Het huwelijk van Richard Baker met Elizabeth ging niet door

Voor Richard Carey Baker verliep de tijd die hij in het leger doorbracht eigenlijk heel voorspoedig. Hij was ingedeeld bij het hoofdkwartier van de 3e Canadese infanteriedivisie als chauffeur.

Richard Baker. Bron: Archief Informatiecentrum Canadese Begraafplaats Holten

De op 1 februari 1922 geboren Baker uit Woodstock (New Brunswick) had tot hij in dienst ging als botermaker gewerkt bij de zuivelfabriek General Dairies in zijn woonplaats. Hij hield van schaatsen, zwemmen, honkbal en ijshockey – zoals elke gezonde Canadese jongen van zijn leeftijd.

Thuis had hij het niet gemakkelijk. Zijn vader was al jong (op zijn 46e in 1927) overleden. Eigenlijk was zijn vader de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog nooit te boven gekomen, zou zijn moeder later zeggen.

Baker was een prettige, nette, betrouwbare vent, die op zijn plek was in de functie van chauffeur. Die rol kreeg hij al in mei 1941 en zou hij houden tot het eind van de oorlog – en daarna ook nog. Hij reed in 1945 als chauffeur met majoor-generaal Chris Vokes, die de leiding had over de 3e Canadese infanteriedivisie.

Baker schreef brieven aan zijn zuster Dorothy en zijn moeder Ruby Baker. Tot januari 1944. Toen stokte opeens de brievenstroom. Zijn moeder maakte zich ongerust toen ze na een half jaar nog steeds geen bericht had gehad. Brieven bleven onbeantwoord, er kwam geen reactie op toegezonden pakketjes en sigaretten. Ze stuurde een brief naar het ministerie van defensie. “Hij schreef altijd regelmatig tot 6 januari 1944. Sindsdien hebben noch zijn zuster, noch ik iets van hem gehoord”, schreef zijn moeder. “Kunt u me iets laten weten over zijn verblijfplaats?”

Chris Vokes (rechts) bij de Duitse plaats Sögel. Vokes was de majoor-generaal die door Richard Baker werd rondgereden. Bron: Library and Archives; Foto Capt. Alex M. Stirton / Canada. Dept. of National Defence PA-159242

Het dossier van Baker geeft niet prijs of er een antwoord is gekomen op de brief van ma Baker. Maar het is zeker dat er met haar zoon nog niets mis was. Hij was inmiddels gepromoveerd van trooper tot lance corporal. Op 24 juli 1944 werd hij vanuit Groot-Brittannië verscheept naar Frankrijk.

Richard wilde trouwen, maar het huwelijk ging niet door.

Richard ontmoette in het najaar van 1944 in België een meisje op wie hij smoorverliefd werd. Elizabeth DeLie uit Putte-Kapellen en hij waren zo verkikkerd dat ze serieuze trouwplannen hadden. Na negen maand vroeg Baker officieel toestemming bij de militaire autoriteiten om met Elizabeth te trouwen. De vader van Elizabeth had al ingestemd. Major-general Vokes gaf persoonlijk toestemming voor het huwelijk. Maar het kwam er niet van. “Huwelijk had niet plaats”, staat in een aantekening op het officiële certificaat waarin toestemming voor het huwelijk werd gegeven, dat zich in het dossier van Baker bevindt.

De jaarwisseling van 1945/1946 werd uitbundig gevierd. Het was de eerste jaarwisseling zonder oorlog in zes jaar. Een dik uur nadat het nieuwe jaar was ingegaan gaf captain H.W. Mulherin toestemming aan Vokes’ chauffeur om met een aantal mensen naar Bad Zwischenahn te rijden.

Baker heeft zijn passagiers afgezet in Bad Zwischenahn en is in de zwarte Maybach Sedan weer terug gereden over de provinciale weg in de richting van Oldenburg, waar de officiersmess was. Net voorbij Haarenstroth, een dorpje ten westen van Bad Zwischenahn op de regionale weg naar Oldenburg, raakte Baker met zijn auto van de weg. Hij botste aan de linkerkant van de straat frontaal tegen een boom.

Even na drie uur zag major G.J.W. Proctor de auto aan de kant van de weg staan, toen hij samen met captain Blackstone terugkwam van een nieuwjaarsfeest in de McNaughton Club in Oldenburg. “De auto stond aan de verkeerde kant van de weg, koplampen aan en geheel gesloten”, verklaarde Proctor later. “Ik kon voeten en benen van een soldaat zien liggen onder het stuurwiel. Nadat ik een ruit had ingeslagen ontdekte ik het lichaam van een soldaat liggend over de stoelen. Ik herkende hem als Richard Baker. Ik voelde geen polsslag meer, maar zijn pols was nog warm. Hij ademde niet. Ik nam aan dat hij dood was.”

Proctor sloot de auto af, en keek samen met Blackstone of er verder iets op de weg lag dat te maken kon hebben met het ongeluk. Ze verlieten de ongevalsplek om een telefoon te zoeken. Zij informeerden de militaire autoriteiten.

Schets van corporal Kitchen van het ongeval op de weg van Bad Zwischenahn naar Oldenburg. Bron: Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; Service Files of the Second World War – War Dead, 1939-1947; Series: RG 24; Volume: 25372

Corporal F. Kitchen was een uur later ter plekke. Hij stelde een onderzoek in. Hij zag dat de Maybach Sedan aan de voorzijde bijna een halve meter ingedeukt was. De auto stond nog in de hoogste versnelling. Hij zocht naar slip- of remsporen, maar vond ze niet.

Het onderzoek naar de dood van Baker mondde uit in de conclusie dat hij als gevolg van een tragisch ongeval was omgekomen.

Drie dagen later, op 4 januari 1946, werd Baker begraven. Hij kreeg een rustplaats op de tijdelijke begraafplaats in Oldenburg. Een groot aantal van zijn kameraden woonde de begrafenis bij, er werden kransen gelegd, een eresaluut gegeven en een kruis op het graf gezet met Bakers naam en voorletters, zijn nummer en rang.

Major General Vokes schreef een brief aan Bakers moeder, om haar zijn medeleven te tonen. Hij schreef dat Baker een goede jongen was. Niet voor niets was Richard “Mentioned in Despatches for distinguished service”, schreef majoor A.C. Chadwick in een brief aan moeder Ruby Baker.

Ruby had het zwaar. Ze schreef ettelijke brieven om het geld te krijgen dat haar kennelijk nog toekwam. “Mijn man is overleden en ik ben zelf niet in staat te werken”, schreef ze. Ze had het geld van haar overleden zoon hard nodig om rond te komen. “Hij aarzelde niet het leger te gaan, net als zijn vader dat in de Eerste Wereldoorlog heeft gedaan”, schreef ze. “Zijn vader Hartley S. Baker overleed vlak na de Eerste Wereldoorlog, nooit helemaal hersteld van de gevolgen ervan. Waarom laat u me langer wachten en houdt u mijn zoons geld vast?”, vroeg ze. Ze vreesde dat ze bij de gemeente voor hulp moest aankloppen, als het leger niet over de brug zou komen.

Graf van Baker. Bron: Archief Informatiecentrum Canadese Begraafplaats Holten.

Bakers lichaam werd later overgebracht naar de Canadese begraafplaats in Holten, waar hij zijn definitieve rustplaats kreeg: Plot 7 rij H graf 5.

©2018 Jan Braakman

Bron: Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; Service Files of the Second World War – War Dead, 1939-1947; Series: RG 24; Volume: 25372

Bestel hier uw exemplaar van Holtense Canadezen.

Arthur Jeffrey sneuvelde op Tweede Kerstdag

Op 5 maart 1945 doopte Eleanor Jeffrey de pen in de inkt. Het had nu lang genoeg geduurd, vond ze. Sinds Kerst 1944 had ze niets meer gehoord. Hoe zat het met al de spulletjes die zij en haar vijf jarige dochtertje nog tegoed hadden van haar man Arthur Francis Jeffrey?

Arthur Francis Jeffrey, tabakswerker uit Montreal, gehuwd met Eleanor en vader van Anne Carol, werd in september 1939 gerecruteerd voor het Canadese leger. Hij werd in 1940 opgenomen in de rangen van het Royal Highland Regiment of Canada (Black Watch).

Elanor herinnerde hoe haar man het leger in was gegaan, op de eerste dag van september 1939. En vanaf die dag was hij steeds in uniform geweest, schreef ze. Eerst was hij een paar maanden gelegerd geweest bij het

Armoury van de Black Watch in Montreal. Bron: Wikipedia

Soulanges Canal, in de buurt van Quebec (Canada). Daarna kwam hij terug naar zijn woonplaats Montreal, waar hij werd gelegerd in de Armoury van de Black Watch in Bleury Street. De dag na kerst 1939 vertrok hij naar Toronto. In mei van het volgende jaar verplaatste zijn bataljon naar Valcaltier, om vandaar met de boot naar New Foundland te gaan.

Na een paar maanden oefeningen in New Foundland kwam Arthur weer terug naar het Canadese vasteland, om in augustus van hetzelfde jaar verscheept te worden naar Schotland. Hij zou nooit meer thuis komen. Hij zou zijn dochter niet zien opgroeien.

Op 5 juli 1944 werd hij vanuit het Verenigd Koninkrijk verscheept naar het front in Frankrijk. Veertien dagen later liep hij zijn eerste verwonding op, bij de Franse plaats Ifs ten zuiden van Caen, waar zijn regiment onder zwaar granaat- en mortiervuur kwam te liggen. Hij werd teruggebracht naar Engeland waar hij in het ziekenhuis aan zijn verwondingen werd behandeld.

In november was hij zover opgeknapt dat hij weer kon deelnemen aan de gevechten. Hij ging terug naar zijn regiment, dat op dat moment in Walcheren verbleef. Het was een periode van betrekkelijke rust na de zware gevechten die in oktober hadden gewoed om de toegang tot de haven van Antwerpen en de Schelde. De soldij was uitbetaald en veel soldaten probeerden souvenirs te vinden voor hun geliefden thuis. De troepen kregen nieuwe uniformen. En Arthur Jeffrey werd gepromoveerd tot Corporal.

Een paar weken later, op 16 december zat hij met zijn compagnie in een loopgraaf ten zuiden van Groesbeek en ten oosten van Mook bij het dorpje Riethorst, toen ze plotseling door Duits geschut onder vuur werden genomen. Aanvankelijk vreesden de troepen dat een gerichte aanval werd uitgevoerd, maar later bleek dat het ‘gelukstreffer’ van de Duitsers was geweest. Jeffrey raakte echter opnieuw gewond – al was het deze keer niet zo ernstig dat hij naar het ziekenhuis moest.

In de dagen daarna vierden de troepen de voorbereidingen op Kerst met de lokale bevolking. Er werden filmvoorstellingen voor de kinderen georganiseerd en voor de troepen werden kerkdiensten gehouden op Eerste Kerstdag – een voor de katholieken en een voor de protestanten.

Een dag later lag Jeffrey opnieuw onder vuur. En deze keer was hij op slag dood: gesneuveld op Tweede Kerstdag. “Zijn dood kwam als een verschrikkelijke schok en is nauwelijks te dragen”, schreef zijn vrouw een paar maanden later aan Lt-Col Knox. “Hij was zo vaak gewond geraakt in december en toen was hij bijna gedood op Eerste Kerstdag en vervolgens sneuvelde hij op Tweede Kerstdag.”

Brief van Eleonore aan Lt-Col Knox van de Black Watch. De brief werd pas na maanden bezorgd. Bron: Canada, WWII Service Files of War Dead, 1939-1947

“Hij was al verschillende keren gewond geraakt en zou eigenlijk al naar huis moeten komen – vijf jaar is te lang voor iemand om van huis te zijn.”

Eleanor schreef dat ze “zeer, zeer verbitterd was, dat hij nooit thuis was geweest voor verlof – zelfs niet voor alleen maar 30 dagen. Hij had het zeker verdiend. Hij laat een grote kleine dochter na, die nog maar vijf jaar oud is, die voortdurend praat over haar vader die thuis zal komen. Wat jammer, wat verdrietig voor een kind om vaderloos achter te blijven.”

De spulletjes die Jeffrey had gekocht, kwamen uiteindelijk toch op de bestemde plek terecht, al ging er driekwart jaar overheen. Hij had souvenirs gevonden en bewaard: een lepel en een vork.

Jeffrey (hij stierf op 31-jarige leeftijd) kreeg zijn laatste rustplaats op de Canadese Begraafplaats in Groesbeek: 1 C 16.

©2018 Jan Braakman

Bestel hier uw exemplaar van Verhalen van het Slagveld.