Waldo Stromsmoe’s wieg stond op de prairies in Alberta

Door Jan Braakman

Op de prairies van de Canadese provincie Alberta, zeker een half uur rijden van de bewoonde wereld, staat het geboortehuis van Waldo Stromsmoe. De plaats wordt aangeduid als Pendant d’Oreille.

Waldo’s vader had zich daar gevestigd.  Hij bouwde een eenvoudig huis:  vier meter breed,  vijfenhalve meter lang. Beneden stond een kachel, de schoorsteenpijp verwarmde de bovenverdieping, waar de zeven kinderen sliepen.

Het geboortehuis van Waldo Stromsmoe (Foto Jan Braakman)

Hij boerde op een quarter section: een kwart mijl in het vierkant: ongeveer 64 hectare woest land waar prairiegras groeide, waar coyotes, vossen, dassen, antilopes hun habitat hadden en hebben en waar af en toe een verdwaalde beer kon verschijnen. Ze verbouwden haver voor het paard,  en tarwe en gerst.

Waldo Stromsmoe was een van hen. Geboren op 3 november 1914 was hij de vierde van de zeven kinderen. Hij leerde werken met de paarden op het stuk land dat zijn vader als pionier toegewezen had gekregen. Hij kon het tuig voor de paarden maken, hij wist hoe hij hoeven moest smeden en hij kon schoenen repareren.

Nu rijdt achterneef Nyle met zijn terreinwagen over het woeste land. Gerst en tarwe worden er niet meer verbouwd.  Hij heeft het graan vervangen door een Russische grasvariant, die goed bestand is tegen de droge, koude en winderige omstandigheden in Alberta. Zijn Angus en Hereford vleesrunderen grazen er.

Waldo Stromsmoe

Op koude dagen zoeken de runderen beschutting bij het huis waar de familie Stromsmoe zich aanvankelijk settelde. Verspreid om het huis is te zien hoe de koeien daar mestten. Het houten huis heeft de barre omstandigheden doorstaan. Zwaluwen hebben in de hoeken van het plafond een plek gevonden om te nestelen. 

Zelfs op een milde zonnige dag in september is nauwelijks voorstelbaar dat een gezin met zeven kinderen hier leefde, ook in barre winters met meer dan 30 graden vorst.

Waldo Stromsmoe en zijn broers en zussen doorstonden het. Waldo trof al op jonge leeftijd een vriendin. Hij was 19,  zij was zestien. En toen 28 was en zij 25 hadden ze zes kinderen. 

Twee van Waldo’s broers waren het leger in gegaan. Waldo volgde in 1943.  Hij wilde zijn broers helpen. Zijn dochter Beverly Penner-Stromsmoe haalt uit de overlevering woorden van haar vader aan. “Als wij deze oorlog niet winnen praten we op een dag allemaal Duits.” Op 1 februari 1943 meldde hij zich in Calgary. 

Waldo werd ingedeeld bij de Seaforth Highlanders. In het leger kwamen zijn vaardigheden als schoenmaker van pas. 

Beverly Penner-Stromsmoe heeft niet heel veel herinneringen aan haar vader.  Ze was amper vier toen haar vader het leger in ging. “Maar ik herinner me dat hij een keer terug was met verlof. Hij was in uniform en hij kroop over de grond terwijl mijn zusje op zijn rug zat. Vreemd, dat je zulke dingen herinnert.” Ze zegt het met een lach.

In de spaarzame brieven die bewaard zijn gebleven leest ze dat Waldo zijn vrouw Cathryn aansprak met ‘moeder’.  Hij noemde haar plagend ook wel “Little Hen”.

Beverly Penner (Foto Jan Braakman)

Beverly is vanuit Edmonton naar Medicin Hat gereisd om haar verhaal te vertellen over haar vader. In haar tas een stapel foto’s.  Ze geeft bij elke foto een toelichting.  Ze laat foto’s zien van haar moeder, die helemaal ontdaan was toen ze het bericht kreeg dat haar man niet zou terugkomen. Aan hertrouwen dacht ze niet. “If you had the best, the hack with the rest”, zei ze. Ze had met Waldo het beste gehad, dat zou niemand kunnen overtreffen.

Voor dochter Bev is en blijft haar vader Waldo een held.  Ja, zegt ze, achteraf kun je je afvragen of een vader van zes kinderen voor het vaderland het leger moet ingaan. Maar het gemis van haar vader werd ruimschoots gecompenseerd door de liefde van haar moeder. Het leven ging door en ze heeft nooit het idee gehad dat ze iets miste.

©2019 Jan Braakman

Die éne medaille koesterde Cecil het meest

Door Jan Braakman

Op tafel liggen medailles, ingelijste foto’s van een jonge man in uniform, de Canadese vlag ten tijde van de Tweede Wereldoorlog.

Aan tafel zit Jack French. Jack vertelt over zijn broer Cecil. Hij noemt hem Cece (Sies).

Jack French vertelt over zijn broer Cecil. (Foto Jan Braakman)

Cecil was sluipschutter bij The Argyll and Sutherland Highlanders of Canada. Hij sneuvelde op 14 april 1945 in de omgeving van Friesoythe. French werd gedood door een Duitse granaat, die door het raam werd gegooid van het huis waarin zijn regiment het tijdelijk hoofdkwartier had gevestigd. French ligt in Holten begraven (IX A 5).

Jack laat de medailles zien die zijn broer heeft gekregen. Eén ervan houdt hij in zijn hand.

Cecil French was een jonge jongen die het niet gemakkelijk had toen hij opgroeide. Zijn vader maakte het hem moeilijk, sloeg hem, om niets, vertelt Jack. “Ik was tien jaar jonger en ik hoorde dat Cecil werd geslagen, om niets. Toen hij zestien was kwam hij sterk genoeg om voor zichzelf op te komen. Toen stopte zijn vader.”

Cecil H. French. Foto: Informatiecentrum Canadese Begraafplaats Holten

Toen Cecil 17 was verliet hij het ouderlijk huis en ging het leger in.

Cecil was een graag geziene jongen. Hij had thuis in Hamilton (Ontario) een vriendin, met wie hij al min of meer verloofd was. Hij had haar al een ring gegeven. Maar na verloop van tijd realiseerde hij zich dat hij misschien niet de juiste keus had gemaakt. Eenmaal in Europa bleef zijn verschijning niet onopgemerkt. Hij had vriendinnen in Engeland, en later, toen hij in de buurt van Roosendaal (Noord-Brabant) was gelegerd, kreeg ene Jeannette Heemskerk een oogje op hem.

Foto’s van haar liggen op tafel. Ze zijn gemaakt na de oorlog, toen een oudere broer van Jack naar Nederland op bezoek was geweest. Hij had Jeannette ontmoet. Hij was ook in Holten geweest om het graf van Cecil te bezoeken. Kleine zwartwit foto’s ter grootte van een postzegel in een lederen albumpje herinneren aan dat bezoek. De foto’s tonen een kaal en leeg ereveld met witte metalen kruisen. 

De gekoesterde medaille. (Foto Jan Braakman)

Dan pakt hij opnieuw die ene medaille. “Deze medaille kreeg hij toen hij aan een schietwedstrijd had meegedaan in Engeland. Hij had nog nooit zoveel hoge officieren bij elkaar gezien als op die dag. En hij was trots dat hij tot de beste vijf schutters van de dag hoorde.”

Het briefje dat Cecil (‘Cece”) aan zijn moeder schreef in het doosje met de medaille ligt op tafel. “Bewaar de medaille goed”, schreef Cece, “Misschien, als de oorlog voorbij is en ik weer thuis kom, kan ik de medaille dragen.”

Cecil kwam niet thuis. 

Jack French pakt de medaille op en houdt hem in zijn handen. “Zo voel ik me dichtbij mijn broer, omdat ik weet dat hij deze medaille ook in handen heeft gehad.”

“Deze medaille koesterde hij het meest”, zegt Jack. En dan breekt zijn stem. Jack pakt een zakdoek om een traan van zijn oog te vegen. “Deze koesterde hij het meest, want deze medaille heeft geen mensenlevens gekost.” 

©2019 Jan Braakman