Harry Henry Davis bleef achter aan de overkant van de Maas

Door Jan Braakman

Harry Henry Davis had al een moeilijke familiegeschiedenis achter zich toen hij zich in februari 1942 vrijwillig meldde voor het Canadese leger. Davis was op 9 december van het voorgaande jaar 20 geworden – althans dat meldde hij zelf. Volgens een ander formulier, ingevuld door zijn zuster, was hij nog maar achttien (want geboren op 9 december 1923). Hij had een baan gehad in het Triangle Cafe in Dawson City en als point driver bij Yukon Consolidated Gold Corporation in Dawson (Yukon Territory). Zijn moeder Grace Woods was al vijftien jaar eerder overleden.

Henry Davis Bron Foto: via Informatiecentrum Canadese Begraafplaats Holten; (Photo courtesy of Martha Kates Private Collection)

En ook zijn vader Henry Davis leefde niet meer. Harry’s vader was in 1926 opgepakt op verdenking van moord op de houthakker Charles Smith. Davis had het lijk verstopt in de kelder, zo meldden The Morning Leader en de The Montreal Gazette op ‎9 maart 1926. Henry Davis overleed in gevangenschap in de British Columbia Penitentiary in New Westminster.

Krantenbericht in The Morning Leader van 9 maart 1926 over de arrestatie van Henry Davis.

Harry was nog geen tien toen zijn beide ouders waren overleden. Hoe hij en zijn jongere zus Mary werden opgevoed valt niet op te maken uit het militaire dossier van Harry Davis.

Daarin staat wel dat zijn zus zijn enige erfgenaam is. Zij was in 1940 op 16-jarige leeftijd getrouwd met Mr Van Bibber. Zes jaar later had haar man een echtscheiding aangevraagd. De twee kinderen uit het huwelijk waren toen niet meer bij haar.

Vlak nadat hij getekend had voor het leger, moest Harry Davis al naar het militair hospitaal. Hij bleek de mazelen te hebben. En hij was amper genezen van de mazelen of de bof sloeg toe. Hij was er in totaal een maand mee onder de pannen, van 9 april 1942 tot 7 mei 1942 lag hij in het Vernon Military Hospital, met een onderbreking van twee dagen nadat hij van de mazelen genezen was en voordat hij de bof hem weer velde.

Nadat hij de kinderziekten had overwonnen, kon hij zijn basisopleiding afronden en juli 1942 op transport gaan naar het Verenigd Koninkrijk. Daar voegde hij zich bij de troepen als gunner bij het 8th Light Anti-Aircraft Regiment. In Engeland. Vlak na D-Day ging hij met zijn regiment naar Frankrijk, waar hij op 26 juli voet aan wal zet.

Harry Davis was geen gemakkelijke soldaat. Zij service file vermeldt verschillende straffen die hij opgelegd kreeg. In juni 1944 moest hij tien dagen ‘binnen’ blijven en in september kreeg hij vier weken ‘field punishment‘. De reden staat er niet bij.

In september werd hij overgeplaatst. Hij kwam terecht bij het Lake Superior Regiment; hij was geen gunner meer, maar private.

In de winter van 1944/1945 lag zijn regiment bij Hedel, ten zuiden van de Maas. Het Lake Superior Regiment was voortdurend actief bij acties aan de overkant van de rivier.

In de nacht van 14 op 15 januari 1945 moest Davis mee met een patrouille over de Maas. De war diary van het Lake Superior Regiment beschrijft de 14 januari als een “een saaie, bewolkte dag, iets warmer, met de belofte van regen.”

Om 02.00 uur ’s nachts gingen veertien mannen in twee boten de Maas op, met het doel aan de overkant een verkenning uit te voeren. Een van de twee boten raakte in de dichte mist de weg kwijt en keerde terug op het vertrekpunt. De andere boot, met onder andere Davis aan boord, kwam wel aan de overkant. Bij een eerste inspectie werden geen versperringen of boobytraps aangetroffen en kon de patrouille de weg voortzetten richting een groepje huizen aan de rand van Kerkdriel. Ze doorzochten de huizen en loopgraven in de directe omgeving. Geen spoor van de vijand.

Opeens zagen ze een vijandelijke patrouille in hun richting komen. De zeven mannen namen snel posities in bij een huis, in de hoop dat de vijandelijke patrouille haar weg zou vervolgen. De Duitsers verschenen aan een andere kant dan de Canadese soldaten verwachtten. “De vijandelijke patrouille kwam door een bosje links en achter onze patrouille”, noteerde de schrijver van de war diary later. Twee Duitse soldaten raakten gewond, en een werd er gedood. Maar de tol aan Canadese kant was ook groot. Soldaat Harry Davis was dood. De patrouille liet hem achter. Onder dekking van artillerievuur kon de patrouille veilig, maar zonder Davis terugkeren.

Lieutenant D.A. Johnson verklaarde later dat hij ervan uitging dan Davis dood was, toen de patrouille zich terugtrok. Johnsons observatie was dat de vijand met een automatisch vuurwapen de rookgranaat had geraakt die Davis aan zijn riem had.

“Ik was ongeveer twee meter (6 feet) bij hem vandaan op dat moment. Na de ontploffing probeerde ik de vijand aan te vallen van de andere kant van de hooiberg. Lance Sergeant Burrison zei: ‘Davis is dood, een granaat brandt in zijn zij.’ Omdat het een extreem gevaarlijke situatie was, besloten we zo snel mogelijk weg te komen.” De verklaring van Johnson werd ondersteund door die van Burrison.

De Duitse weermacht ontfermde zich over het lichaam van Davis. Hij werd op 17 januari 1945 begraven op de katholieke begraafplaats in Kerkdriel.

Het duurde nog een tijdje voordat Davis’ zuster zekerheid had over het lot van haar broer. In februari kreeg ze telegrafisch bericht van de dood van Henry. Dat werd in juni nog eens bevestigd per brief.

Na de bevrijding werd het stoffelijk overschot van Davis herbegraven op de Canadese begraafplaats in Holten. Hij ligt in plot XII, rij H, graf 5

© 2024 Jan Braakman

Bronnen
* The Watch on the Maas 9 Nov 44 – 8 Feb 45. George C.F. Stanley – In the Face of Danger; The History of the Lake Superior Regiment
* Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; Service Files of the Second World War – War Dead, 1939-1947; Series: RG 24; Volume: 25709
* War Diary Lake Superior Regiment – Library and Archives Canada; RG24-C-3, Volume number: 15099, File number: 942
* The Morning Leader, 9 maart 1926; via news.google.ca/newspapers
* Informatiecentrum Canadese Begraafplaats

Roderick Malcolm MacDonald neergeschoten bij Groesbeek, stierf in krijgsgevangenschap

Door Jan Braakman

Ella MacDonald-Yates was nog geen jaar getrouwd met Roderick Malcolm MacDonald toen hij in juni 1944 werd ingescheept om in Europa zijn bijdrage te leveren aan de oorlog tegen Duitsland. Roderick was in januari 1943 in dienst gegaan. Hij maakte een goede indruk op zijn meerderen en werd al 1943 tot Lieutenant bevorderd.

Jonge Canadese mannen werden op verschillende manieren aangemoedigd het leger in te gaan. Bron: Library and Archives Canada 1983-030 X PIC, 01249, Box number: A162/X3
Jonge Canadese mannen werden op verschillende manieren aangemoedigd het leger in te gaan. Bron: Library and Archives Canada 1983-030 X PIC, 01249, Box number: A162/X3

Ella werkte in het Royal Jubilee ziekenhuis in Victoria (British Columbia), terwijl Roderick als verkoper een korte carrière had opgebouwd. Voordat hij het leger in ging, was hij in dienst geweest bij zijn vader, die een schoenenhandel bestierde. Zijn vader zou later Minister of Mines worden in de provincie British Columbia

Roderick kwam uit een gezin met vier kinderen. Hij had een oudere zus (Evelyn) en twee jongere broers (Donald en Walter).

Lt. Roderick Malcolm MacDonald, Empress Hotel, Victoria, BC, ca. 1943. Foto bron: Veterans.gc.ca

Nog geen half jaar nadat Ella en Roderick tijdens een kort ‘embarkation leave‘ afscheid van elkaar hadden genomen, kreeg Ella een alarmerend telegram. Haar man was gewond geraakt, las zij. Hij had een lichte hersenschudding opgelopen op 21 oktober, meldde het bericht dat was verzonden op 26 oktober 1944. Maar Ella had nog twee brieven van hem ontvangen van 23 en 25 oktober, waarin Roderick met geen woord repte over wat hem was overkomen.

Ella maakte zich ongerust. Zij probeerde meer duidelijkheid te krijgen en schakelde daarvoor parlementslid en latere minister Robert W. Mayhew in. Die schreef een brief aan de Casualty Officer van het Canadese leger in Ottawa. Mayhew kreeg in december een brief terug. Roderick MacDonald was inderdaad licht gewond geraakt, maar had zich na enkele dagen al weer gemeld bij zijn eenheid.

Ella MacDonald werd gerustgesteld

Ella MacDonald kon gerustgesteld worden. Waarschijnlijk had ze ondertussen ook al meer brieven van Roderick gehad, waaruit ze kon opmaken dat het goed met hem ging. Roderick had evenwel in zijn brieven niets geschreven over wat hem was overkomen. Mayhew veronderstelde dat Roderick diens vrouw niet nodeloos ongerust had willen maken.

Wat er was gebeurd, valt aan de hand van de gegevens in zijn persoonlijk dossier in combinatie met de war diary wel te achterhalen. Roderick MacDonald had in een loopgraaf gelegen bij Hinkelenoord, een gehucht ten westen van Woensdrecht (Noord-Brabant). Het hoofdkwartier was ‘Wolfert’s farm’. Op 21 oktober rond kwart over negen in de ochtend ontplofte een mortiergranaat vlak bij hem. MacDonald werd met een legerambulance afgevoerd naar een veldhospitaal. Drie dagen later, op 24 oktober, verklaarde een arts hem fit genoeg om weer naar het front te gaan. In zijn dossier werd een aantekening gemaakt, dat hij zijn eerste verwonding had opgelopen.

Ook in de war diary werd MacDonalds verwonding opgetekend: “Lt MacDonald was evacuated shell-shocked early in the day when an enemy mortar bomb alighted directly on his slit trench.

In de daaropvolgende winter was Roderick MacDonald met zijn regiment gelegerd in Groesbeek, waar ze probeerden met nachtelijke patrouilles posities van de Duitsers te verkennen en Duitse militaire krijgsgevangen te maken.

Op patrouille om krijgsgevangen te maken

In de nacht van 4 op 5 januari 1945 ging Roderick MacDonald op patrouille om een Duitse militair krijgsgevangen te maken. MacDonald had al eerder die nacht verkend hoe de situatie was. Om half vier in de ochtend gingen Lt MacDonald, twee onderofficieren (cpls Cherrington en Loyie) en negen man op pad. Ze baanden zich een weg door het bosrijke gebied rond de Molenbeek bij De Plasmolen, op de grens van Gelderland en Limburg, ten zuiden van Groesbeek en ten oosten van Cuijk.

De vijand had het gebied afgeschermd met twee draadversperringen. Het eerste obstakel kon de patrouille zonder veel problemen passeren, maar 50 meter verder kwamen ze in de afdaling van de heuvel een volgende versperring tegen, die moeilijk te nemen was – ook omdat de Duitsers ze bestookten met granaten.

Toch lukte het MacDonald en drie van zijn mannen (Cunningham, Craig en Wiebe) de vijandelijke posities te bereiken. De war diary van de Calgary Highlanders beschrijft wat er gebeurde: “Luitenant MacDonald en drie mannen kwamen door het obstakel heen en bereikten de vijandelijke posities, waar ze extreem zwaar vuur ontmoetten. Luitenant MacDonald werd geraakt evenals twee van zijn mannen. De twee mannen wisten terug te komen, maar ze konden luitenant MacDonald niet helpen. De rest van de patrouille keerde terug naar haar eigen linies.”

MacDonald viel voorover in de loopgraaf

Pte Cunningham verklaarde dat hij samen met MacDonald en de soldaten Craig en Wiebe de vijandelijke loopgraaf (V-trench) had benaderd. “De V-trench werd bezet door ongeveer drie Duitsers. Lieutenant MacDonald stond aan de rand van de loopgraaf en schoot een salvo van Sten-geweervuur op een van de vijanden, maar een Schmiesser schoot op hem en hij viel voorover in de loopgraaf. Pte Craig en Pte Wiebe, leden van onze sectie, probeerden hem te redden, maar raakten daarbij gewond. Als gevolg van hevig vuur waren we gedwongen ons terug te trekken, waardoor de heer MacDonald in de vijandelijke V-trench achterbleef.”

Ella MacDonald kreeg weinig te horen over wat her met haar man was gebeurd. Een telegram van 11 januari, bijna een week na het incident, meldde dat Lt MacDonald gewond was geraakt. Over de aard van zijn verwonding was nog niets bekend, aldus het telegram. Een week later kwam er een volgende bericht: MacDonald, was niet alleen gewond – hij was op 7 januari ook nog als vermist geregistreerd.

Voor Ella was het nogal verwarrend, zeker toen ze aan het eind van januari nóg een standaardbrief kreeg waarin stond dat haar man al sinds 5 januari vermist werd. Het kon nog erger, want op 12 maart kwam per telegram de onheilstijding dat Roderick MacDonald al op 9 januari in krijgsgevangenschap aan zijn verwondingen was overleden.

Ella klampt zich vast aan strohalm

Welke verwondingen haar man noodlottig waren geworden, kreeg Ella niet te horen. Ze klom in de pen en vroeg om opheldering. De informatie die ze had gekregen was te summier en onbevredigend, stelde ze. Ella MacDonald realiseerde zich dat ze zich vastklampte aan een strohalm “in de hoop dat dit een geval van identiteitsverwisseling kan zijn. Ziet U, ik ben verpleegster en als ik meer zou weten over de verwondingen van mijn man zou ik misschien beter kunnen begrijpen en beseffen waarom hij moest sterven.”

De Duitse Wehrmacht had de dood van MacDonald netjes geregistreerd. Hij was op 9 januari 1945 om 4 uur ’s morgens overleden als gevolg van een verwonding aan de ruggenwervel, een dwarslaesie en een longontsteking. Hij was begraven op de katholieke begraafplaats in Haldern. Die gegevens werden uiteindelijk gedeeld met Ella MacDonald, evenals het relaas van Pte Cunningham.

Duitse registratie van overlijden en begrafenis van MacDonald. Bron: Service Files of the Second World War – War Dead, 1939-1947; Series: RG 24; Volume: 30559

Na de bevrijding werd het stoffelijk overschot van MacDonald opgegraven. Hij kreeg op 12 augustus 1946 een definitief graf op de Canadese Begraafplaats in Holten (Plot XII, rij H, graf 16).

Op zijn grafsteen staat:
He gave his life
That others might live

© 2024 Jan Braakman

Bronnen:
* Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; Service Files of the Second World War – War Dead, 1939-1947; Series: RG 24; Volume: 30559
* Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; War Diary Calgary Highlanders; RG24-C-3, Volume number: 15021, File number: 192
* Veterans.gc.ca
* Commonwealth War Graves Commission

Duitse trein werd Victor James Emsley fataal

Door Jan Braakman

Het soldier’s service book van Victor James Emsley heeft er alle sporen van dat het in het water heeft gelegen. Op sommige bladzijden is de vulpeninkt doorgelopen en rond de nietjes zitten bruine roestvlekken.

Roestvlekken en doorgelopen inkt in het soldier’s service book. Bron: service file Victor Emsley, Library and Archives, Canada

Victor James Emsley werd op 13 december 1925 geboren in Edmonton (Alberta, Canada). Hij was de oudste van de twee kinderen van Francis en Anna Emsley. Victor had één zus, de drie jaar jongere Geraldine.

Victor liet zich in de zomer van 1944 in Calgary als achttienjarige rekruteren in het Canadese leger. Hij had 10 jaar op school gezeten. Daar had hij geleerd hoe hij metaal en leer moest bewerken. Maar toen hij aan het werk ging ging hij toch een ander vak in. Hij noteerde dat hij één jaar ervaring had als porter (kruier) bij de nationale spoorwegen (Canadian National Railway), waar zijn vader als wisselwachter werkte. Hij wist hoe het leven op stations was, en hoe de treinen kwamen en gingen. Zijn werkgever had hem beloofd dat hij terug kon komen bij het spoor, als hij uit het leger kwam.

Hij was slank. Hij woog 64 kilo en was 1,79 meter lang. Hij was geen uitgesproken sportief type. Na de school had hij niet meer aan sport gedaan, al hield hij wel van fietsen, vertelde hij aan de militairen die hem beoordeelden bij de keuring. Hij ging naar de kerk en las het weekblad Liberty, dat ook literaire stukken publiceerde zoals Sherlock Holmes-verhalen van Arthur Conan Doyle en het boek The Postman Always Rings Twice van James M. Cain.

Hij zag er niet heel netjes uit , maar dat zou wel kunnen verbeteren als hij in het leger gedisciplineerd zou worden, meende de Army Examiner. Emsley werd geschikt bevonden om als chauffeur te worden ingezet, zowel van vrachtvoertuigen als van rupsvoertuigen.

Na twee maanden legeropleiding leek Emsley een behoorlijke afkeer tegen de infanterie-training te hebben ontwikkeld, zo concludeerde Army Examiner J.J. Carpenter. Emsely achtte zich niet geschikt voor het fysieke werk. Bij de training had hij geen goede indruk gemaakt. “Enigszins nerveus. Onhandig en langzaam. Gebrek aan ambitie”, schreef de Training Officer.

Een vriendelijk dwingende hand

Emsley had een vriendelijk dwingende hand nodig om hem op het goede spoor te brengen, aldus Carpenter. Anders zou Emsley wel eens moeilijkheden kunnen gaan geven. Emsley had een voorkeur om te dienen bij de Royal Canadian Ordnance Corps, maar daar leek hij niet terecht te kunnen vanwege het beperkte aantal plaatsen. De Army Examiner gaf de aanbeveling om Emsley een training te geven op mechanisch gebied, omdat dat meer in lijn lag met diens eigen interesses.

In december 1944 bleek dat Emsley genoeg vorderingen had gemaakt en dat hij kon worden ingezet bij de infanterie. De volgende maand was hij per troepenschip onderweg naar het Verenigd Koninkrijk. En nog ruim een maand later, op 24 februari 1945, werd hij ingezet op het Europese vasteland. Hij werd ingedeeld bij het regiment van de Calgary Highlanders. Zijn regiment was betrokken bij de bevrijding van Oost-Nederland. In april 1945 werd Emsley om medische redenen van het front gehaald, maar zijn dossier vermeldt niet wat er met hem aan de hand was. Op 16 juni 1945, toen de oorlog al meer dan een maand ten einde was, werd hij overgeplaatst naar het Regina Rifle Regiment.

Bij de Regina Rifles werd hij in januari 1946 ingezet in Emden, waar de spoorbrug over het Borßumer kanaal werd door de militairen werd bewaakt. Het Regina Rifle Regiment had die taak een dag eerder overgenomen van een Belgisch regiment. De militairen stonden daar om voetgangers te controleren als ze de brug over wilden, en bovendien moesten ze voorkomen dat de brug door sabotage beschadigd zou raken.

Emsley meldde zich in de vroege ochtend van 5 januari. Hij loste Rifleman J. Bostock af, die van drie tot zes uur in de nacht dienst had gehad. Bostock had die nacht drie treinen zien passeren over de brug. Hij maakte zijn plaats in het schildwachtershuisje vrij voor Emsley. Toen Emsley drie uur later vervangen moest worden door Rifleman R. Ford trof die een enorme ravage aan. Er lag een trein deels in het Borßumer kanaal en Rifleman Emsley was in geen velden of wegen te bekennen. Het schildwachtershuisje was van de kade verdwenen.

Linkerbeen praktisch geamputeerd

Het spoorwegpersoneel had een wapen gevonden, dat aan Emsley toebehoorde, maar Emsley zelf was in geen velden of wegen te bekennen. Er werd gedregd in het kanaal. Tegen de middag werd het lichaam van Emsley gevonden. Ford was degene die Emsley herkende. Bij onderzoek naar het stoffelijk overschot stelde Captain J.M. Dickout van het 4 Bn Regina Rifle Regiment vast dat Emsley als gevolg van verschillende ernstige verwondingen was overleden. Zijn onderkaak was op verschillende plaatsen gebroken, hij had ernstige verwondingen aan zijn hoofd, hij had beide benen op verschillende plaatsen gebroken en zijn linker been was praktisch geamputeerd vanaf de knie.

Wat was er gebeurd? Lokomotiv Führer Wilhelm Peters was erbij geweest, toen de trein rond half acht de ravage veroorzaakte. Peters legde uit dat het station Emden deels een Sackbahnhof (kopstation) is en dat de trein pas verder kon rijden als de trein op het doodlopende spoor was ‘omgezet’.

Aan het eind van het spoor waar de trein had stilgestaan, stond een eenvoudig stootblok, en daarachter was het schildwachthuisje neergezet.

Te weinig druk in de ketel

Peters had gezien dat de keteldruk van de locomotief nog 7 Atmosfeer bedroeg en hij had zijn stoker gevraagd nog extra kolen op het vuur te gooien. Ondertusssen had Peter zelf ook gepoogd het vuur op te stoken om de keteldruk te verhogen. Toen het signaal op het spoor aangaf dat de trein kon gaan rijden, zette Peters de lokomotief in beweging.

Situatieschets van de plaats van het ongeluk aan de kade van het Borßumer Kanaal. Bron: Service File Victor Emsley.

Hoofdconducteur Ottto Cramer vertelde aan Kriminal Sekretär Lutjens dat hij meteen merkte dat de trein de verkeerde kant op reed. Even later voelde hij een schok, en daarna nog twee schokken. Heel snel kwam de trein weer tot stilstand. Cramer rende naar de achterkant van de trein en zag dat mensen probeerden uit een van de wagons te komen. Spoorwegopzichter Hellmers zei dat de conducteurs Bakker en Claassen nog in een vrachtwagon zaten, die in het water lag. Cramer sloeg een van de ruiten van die wagon kapot en hielp de twee mannen uit hun benarde positie.

Verblind door het vuur

Peters verklaarde tegenover politieman Freese: “Ik was zo verblind door het vuur dat ik niet merkte dat de trein achteruit reed in plaats van vooruit.” De trein reed door het stootblok, nam het schildwachthuisje mee en duwde die het kanaal in. Peters zei dat hij zo in beslag werd genomen door zijn pogingen het vuur aan te wakkeren en dat hij er zo op gebrand was op tijd te vertrekken, dat hij had vergeten de rijrichting van de locomotief om te zetten.

Kevin Lambie van de Regina Rifles website (www.reginarifles.ca) heeft in Ottawa (Library and Archives Canada) toegang gehad tot meer gegevens over het ongeval. Lambie onderzocht onder andere de vraag of Emsley iets te verwijten viel. Het onderzoek van het Canadese leger leverde niets verwijtbaars op.

In het dossier vond Lambie gegevens over een veertienjarige Duitse jongen, die ook bij het ongeluk omgekomen zou zijn. Die jongen is niet in het water gevonden. Lambie: “Het Court of Inquiry concludeerde dat de machinist schuldig was en dat er een aanklacht tegen hem was ingediend. Er was op 6 januari 1945 geen lichaam geborgen van de 14-jarige. Om precies te zijn was er geen specifieke informatie dat Emsley de 14-jarige kende of ontmoette, alleen dat bekend was dat de jongen altijd in de buurt van de post was en er vuurtjes stookte.”

Omdat de 14-jarige niet meer werd gezien, rees het vermoeden dat er iets met hem was gebeurd. Maar dat vermoeden werd in de dossiers niet verder onderbouwd.

Victor Emsley werd eerst begraven in Osterscheps, op een begraafplaats in boerenland, waar 78 Canadese militairen een tijdelijk graf kregen. Later werd zijn stoffelijk overschot herbegraven op de Canadese Begraafplaats in Holten. Hij ligt in plot VII, rij A, graf 4.

©2024 Jan Braakman

Bronnen:
* Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; Service Files of the Second World War – War Dead, 1939-1947; Series: RG 24; Volume: 25826
* Kevin Lambie – correspondentie per e-mail (niet openbaar)