Door Jan Braakman
De 23e oktober 1945 was voor de 33-jarige Fred Ludwig een bijzondere dag. Zijn 23-jarige broer Edward ging trouwen in Tilburg, met de Nederlandse Gerry Aarts, die een week eerder net 21 was geworden.
Fred Ludwig was net als zijn broer Edward en zijn andere broers Robert (Bob) en Leonard in dienst bij het Canadese leger. Twee van hen (Bob en Edward) waren ook in Europa gelegerd. Fred Ludwig maakte deel uit van het 7th Reconnaissance Regiment (17th Duke of York’s Royal Canadian Hussars) en was ingekwartierd in een pand aan de Neue Straße in het Noord-Duitse Weener. Hij deelde zijn kamer met corporal W. Horgus met wie hij volgens de laatste een goede verstandhouding had. Ze keken vanuit hun kamer uit over de Neue Straße.
Fred maakte het huwelijk van zijn broer Edward niet mee. Hij werd in de vroege ochtend van 23 oktober 1945 dood gevonden in zijn kamer.
“Ik vond hem een betrouwbare en standvastige officier die geen zorgen had”, zei Horgus. “Hij sprak nooit over zijn privé leven met me of als ik erbij was en ik was altijd op goede voet met hem.”
Twee dagen na zijn dood kreeg Freds moeder officieel bericht van het leger dat haar zoon was overleden. De omstandigheden die tot de dood hadden geleid waren nog onderweg van onderzoek, lieten de autoriteiten weten.
Hoewel de oorzaak van zijn overlijden op 23 oktober 1945 zonneklaar leek (zelfmoord), waren er omstandigheden die een nader onderzoek rechtvaardigden.
Het was Sgt E.K. Cochrane die het onderzoek leidde. Hij hoorde een aantal getuigen, onder wie kamergenoot Horgus en Ludwigs vriendin Helmi Lomp.
Het lichaam van Fred Ludwig was om half zes in de ochtend van de 23e oktober gevonden door kamergenoot. Horgus wilde zijn maat te wekken en zijn scheergerei pakken. “Toen ik de kamer binnenkwam viel me op dat het licht aan was en de radio aanstond. Ik zag dat corporal Ludwig op zijn bed lag met de rug naar het raam. Hij had een schotwond aan zijn linker oog en een grote plas bloed lag op de vloer. Ik zag ook een pistool liggen, onder zijn linker hand.”
Horgus meldde zijn vondst aan sergeant Miller, die op zijn beurt zijn meerdere lieutenant M.M. MacKenzie inlichtte. MacKenzie nam poolshoogte en stelde vast dat het stoffelijk overschot inderdaad het lichaam van Fred Ludwig was. “Ik ken Ludwig sinds 6 juli 1945 en vond hem een kalme evenwichtige officier. Hij praatte nooit met me over zijn privé-leven en voorzover ik weet had hij geen zorgen.”
Trooper P.G. Booth, die in het zelfde pand bivakkeerde, had toen hij net na middernacht thuiskwam niets opvallends gezien of gehoord. Hij had nog even in de kamer van Ludwig en Horgus gekeken. Er was geen licht aan geweest en ook geen radiogeluid. Hij had ook geen schot gehoord in de nacht. Pas toen corporal Horgus ’s ochtend bij hem op de kamer kwam, hoorde hij dat Ludwig zich om het leven had gebracht.
In de loop van het onderzoek bleek dat Ludwig een affaire had met Helmi Lomp, een 39-jarige vrouw uit Estland, die in Weener woonde bij de familie Bentien.
Ludwig was een geregelde gast van de familie Bentien, zo bleek. Daar had Helmi Lomp hem leren kennen in juli 1945. In september, ruim een maand voor zijn dood, had Ludwig de vrouw gevraagd of ze met hem wilde trouwen. Ze sloeg het aanzoek af. Ze kon dat niet doen, vond ze. “Ik ben al getrouwd. Mijn man is kapitein en hij is gevangen genomen door de Russen. Ik heb al vier jaar en vier maand niet meer van hem gehoord.”
Op de avond voordat Ludwig dood werd gevonden, had hij een bezoek gebracht aan Helmi Lomp. Hij was rond middernacht naar huis gegaan. Hij gedroeg zich die avond vreemd en sprak over zijn ring, wat zou betekenen dat hij een spion was, vertelde Lomp. “Hij droeg een heel kleine witte ring. Ik weet niet of het een zilveren ring was”, verklaarde Lomp. “Hij liet me de binnenkant van de ring zien, waar ik figuren en cijfers zag staan. Hij zei dat de tekens die daar stonden, erop wezen dat hij een Canadese spion was.”
Lomp geloofde hem niet en dat liet ze hem ook merken. “Ik zei dat hij een grap maakte. Hij antwoordde dat ik het vandaag niet zou geloven, maar dat ik daar later meer over zou horen.”
“Hij vertelde me ook dat de Russen wisten dat hij een spion was en dat die hem zo snel mogelijk wilden doden. En uiteindelijk zei hij dat hij nog beter zichzelf omzet leven kon brengen.” Lomp zei dat hij er beter niet meer over kon praten en raadde hem aan naar de trouwerij van zijn broer te gaan.
Fred Ludwig’s levenloze lichaam lag met de benen op een houten kistje naast het bed. In het kistje werd later een notitie gevonden die leek op een zelfmoordbriefje. Aan de ene kant stond met potlood geschreven:
I would like to stress the point that no one is to blame for this cowardly act of mine but myself.
I am very very tired of life and I am going for a long long rest to God knows where.
You could put it down to aftermath of war nerves.
Regretfully yours
Fred Ludwig.
Op de andere kant van het briefje stond:
P.S. I haven’t got the courage so I had to take some ‘Dutch courage’.
Het briefje was door Ludwig geschreven, stelde onderzoeker Cochrane vast, nadat hij het schrift had vergeleken met andere documenten die Ludwig zelf had geschreven. In de kist waar het zelfmoordbriefje werd gevonden lag ook de schriftelijke toestemming die Ludwig had gekregen om het huwelijk van zijn broer bij te wonen.
De ring waarover Helmi Lomp het had gehad, werd nooit gevonden. De ‘Dutch courage’, waar Ludwig het over had stond aan weerszijden van het eenpersoonsbed. Twee flessen drank; Duitse gin, volgens onderzoeker Cochrane. Beide waren aangebroken, een praktisch leeg, de andere nog half vol.
De kogel die het hoofd van Ludwig had doorboord, werd teruggevonden in een ander kistje dat aan het hoofdeind van het bed stond. De kogel was door het hoofd, door een gevouwen deken onder het hoofd, door een veer in het bed geschoten om uiteindelijk door het deksel van het kistje terecht te komen op twee overhemden.
In de familie Ludwig ging later het verhaal dat de broers Edward en Fred elkaar hadden ontmoet in een gebouw met twee liften. De ene broer nam de lift omhoog, de andere de lift naar beneden – en zo ontmoetten ze elkaar halverwege. Ze aten samen. Bij een van de ontmoetingen zou Fred een ontboezeming hebben gedaan aan zijn broer – dat hij constant last had van herbelevingen van de vreselijke ervaringen die hij had opgedaan, dat hij niet kon slapen. “Toen mijn vader hoorde wat er was gebeurd, was hij niet verrast”, vertelde een nichtje van Fred jaren later. Hoe Fred precies aan zijn einde was gekomen, was in de familie een taboe geweest. Zij wist zich te herinneren dat over haar oom Fred werd verteld dat hij spion was geweest en dat hij martelingen had ondergaan.
Het militair dossier van Fred geeft daarvoor geen enkele aanwijzing. Niet dat hij spion was, en ook niet dat hij in (krijgt-)gevangenschap is geweest, of zelfs maar in een ziekenhuis is opgenomen.
Het spionageverhaal werd bij het onderzoek naar de dood van Fred Ludwig niet verder uitgespit.
Dat Fred Ludwig zei dat hij spion was is opmerkelijk, omdat er in de loop van de Tweede Wereldoorlog in de Verenigde Staten een Duitse spion is opgepakt, die bijna de zelfde naam had als Fred Ludwig, namelijk Kurt Frederick Ludwig.
Kurt Frederick Ludwig maakte deel uit van een groep Duitse spionnen die vanuit de VS informatie doorspeelden over troepenverplaatsingen of het verschepen van troepen vanuit de havens naar Europa. De naam van Kurt Frederick Ludwig is terug te vinden op de website van de Federal Bureau of Investigation.
De Canadees Fred Ludwig had geen enkele relatie met de Duitse spion in de VS, maar het kan dat hij de verhalen daarover wel kende en dat zijn fantasie daarmee aan de haal is gegaan. Daarbij komt dat zijn broer Bob als inlichtingenofficier werkzaam was in het Canadese leger.
Ludwig had er een lange staat van dienst opzitten. Hij had zich al als achttienjarige in 1931 gemeld bij het leger. Hij was erbij toen Canadese troepen op D-Day (6 juni 1944) op Juno Beach onder zwaar vijandelijk vuur voet aan Franse wal zetten. Hij maakte de opmars door België en Nederland mee, tot in Noord-Duitsland. Zijn broer Edward maakte zich ernstige zorg over de nalatenschap en of zijn moeder wel in aanmerking zou komen voor een uitkering, nu Fred zelfmoord had gepleegd. Die uitkering kreeg ze wel.
Het huwelijk tussen Edward Ludwig en Gerry Aarts hield ruim tien jaar stand. Na hun scheiding hertrouwden beiden met een andere partner.
Fred Ludwig werd nog op de dag van zijn dood (om vier uur ’s middags) begraven op een tijdelijke begraafplaats in Bingum, bij de brug over Eems, vlakbij de havenstad Leer. Hij kreeg zijn definitieve rustplaats op de begraafplaats in Holten Plot XII, rij D, graf 2.
Bron: Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; Service Files of the Second World War – War Dead, 1939-1947; Series: RG 24; Volume: 26402
Met medewerking van Ruth Ludwig
©2021 Jan Braakman