Op 5 april 1945 zou het dorp Laren (Gld) door Canadezen worden bevrijd. Het was een onverwachts harde strijd, waarbij tientallen Canadese en Duitse soldaten omkwamen. Onder hen was de Canadese sluipschutter Dale Sharpe.
George Dale Sharpe zag het levenslicht op 22 oktober 1917. Hij was al 25 toen hij in maart 1943 dienst nam in het Canadese leger. Hij was getrouwd met Zelma June. Ze woonden in Belleville, Ontario, Canada. Dale en Zelma hadden twee kinderen, zoon Teddy en dochter Dale. In december 1943 werd Dale verscheept naar het Verenigd Koninkrijk, waar hij twee dagen voor kerst aankwam. Zijn vrouw was toen vijf maanden zwanger van hun derde kind. Glen werd op 28 maart 1944 geboren. Hij zou zijn vader nooit zien.
Dale Sharpe had verschillende baantjes gehad, voordat hij in 1943 het leger inging: als knecht op een boerderij, als vrachtwagenchauffeur en zijn laatste baan was winkelbediende bij de Canadese spoorwegen Canadian National Railway. Dale was een sportieve jonge vent, fors gebouwd: met een lengte van 1,78 meter en een gewicht van 93 kilo.
Bij zijn keuring werd over hem opgemerkt dat hij een rustige man was, maar niet erg agressief. Hij kon goed uit zijn woorden komen en gaf blijk van een bovengemiddelde intelligentie. Hij had in zijn werkzame leven nooit leiding gegeven en zich ook niet echt gespecialiseerd. Dale Sharpe kreeg een opleiding als sluipschutter in het scout platoon van de Black Watch.
Hij werkte onder anderen met Russell Sandy Sanderson. De scouts slopen in de Duitse linies om de vijand bij verrassing te treffen en chaos en wanorde te veroorzaken. Sanderson vertelde erover in het boek Canada and The Liberation of The Netherlands: “Onze taak was als sluipschutter de vijand neer te schieten. We deden ook patrouilles. We hadden een geweer met een telescoopvizier – we konden ons doel kiezen op een enorme afstand. Je lag daar, met je scout naast je die de verrekijker had. Het was een vak. Geen verdriet, geen zorgen. Ik geloof dat ik er goed in was. We hielden niet bij hoeveel mensen we doodden. Het was een mooie baan en ik genoot ervan, en ik werkte met fantastische mensen.”
Op 27 december 1944 moest Dale Sharpe een taak uitvoeren met Jim Wilkinson, ook een lid van het scout platoon van de Black Watch. “We dachten dat we slim waren”, vertelde Wilkinson jaren later. “We troffen twee Duitsers en gingen er achteraan. Maar zij waren slimmer dan wij. Zij hadden twee maten, die achter ons lagen. En juist op het moment dat ik een van die Duitsers te pakken wilde nemen, werd ik geraakt. Twee keer, in mijn rechterbeen. En daarna werd ik nog getroffen door een handgranaat, die zijn maat onze richting op gooide. Dale Sharpe, een grote zware man, kon ze van ons afschudden en hij hielp me terug te komen achter onze linies.”
Sanderson vertelde in 2010 in een interview met de Canadese immigrantenkrant De Nederlandse Courant dat hij aan Sharpe werd gekoppeld. “Een korporaal met een ‘handlebar moustache’, een stuursnor. Mijn sergeant Tommy Garvin zei: ‘Doe alles wat Sharpe je zegt. Hij zal je leren sluipschutter te worden.’ We oefenden wekenlang, gebruikten verrekijkers om de horizon af te zoeken naar doelen. We konden de vijand raken op 1100 meter en ik heb er veel te pakken genomen. Die arme moffen hadden geen idee wat hen trof. Dale Sharpe lette op me, hij hield me in leven.” Sanderson liet uit eerbetoon aan zijn maat na de oorlog zelf een imposante stuursnor staan, die hij tot zijn dood in ere hield.
Sanderson was erbij toen Cpl Sharpe dodelijk gewond raakte. De war diary van de Black Watch meldt dat Dale Sharpe zich op het erf bevond waar het tijdelijk hoofdkwartier van de Black Watch (het Royal Highland Regiment of Canada) was gevestigd. Dat was de boerderij Koeslag ten westen van Laren (Gld) (nu Lindenbergsdijk 1).
Op een tijdelijk hoofdkwartier konden wel 50 tot 100 manschappen zijn, met de regimentsleiding, een inlichtingeneenheid, een medische eenheid en op 5 april in de ochtend was ook een aantal leden van het scout platoon van de Black Watch op het erf.
De boerderij werd getroffen door hevig Duits artillerievuur. In het tijdelijk hoofdkwartier bevonden zich op dat moment de leiding van het regiment, onder wie regimentscommandant Major Eric Motzfeldt. Hij raakte zo gewond, dat hij moest worden vervangen. Scout Officer Lt Guam werd ook gewond afgevoerd. Lt Roberts raakte ook gewond bij de Duitse beschietingen, maar zijn verwondingen waren niet zo ernstig dat hij moest worden afgevoerd.
Sharpe werd door verschillende granaatscherven geraakt, vertelde Sanderson. Het was op 5 april 1945, rond acht uur ’s morgens. Sanderson was aangedaan. “To me Dale was one step below God.”
Het ging er op dat moment heftig aan toe. Duitse troepen waren niet van zins om het op het oog onbeduidende dorp zonder slag of stoot over te geven. Met zwaar granaatvuur werden de Canadese troepen bestookt. Sanderson zag dat Sharpe getroffen werd door scherven van een granaat die was afgeschoten met een Moaning Minnie, een Duitse granaatwerper die zijn sporen al had verdiend en die zijn naam dankte aan het huilende geluid van de afgevuurde granaten.
Pte Mike Brunner vertelde in de documentaire Black Watch Snipers: “De deuren sloegen open en daar kwamen een paar jongens met een gewonde binnen, en dat bleek Dale Sharpe te zijn. Een hospik vroeg me iets vast te houden en zijn ingewanden terug te duwen, die kwamen min of meer uit zijn buik. Ik wist niet of hij het zou overleven.”
Sanderson kon zijn tranen niet verbergen: “Hij was een goede man, een goede man. Veel goede mannen bleven achter, maar Dale was een uitzondering. Ik schaam me niet voor mijn tranen. Ik heb hem geïdealiseerd. Daarom draag ik nu deze snor.”
Een andere scout van de Black Watch, Jimmy Bennett raakte in Laren ernstig gewond. Hij kwam die dag samen met zijn maat Mike Brunner in een hinderlaag terecht. Jim werd in de borst geraakt. Hij viel en werd opnieuw geraakt, nu aan het hoofd. Wilkinson voelde het bloed door zijn mond en neus lopen. “Ik wist dat ik dood zou gaan.” Mike wilde zijn maat niet zo in het bos laten liggen en hield een passerende jeep aan met twee hospikken. Hij dwong de jongens Wilkinson mee te nemen, ook al meenden zij dat hij overleden was. “Ik hoopte alleen maar dat hij levend bij de medische post zou komen”, aldus Brunner. “Die twee dagen waren de slechtste van mijn leven. Ik heb de hele nacht gehuild. Het was de eerste keer dat ik ergens om huilde.”
Op dezelfde dag verloren de platoon scouts ook Ed “Blondie” Barker. Hij raakte ernstig gewond door een vlammenwerper van de Canadezen zelf, die hem aanzagen voor een Duitse soldaat. Barker werd door Brunner over de grond gerold om de vlammen te doven. Barkers verwondingen herstelden en hij kon later terugkeren in de rangen van de Black Watch.
De verliezen aan Canadese kant waren fors. Alleen al bij het granaatvuur op de boerderij van Koeslag raakten majoor E. Motzfeldt, luitenant A.G. Guam, luitenant J.G. Roberts en korporaal Sharpe gewond. En daar bleef het niet bij. De troepen die met de tanks van de Fort Garry Horse via de Zutphenseweg oostwaarts richting het dorp Laren trokken, kwamen ook onder zwaar vuur te liggen. Twee Canadese tanks werden buiten gevecht gesteld, tankmachinist George Halasz raakte zwaar gewond.
Sharpe had een ernstige buikwond. Hij kreeg meteen morfine toegediend van de hospik en ging met de legerambulance linea recta naar het Canadese hospitaal (2nd Canadian Casualty Clearing Station) in het Patersklooster in ‘s-Heerenberg. Hij overleed om kwart voor twaalf diezelfde ochtend, ‘Died of wounds, 1145 hrs‘ staat op zijn medische kaart.
Het bericht over zijn dood kwam vanzelfsprekend hard aan bij het thuisfront. Dale’s zoon Ted herinnerde zich dat zijn moeder heel verdrietig was en veel huilde. “Ik had een leeg gevoel, nadat ik begreep wat er was gebeurd. Maar mijn vader blijft mijn held. Ik heb altijd geprobeerd het goede te doen, voor hem.”
Dale Sharpe is tijdelijk begraven in ’s Heerenberg, vlakbij de Joodse begraafplaats aan de Zeddamseweg. Daarna kreeg hij zijn definitieve rustplaats op de Canadese begraafplaats in Groesbeek: plot 17, rij F, grafnummer 5. “Always remembered by wife and three children Dale, Teddy and Glen.”
De vriendschap tussen de scouts van de Black Watch bleef onverbrekelijk. Sandy Sanderson overleed op 9 november 2016 op 90-jarige leeftijd in zijn woonplaats Hamilton (ON, Canada).
©2016 Jan Braakman
Dat was een goede docu van de snipers met een lange tocht.