen, als lid van de Royal Canadian Naval Volunteer Reserve. De dienstdoende recruiting officer deed navraag bij de inlichtingendienst van de Royal Canadian Mounted Police over de betrouwbaarheid van Albert. Zijn vader en moeder waren immers van Duitse afkomst en er konden twijfels zijn over de betrouwbaarheid van Albert. De Division E van de RCMP in Vancouver schreef op basis van ingewonnen informatie dat Albert “is considered to be a reliable, loyal citizen with no record of subversive or radical tendencies“.
In 1942 maakte Albert zijn testament op, waarin hij zijn moeder als enige erfgename aanwees. Opmerkelijk op dat document is dat hij de naam van zijn moeder noteerde als Rosa von Lima Bouma. Haar beroep: ‘weduwe’. Zij was toen gescheiden van haar man Auke Bouma en inderdaad weduwe van haar eerste echtgenoot Albert George Wittelbach.
Albert meende dat hij recht had op een hoger soldij, omdat haar moeder en zijn drie stiefzussen van hem afhankelijk waren. Maar na enig onderzoek werd dat verzoek afgewezen. Zijn moeder was immers gescheiden. Er was dus nog een vader van de drie kinderen van zijn moeder.
Het marineleven ging niet over rozen. Twee keer werd Albert betrapt op diefstal. De eerste keer op 26 februari 1942 toen hij op het schip Naden werd betrapt op het stelen van 6 ozs (ongeveer 0,2 liter) gin. De straf was niet mild: 60 dagen detentie. Nog geen half jaar later werd hij weer betrapt, opnieuw op diefstal van sterke drank. Deze keer kreeg hij 30 dagen detentie en ontslag van ‘His Majesty’s Service‘.
In mei 1943 werd hij overgeplaatst naar de infanterietroepen. En toen hij op 23 mei 1943 na een bootreis van tien dagen in het Verenigd Koninkrijk aankwam, werd hij ingedeeld bij het Canadian Scottish Regiment.
Albert George Bouma sneuvelde in het land waar hij was geboren, in de strijd tegen het land waar zijn ouders waren geboren en opgegroeid en in dienst van het land waar hij het merendeel van zijn leven woonde.
Na zijn training in het Verenigd Koninkrijk moest hij op 3 juni 1944 inschepen om op 6 juni 1944 met het Canadian Scottish Regiment te worden ingezet op D-Day. Zijn persoonlijk dossier vermeldt weing wetenswaardigheden, behalve dan dat hij op 1 september 1944 vermist was. Die notitie werd twee dagen doorgehaald en vervangen door de vermelding dat hij afwezig was zonder verlof.
Met het Canadian Scottish Regiment vocht hij mee aan de bevrijding van delen van Frankrijk, België en Nederland. Op maandag 23 april 1945 streed Albert met de ‘A’ Company in Wagenborgen, waar hij door vijandelijk vuur sneuvelde. Albert George Bouma sneuvelde in het land waar hij was geboren, in de strijd tegen het land waar zijn ouders waren geboren en opgegroeid en in dienst van het land waar hij het merendeel van zijn leven woonde.
Alberts moeder, inmiddels verloofd met de vijftien jaar jongere Rudolph Dancsok, meldde aan de lokale krant dat haar zoon was omgekomen, een maand voor zijn 21e verjaardag aldus de krant. Maar dat was een vergissing. Het was een maand voor de 22e verjaardag van Albert. In zijn laatste brief aan zijn moeder schreef Albert Bouma: “Well, mom, I’ve come along so far without a scratch; maybe my luck will continue till it’s over.”
Rosa von Lima Bouma kwam nog wel met een verrassing. Uit de brieven van Albert had zij opgemaakt dat hij met een zekere Rita Griffith had willen trouwen in Engeland, toen Rita in verwachting raakte. Maar zij weigerde met hem in het huwelijk te treden, meldde Alberts moeder. “Ze gaf de baby aan vreemden, die het adopteerden.”
Albert zou maandelijks $25 opzij zetten voor de moeder van zijn kind, nog steeds volgens Alberts moeder. En toen zij weigerde met hem te trouwen, had hij besloten dat geld te laten overmaken aan zijn eigen moeder. Maar, zo meldde Alberts moeder, zij had dat geld nooit gehad.
Rudolph Dancsok en Rosa von Lima Bouma trouwden in juli 1945. Alberts stiefvader bleef gefrustreerd achter. Hij bleef als boer werkzaam in British Columbia, waar hij in 1979 overleed.
Alberts moeder Rosa overleed in 1975.
Albert werd direct nadat hij was gesneuveld tijdelijk begraven bij Siddeburen, met meer dan 20 gevallen kameraden. Later, op 15 februari 1946, kreeg hij zijn definitieve rustplaats op de Canadese militaire begraafplaats in Holten. Plot III, rij G, graf 9.
©2020 Jan Braakman
Bronnen
- Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; Service Files of the Second World War – War Dead, 1939-1947; Series: RG 24; Volume: 29025
- The National Archives at Washington, D.C.; Washington, D.C.; Manifests of Alien and Selected U.S. Citizen Arrivals at Anacortes, Danville, Ferry, Laurier, Lynden, Marcus, Metaline Falls, Northport, Oroville, Port Angeles, and Sumas, Washington, May 1917-Novembe; Record Group Title: Records of the Immigration and Naturalization Service, 1787 – 2004; Record Group Number: 85; Series Number: A3403; Roll Number: 007
- Passenger Lists, 1865–1935. Microfilm Publications T-479 to T-520, T-4689 to T-4874, T-14700 to T-14938, C-4511 to C-4542. Library and Archives Canada, n.d. RG 76-C. Department of Employment and Immigration fonds. Library and Archives Canada Ottawa, Ontario, Canada. Series: RG 76-C; Roll: T-14855
- Library and Archives Canada; 1908-1935 Border Entries; Roll: T-15350
- Website Canadian Scottish Regiment