De familie van Steve Motkaluk verkeerde lang in onzekerheid. Toen hij al lang dood was, kreeg de familie nog geruststellende signalen, dat alles goed met hem was.
Steve Motkaluk maakte deel uit van een groep krijgsgevangenen, die op 1 en 2 mei 1945 in Ettringen (Beieren) om het leven kwamen als gevolg van het drinken van methanol.
Motkaluk was samen met Jimmy Thomas, blijkt uit hun militaire dossiers, krijgsgevangene geweest in Stalag VIIA in Moosburg. Ze werden bij elkaar begraven in Reutti, vervolgens werden ze herbegraven op de Britse militaire begraafplaats in Durnbach. Motkaluk maakte deel uit van het regiment 48th Highlanders of Canada.
Op het lichaam van Steve Motkaluk werd autopsie verricht door majoor W.L. Vogt in het 132 Evacuation Hospital van het Amerikaanse leger in Thannhausen, zo’n 30 kilometer ten noordoosten van Ettringen in Beieren.
Motkaluk was op 2 mei ’s ochtends op de ziekenboeg afgeleverd. De man had ongeveer een halve liter alcohol gehad, “van hetzelfde soort waarvan we weten dat het de dood veroorzaakte in verschillende gevallen”, noteerde de patholoog. Het ging om methylalcohol, een giftige variant van gewone alcohol, die rijkelijk vloeide in Ettringen en waarvan Russische en Canadese krijgsgevangenen het slachtoffer werden.
De soldaat zei dat hij zich warm voelde, dorstig was, een lichte hoofdpijn had en dat hij zijn gezichtsvermogen was kwijtgeraakt. ’s Avonds om half negen begon hij over zijn lichaam ongecontroleerd te schudden.
De patholoog vond op 4 mei bij de autopsie niets bijzonders, behalve dan dat in de dunne darm een spoelworm werd aangetroffen. Niets wees op chronisch alcoholgebruik.
Steve Motkaluk was als zevenjarige met zijn ouders vanuit Polen (huidig Oekraïne) naar Canada geëmigreerd. Hij werd geboren op 15 augustus 1912 in Lwow (nu Lviv). Hij was 29 toen hij in mei 1942 tot de rangen van het Canadese leger toetrad. Toen gaf hij op vrijgezel te zijn. Hij zei dat hij ervaring had als verfspuiter in een houtbedrijf, hij was barman geweest en hij had gewerkt bij een bedrijf voor loodgietersbenodigheden. Hij hield van vissen, boxen, worstelen, voetbal en zwemmen. Hij werd beoordeeld als een stabiele persoonlijkheid, die goed dienst kon doen in het leger. Als paratroeper werd hij niet geschikt bevonden, onder andere vanwege zijn leeftijd.
Hij werd ingedeeld bij de 48th Highlanders of Canada. Een maand voordat hij naar Europa werd verscheept trad hij in het huwelijk met Adele George uit Oshawa, een voorstad ten oosten van Toronto. Op 11 november 1942 trouwden Adele en Steve, en op 12 december vertrok hij naar het Verenigd Koninkrijk.
In juni 1943 moest hij naar Italië. De opmars begon voor hem in Pachino, Sicilië, op 10 juli 1943. Van daaruit trokken de 48th Highlanders of Canada noordwaarts. Motkaluk werd ingezet bij de oversteek van de rivier de Lamone in Toscane. Het werd een zware strijd, waarbij enkele tientallen soldaten van Lanark and Renfrew Scottish Regiment en de 4e Princess Louise Dragoon Guards sneuvelden. Motkaluk overleefde de strijd, maar hij haalde wel een nat pak in het koude rivierwater in de nacht van 10 op 11 december.
Een paar dagen later, op 14 december, raakte hij in grote verwarring de weg kwijt en belandde hij in handen van de Duitse tegenstanders. Dat was voor de achterblijvers op dat moment verre van duidelijk. Captain G.W. Beal vertelde naderhand dat hij rond de middag een lang gesprek met Steve Motkaluk had gehad. Motkaluk was erg zenuwachtig en Beal maakte zich zorgen om hem. Maar Motakaluk verzekerde hem dat hij in orde was en dat hij zijn best zou doen.
Motkaluk meldde zich bij V.G. Jackson. Jackson vertelde hem dat hij zich moest aansluiten bij de A-compagnie, die op dat moment in een voorwaartse positie aan de linkerflank bevond. Jackson vond het beter dat Motkaluk met een gids zou meegaan om bij zijn compagnie te kunnen komen. “Private Motkaluk leek erg zenuwachtig te zijn en hij weigerde de maaltijd die hem werd aangeboden.”
Twee uur later kreeg Jackson bericht dat een eigen soldaat de voorste posities was voorbij gelopen en recht op de vijandige linies af ging. Toen de man de bocht om was gegaan, was een hevig vijandig machinegeweer-vuur uitgebroken. Motkaluk was vanaf dat moment niet meer gezien.
Private J.S. Williams had het zien gebeuren. Hij zat in de voorste posities van zijn compagnie en zag rond half drie in de middag een militair voorbij lopen, die net als hijzelf gekleed was, in de richting van de vijandige linies. “Mijn post was achter een raam in een bovenverdieping, waar ik goed zicht had op de weg. Hij liep en rende afwisselend, en toen hij op een punt, ongeveer 200 meter van me verwijderd was, hoorde ik een uitbarsting van vijandelijk geweervuur. Hij bleef doorlopen. Een eindje verder maakte de weg een bocht, waarna ik geen zicht meer op hem had. Dat was het laatste wat ik van hem heb gezien.”
Williams had Motkaluk niet gewaarschuwd, omdat hij veronderstelde dat Motkaluk een speciale opdracht had.
Nadat de omstandigheden waren uitgezocht, en er geen lichaam van Motkaluk was gevonden, werd hij officieel vermist verklaard. Een officieel ingesteld veldgericht verklaarde hem niet schuldig aan ‘improper conduct’.
In februari 1945 kwam er via het Zwitserse Rode Kruis bericht over Motkaluk. In een telegram aan Adele Motkaluk werd vermeld dat Steve gevangen werd gehouden in het krijgsgevangenkamp Stalag VIIA.
Vader Philip Motkaluk ontving nog een kaart van zijn zoon, gedateerd 15 januari 1945.
In juli meldde het leger nog dat het logisch was aan te nemen dat Steve in goede gezondheid verkeerde . . .
Het volgende telegram voor Adele kwam op 7 juni 1945, met de verheugende mededeling dat Steve nu “veilig in geallieerde handen was.” Dat bleek een tragische vergissing. Kennelijk was de dood van Motkaluk niet goed met de Canadese legerautoriteiten gecorrespondeerd.
Op 18 juni 1945, meer dan anderhalve maand na het overlijden van Steve, schreef vader Philip Motkaluk een brief aan het leger om te horen of er al iets meer over Steve bekend was. Een maand later kwam er een nieuw telegram bij Adele, met de vraag of zij iets had gehoord van haar man, omdat het leger zelf niet in staat was Motkaluk te lokaliseren.
Op 28 juli 1945 kreeg het Rode Kruis in Ottawa op aanvullende vragen een geruststellende brief van het leger. “Volgens onze gegevens is de de soldaat nog in het Verenigd Koninkrijk, en omdat ons kantoor geen bericht heeft dat hij ernstig ziek is, is het logisch aan te nemen dat hij in goede gezondheid is.”
De brief meldde dat het heel wel mogelijk was, dat Motkaluk in september weer in Canada zou terugkeren.
Twee dagen later kwam echter een noodlottig bericht bij Adele. Het legertelegram vermelde dat Steven Motkaluk was overleden in een Amerikaans hospitaal op 2 mei tijdens de bevrijding. “Doodsoorzaak alcoholvergiftiging”.
Motkaluk is op 6 juni 1946 begraven op de Canadese begraafplaats in Holten in plot IV, rij E graf 14.
© 2017 Jan Braakman