John Duff Barclay, geland op Sicilië en krijgsgevangen gemaakt

Door Jan Braakman

John Duff Barclay werd op 2 mei 1917 geboren in St. Anne de Bellevue (Quebec). Hij was tweetalig: hij sprak Frans en Engels. Hij was de oudste in een gezin met vijf kinderen. Hij had drie broers en een zus.

Op 13 november 1939, hij was toen 22 jaar oud, zette John zijn handtekening voor de Canadian Active Service Force. John Barclay werkte in de bouw voordat hij het leger inging, hij was timmerman. Het was logisch dat hij werd ingedeeld bij het 4th Field Company van de Royal Canadian Engineers, die zich ondermeer bezig zou gaan houden met het mijnenvrij maken en herstellen van bruggen en wegen.

Nog geen maand nadat hij had getekend bij het leger, werd hij al vanuit Canada naar het Schotse Gourock verscheept. Op oudejaarsdag 1939 stapte John Barclay van boord in Schotland.

Weinig bijzonderheden in zijn service file

Zijn persoonlijk dossier (service file) vermeldt weinig bijzonderheden: in april 1942 raakte hij gewond en moest hij naar het ziekenhuis. Wat de aard van zijn verwondingen was, staat er niet bij, evenmin hoe de verwonding werd veroorzaakt. In mei van dat jaar keerde hij weer terug bij zijn eenheid. In februari promoveerde hij tot de rang van Corporal. Op 15 juni 1943 werd hij verscheept, maar het dossier meldt niet waar naartoe. In juli 1943 veranderde de ‘next of kin’: niet langer was zijn moeder Jessie de eerstaangesproken naaste bloedverwante, maar zijn vader William. Op 10 juli 1943 werd John Barclay ontscheept, maar in zijn dossier staat niet vermeld waar dat gebeurde. Op 3 september 1943 werd hij benoemd tot Acting Lance Sergeant (A/L/Sgt).

Voor John Barclay sloeg het noodlot toe

Daarna sloeg het noodlot toe, in zijn service file samengevat in een aantal zakelijke mededelingen.

Dat begint met de vermelding: S.O.S. to X-6 List RCE “missing”. Dat betekent dat hij van de sterkte van de 4th Field Company is geschrapt en is toegevoegd aan de lijst van vermisten (X-6-List = ‘All ranks posted as missing’). De notitie is gemaakt op 16 oktober 1943, maar de vermissing dateert dan al van 6 october 1943.

Dan volgt de melding op 9 februari 1944. ‘Previously reported missing – now reported Prisoner of War, number not dated‘, gevolgd door de vermelding ‘prisoner of war Stalag 13C Germany‘.

Amper twee weken later – op 22 februari 1944 – wordt de volgende notitie gemaakt. Dan staat er bij de datum 30 december 1943: ‘Died whilst POW at Bad Kissingen.’

Wat is er gebeurd? De war diary van de 4th Fld Coy van de Royal Canadian Engineers geeft enige opheldering.

Waar John Barclay naartoe ging, wist hij niet toen hij in juni 1943 aan boord ging van een van de vele troepenschepen. Hij had in de maanden daarvoor regelmatig oefeningen gehad, bij voorbeeld waarbij de oversteek van een rivier naar vijandelijk gebied was gesimuleerd.

De schepen voeren naar het zuiden, zoveel was duidelijk. De hitte nam in de loop van de dagen toe. Op 1 juli, de troepen waren toen al meer dan een week op zee, werd meegedeeld dat het Italiaanse eiland Sicilië het doel was.

Operation Husky

De aanval op Sicilië (Operation Husky) was op 10 juni 1943 ingezet met troepenlandingen van Britse, Canadese en Amerikaanse troepen, die vanaf de Noord-Afrikaanse kust via Malta naar Sicilië voeren. Het was een van de grootste amfibie-aanvallen in de Tweede Wereldoorlog met de inzet van bijna een half miljoen geallieerde troepen, verdeeld over acht divisies.

Na de dag waarop Barclay te horen kreeg wat de doel van de zeereis was, duurde het nog meer dan twee weken, voordat ze afmeerden bij het eiland Sicilië. Het waren spannende dagen op de boot, omdat Duitse onderzeeboten het konvooi probeerden te stoppen. Een geallieerd schip verdween in de golven, een deel van de opvarenden verdronk.

Het troepenschip van John Barclay meerde om 3 uur ’s middags op zaterdag 19 juli 1943 aan in de haven van Catánia op Scilië.

Meteen de volgende dag kwam het 4 Fld Coy in actie, samen met het Carleton & York Regiment met de inzet van de 1st Platoon van het 4 Fld Coy. Het peloton noteerde één gesneuvelde solaat (Spr P.H. Genereux) en één gewonde (Spr J.K. Cameron). Barclay’s peloton (2nd Platoon) kwam ongehavend terug. (Spr staat voor Sapper, sappeur in het Nederlands – een soldaat die het herstellen van wegen en bruggen tot taak heeft.)

Generaal Montgomery inspecteert de troepen

Generaal Bernard Law Montgomery tijdens het toekennen van een onderscheiding aan H.E. Brant in Italië. Foto Royal Frank/Library and Archives Canada

In de dagen en weken erna sneuvelden er meer soldaten, ook als gevolg van mijnen. Op vrijdag 20 augustus maakte de 4th Field Company zich op voor een parade en inspectie door generaal Montgomery, de comandant van de 8th Army. John Barclay en zijn maten moesten in de volle zon staan wachten op de generaal. “Zijn persoonlijkheid is net zo geweldig als zijn zelfvertrouwen, we vertrekken allemaal met een gevoel van trots en zelfverzekerder”, noteerde de schrijver van de war diary.

Op 2 september gingen de troepen in de haven van Cátania opnieuw aan boord van landingsvaartuigen (LCI) om de straat van Messina over te steken naar Reggio Calabria. Barclay zat op LCI 276 met 61 manschappen, terwijl het schip ruimte had voor 43. “Maar de ventilatie is goed”, staat in de war diary en de overtocht duurde niet meer dan een nacht.

Vanuit Reggio Calabria trok het regiment noordwaarts, via Gambarie, Taurianova, en Cantenzaro naar Potenza – in het midden van de voet van het Italiaanse vasteland. Overal moesten wegen worden vrijgemaakt van mijnen, bruggen hersteld en kraters in wegen gedicht. Soms werkten de pelotons de hele nacht door om een weg geschikt te maken voor doorgaand verkeer in beide richtingen. Eind september waren ze gevorderd tot Minervino, zo’n 150 kilometer ten westen van Napels.

Op 6 oktober 1943 moest John Barclay’s peloton een brug provisorisch herstellen. Afgaande op gegevens in de war diary lijkt het te gaan om een brug over de rivier Tusciano in de kustplaats Battipaglia, zo’n 50 kilometer ten zuidoosten van Napels. Terwijl ze bij de brug aan het werk waren, kwamen ze onder vuur te liggen. Spr Ashdown raakte dodelijk gewond, Spr Dickey, Spr Douglas en Spr Arnult raakten gewond toen een granaat precies in de greppel landde, waar zij dekking zochten, is in de war diary te lezen. Er is geen vermelding in de war diary van de vermissing van Sgt John Barclay. De volgende dag, toen het vijandelijk vuur was verstomd, werd de klus alsnog geklaard.

Het weer was ondertussen al lang niet zo mooi meer als in augustus. Het regende en het was bewolkt. De wegen werden modderig en moeilijk begaanbaar. Uit de war diary:”De regen maakt de omstandigheden in ons modderpoel erg slecht, sterker nog, het verzwakt een deel van de weg zo erg dat het wegglijdt toen Capt Simons en Spr Williams voorbijreden in de verkenningsauto. De auto maakte een volledige rol en kwam onderaan op de wielen terecht.”

In de loop van de maanden daarna kwam er meer duidelijkheid over John Barclay. Hij was gevangen genomen en samen met ongeveer 150 Italiaanse en 150 Britse en Canadese krijgsgevangen op 16 oktober 1943 aan het werk gezet bij verschillende bedrijven in Haldensleben, zo blijkt uit Duitse gegevens die worden bewaard bij ITS Arolsen Archives International Center on Nazi Persecution. Daar ligt ook een kaart waarop staat dat Barclay gewond was als gevolg van een schot in zijn kniegewricht. Of hij die verwonding heeft opgelopen in Italie of in het krijgsgevangenkamp, wordt uit de bewaarde documenten niet duidelijk.

John Duff Barclay overleed op 30 december 1943, hij werd begraven in Bad Kissingen (Beieren), zo’n vijftig kilometer ten noorden van Würzburg. Zijn vader kreeg in februari 1944 een brief waarin staat dat John in krijgsgevangenschap is overleden aan een slagaderlijke bloeding.

Na de Duitse capitulatie zijn de stoffelijke resten van Barclay overgebracht naar de Britse militaire begraafplaats in Durnbach in Duitsland. Later is hij herbegraven op de Canadese begraafplaats in Holten. Hij ligt in plot IV, rij D, graf 15.

Het graf van John Duff Barclay in Holten. Foto uit de service file – Library and Archives Canada.

John’s jongere broer Robert diende ook in het leger in de Tweede Wereldoorlog. Na een veertigjarige carrière bij telefoonbedrijf Bell was Robert 25 jaar vrijwilliger bij Ste. Anne’s Veteran’s Hospital.

©2023 Jan Braakman

Bronnen:
Arolsen Archives
Library and Archives Canada:
War diary 4th Field Company Royal Canadian Engineers
Service File John Duff Barclay
Commonwealth War Graves Commission

Alex Serediak, vergeten bevrijder van Zwolle

Door Jan Braakman

Alex Serediak heeft geen straatnaam in Zwolle, zoals Leo Major. Er is geen plantsoen naar hem genoemd, zoals voor Welly Arsenault. Toch droeg hij in niet geringe mate bij aan de bevrijding van de Overijsselse hoofdstad in april 1945. Hij verloor er zijn leven.

Alex Serediak (links) en zijn vader.. Bron: Patricia Farrus

Net als Thom Thomas is Serediak bij Zwolle gesneuveld, maar zijn naam komt nauwelijks terug in de Zwolse annalen, terwijl het verhaal van ‘bevrijder’ Leo Major tot mythische proporties is gegroeid.

In 2019 stak Edwin van der Wolf veel tijd in de zoektocht naar familie van Alex Serediak, die op 14 april 1945 de dood vond bij Ittersum. Van der Wolf is een van de hardwerkende vrijwilligers van het Informatiecentrum Canadese begraafplaats in Holten.

Om Serediak te vinden belde hij alle mensen met die achternaam in de omgeving van Edmonton in Canada. De belronde langs meer dan 20 Canadezen bleef vruchteloos. Niemand was bekend met het in Zwolle omgekomen familielid. Pogingen om via het genealogie-platform Ancestry in contact te komen met stamboomonderzoekers bleven vruchteloos. De onderzoekers die Serediak in hun stamboom hadden opgenomen, reageerden niet op herhaalde verzoeken om informatie. Soortgelijke zoekslagen via Facebook waren net zo vruchteloos.

Van der Wolf zocht vervolgens hulp van de regionale afdeling van de nationale Canadese omroep CBC. Dat leidde tot resultaat. CBC traceerde Patricia Farrus, achternicht van Serediak. Alex Serediak is de oom van haar moeder. 

Farrus kende het verhaal van haar oudoom en haar familie had het graf van Alex in Holten al bezocht, in 2016. Desalniettemin was ze diep getroffen door de moeite die Van der Wolf had gedaan om haar te traceren. 

Farrus wist dat haar oudoom op de Canadese Begraafplaats in Holten was begraven. Dat is lang niet altijd het geval. Familieleden weten vaak wel iets, maar vaak zijn de gegevens over de laatste rustplaats uit het collectieve geheugen gewist – en soms zijn de verhalen over de manier waarop iemand is gesneuveld niet meer dan een gekleurde en fantasievolle invulling van een vervaagde herinnering. 

In 2016 stelde Canadese nationaal archief (Library and Archives Canada) in 2016 de ‘service files’ van de in de Tweede Wereldoorlog gesneuvelde militairen beschikbaar stelde voor genealogisch onderzoek. De dossier bevatten geselecteerde documenten uit de dossiers die vaak vele honderden pagina’s omvatten.

Alexander Serediak, Bron ICB Holten

In het verleden moesten gerichte verzoeken worden gedaan bij Libray and Archives in Ottawa om dossiers van soldaten in te zien. Het kon weken tot maanden duren voordat de dossiers beschikbaar kwamen. Nu is een betrekkelijk eenvoudige zoekslag via ancestry.ca genoeg om dossiers van soms wel 100 pagina’s te kunnen inzien met verrassende details over de betrokken militairen.

Het genealogiepakket van Serediak omvat 64 pagina’s. Uit het dossier komt het beeld naar boven van een jongen van Oekraïense komaf. Bruine ogen, bruin haar, 1.76 meter lang en 73 kilo zwaar. In zijn dossier staan verschillende geboortedata vermeld. Serediak zelf meldt bij zijn aanmelding in 1944 en in zijn soldijboekje 25 juli 1920 als zijn geboortedag.

Alex was op zijn 14e van school gegaan om op de boerderij en later in de mijnen aan het werk te gaan. Later kreeg hij een baan als elektricien bij de vliegtuigfabriek Boeing in Vancouver.

Hij had geen bijzondere interesses en bij zijn keuring vielen ook geen capaciteiten op, die hem geschikt maakten voor bijzondere legeronderdelen. Geschikt als infanterist, vond officier E.J. Kebblewhite bij de keuring op 3 mei 1942.

Het telegram aan de vader van Alex Serediak waarin hij las dat zijn zoon was gesneuveld. Bron: Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; Service Files of the Second World War – War Dead, 1939-1947; Series: RG 24; Volume: 27010 

Hij had zich in augustus 1941 gemeld, toen hij was opgeroepen op basis van de nationale Canadese mobilisatie. In februari 1943 werd hij ontslagen uit de dienst, toen hij in Nanaimo (British Columbia) in het ziekenhuis lag om aan zijn ontstoken keelamandelen te worden geholpen. “Unable to meet required military physical standard”, werd in zijn dossier vermeld op 30 januari 1943. 

Maar in mei 1944 werd hij alsnog fit genoeg bevonden om in de gelederen te worden opgenomen. In december 1944 werd hij naar het Verenigd Koninkrijk verscheept en twee maanden later, op 23 februari 1945, kwam hij op het Europese vasteland. Hij was ingedeeld bij het Canadian Scottish Regiment.

Op 14 april trokken de Canscots, zoals het regiment kortheidshalve werd genoemd, vanuit Den Nul in de richting van Zwolle. Het leek een leuk voorjaarstochtje, afgaande op de beschrijving in de war diary. “The trip was long and full of delightful scenery”, aldus de dagboekschrijver van het regiment. Het regiment verzamelde zich ten zuiden van Zwolle, waar de Zuthemerweg uitkomt op de Wijheseweg. De Canscots trokken achter Regina’s (Regina Rifle Regiment) de stad door, zonder enig oponthoud. De vijandelijke troepen hadden zich al terug getrokken naar het westen, over de IJssel. De Canscots namen posities in bij Frankhuis, ten noorden van de stad.

De laatste twee meldingen in de war diary op 14 april zijn: “Casualties Other Ranks: Killed 2 Wounded 2.”

De twee gesneuvelden zijn Alex Serediak en Thomas Thomas.

Hoe Serediak sneuvelde is niet duidelijk. Zijn stoffelijk overschot werd tijdelijk begraven in Raalte op de Protestantse Begraafplaats. Op 5 februari 1946 kreeg hij een definitieve rustplaats op de Canadese militaire begraafplaats in Holten.

Het graf van Alex Serediak op de Canadese Begraafplaats in Holten. Bron: Jan Braakman

Patricia Farrus, de achternicht van Alex Serediak, wist niet zo veel over haar oudoom te vertellen. Ze had haar moeder wel eens over Alex horen praten, maar eigenlijk hadden ze geen enkele informatie. “Mijn moeder vertelde dat er foto’s van hem waren, maar dat was het zo ongeveer. Ze hebben nooit gehoord wat er gebeurd was. Ze hoorden alleen maar dat hij in de oorlog overleden was”, vertelde ze vorig jaar aan CBC-nieuws, nadat Edwin van der Wolf haar had gevonden.

Thomas Thomas kreeg in 2020 een plaquette in wijkcentrum Het Anker in Westenholte. Voor Alex Serediak werd een plaquette geplaatst bij het monument voor gesneuvelde piloten aan de Pilotenlaan in Zwolle-Zuid. Pas 75 jaar na de bevrijding van Zwolle.

Serediak ligt in Holten in plot 5, rij B, graf 5.

Dit is een bewerkte versie van een artikel van mijn hand in het Zwols Historisch Tijdschrift.

©2020 Jan Braakman

Jean Baptiste Turcotte droeg de foto van een onbekende vrouw bij zich

turcotte
De onbekende vrouw van wie de foto in de nalatenschap van Turcotte werd gevonden. Bron Bron: Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; Service Files of the Second World War – War Dead, 1939-1947; Series: RG 24; Volume: 27232

Jean Baptiste Turcotte had geen vriendin toen hij in maart 1944 het Canadese leger inging. Maar toen hij ruim een jaar later sneuvelde lag er bij zijn persoonlijke bezittingen een fotootje van een jonge vrouw in militaire kleding.

Het was een bijzondere foto, niet zozeer vanwege de vrouw die er op stond, maar vanwege het feit dat het plaatje van de vrouw was afgesneden of geknipt van een als ansichtkaart gedrukte foto. De foto was verweerd en beschadigd. De vrouw staat vriendelijk lachend te poseren op de foto, een rond gezicht, golvend donkerblond haar. Zij stond voor een houten gebouw, mogelijk een militaire barak. Waarschijnlijk in Engeland, gezien een deel van een aantekening die nog zichtbaar is op de achterzijde. De persoon naast haar is zorgvuldig van het beeld geknipt of gesneden.

44485_83024005507_0676-00150
Voorzijde foto. Bron Bron: Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; Service Files of the Second World War – War Dead, 1939-1947; Series: RG 24; Volume: 27232

44485_83024005507_0676-00151
Achterzijde foto. Bron Bron: Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; Service Files of the Second World War – War Dead, 1939-1947; Series: RG 24; Volume: 27232

Wie de vrouw op de foto was, is tot op heden een raadsel. En waarom de negentienjarige Jean Turcotte de foto bij zich had toen hij op 5 april 1945 in Laren (Gld) sneuvelde, zal mogelijk altijd een vraag blijven.

Jean Turcotte was op 28 juni 1925 geboren in Regina (Saskatchewan, Canada) als negende kind in een gezin met twaalf kinderen. Hij woonde net als de meeste van zijn broers en zussen in de provincie Quebec, in de omgeving van Montreal. Zijn vader was weliswaar theologisch geschoold, maar werkte tot zijn dood in 1937 vooral als boer en als handelaar. Na het overlijden van zijn echtgenoot (1934) had hij nog weinig omgekeken naar zijn kinderen. Jean kreeg onderdak bij zijn zus.

Twee van Jeans broers waren ook in het leger, van wie één in Europa vocht in het regiment Fusiliers Mont Royal.

Jean werkte als jongen van vijftien al in de mijnen. De stap naar het leger was zijn mogelijkheid aan die zware arbeid te ontkomen.

Bij zijn eerste beoordeling na de aanmelding in het leger, schreef luitenant R. Chalifour dat Jean een energiek gezonde jonge vent was, met goede manieren, joviaal met een open blik en vol zelfvertrouwen. Enige minpuntje, zijn verschijning was niet al te netjes.

Jean werd beschreven als gevoelig, onbezorgd, maar zonder ambitie en met weinig idee over de toekomst. “He is light of character, and never has been interested in learning any trade. He appears nevertheless honest and sober”, oordeelde Chalifour.

In het leger bleek hij een snelle leerling. Hij volgde met succes de chauffeursopleiding. Hij had de kwaliteiten om de leiding te nemen. Toch had hij tegenslag. Hij raakte gewond aan een van zijn benen en moest daarvoor naar het ziekenhuis. Later had hij rugklachten en last van zijn longen. De fysieke ongemakken weerhielden hem en zijn meerderen er echter niet van om Jean geschikt te achten voor de strijd in Europa.

Op 14 oktober werd hij verscheept naar Engeland. Op 2 januari 1945 werd hij naar het strijdtoneel in Noordwest-Europa gebracht, waar hij was ingedeeld bij het regiment van de Black Watch (Royal Highland Regiment of Canada). 

Vanaf begin april maakte Turcotte de opmars mee door Oost-Nederland. Via Terborg, Doetinchem, Hummelo trok zijn regiment op naar het Twentekanaal bij Almen, waar ze op 3 april overstaken. De 4e brigade had daar al een bruggenhoofd gevormd.

De taak van de Black Watch was om samen met het Regiment de Maisonneuve en de Calgary Highlanders het bruggenhoofd uit te breiden in noordoostelijke richting en het dorp Laren (Gld) te veroveren. De oversteek van het kanaal was beangstigend, vanwege onophoudelijk vijandelijk vuur. Maar de Black Watch leden er geen verliezen.

Schermafbeelding 2016-07-28 om 12.32.40
De bevrijding van Laren in kaart. Bron: REPORT NO. 32, HISTORICAL SECTION (G.S.) ARMY HEADQUARTERS, THE CONCLUDING PHASE OF OPERATIONS BY THE FIRST CDN ARMY

Dat was een dag later anders, toen Laren (Gld) moest worden genomen.

Het plan was dat de Black Watch samen met het tankregiment Fort Garry Horse vanuit het westen (vanaf de richting Zutphen) het dorp zouden benaderen. Het Franstalige Regiment de Maisonneuve zou het dorp aan de noordzijde afsnijden, terwijl de Calgary Highlanders aan de zuidkant langs het Twentekanaal dekking zouden geven. Op die manier zou de Black Watch een ferme basis hebben om het dorp aan te vallen.

De Black Watch en de tanks van Fort Gary Horse waren nog maar nauwelijks begonnen met de opmars, of ze kwamen onder zwaar anti-tankgeschut. Het vuur kwam van een plek, die al door het Regiment de Maisonneuve zou zijn ingenomen en vanuit het dorp zelf. De mannen die op en achter de tanks zaten, moesten dekking zoeken in de sloot. De Black Watch leden zware verliezen en een van de tanks werd uitgeschakeld.

Waarschijnlijk heeft Jean Turcotte bij die actie het leven verloren. De weerstand van de Duitse troepen was te sterk. Het oorspronkelijke veroveringsplan werd afgeblazen. Eerst moest de weerstand van de Duitsers worden gebroken, met zware artilleriebeschietingen op het dorp. Die actie was succesvol. Zonder al te veel moeilijkheden konden de Black Watch alsnog het dorp innemen en om vier uur ’s middags had het Canadese leger de controle.

Jean Baptiste Turcotte werd na de strijd tijdelijk begraven in een boomgaard langs de Zutphenseweg in Laren (Gld), samen met zijn maten Michael Peter Brown, Frederick Taylor Forbes, Gordon Hume Hand, Gerald Paul MacKenzie, Howard Hector Muirhead, Chesley Edwin Nightingale, Ralph Piercey, James George Todd en Leslie Williams. Later kreeg hij een definitieve rustplaats op de Canadese begraafplaats in Holten: plot 1, rij E, graf 15.

De foto van de onbekende vrouw bleef in zijn dossier achter.

Bestel hier uw exemplaar van Verhalen van het slagveld.

Bron: Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; Service Files of the Second World War – War Dead, 1939-1947; Series: RG 24; Volume: 27232

©2016 Jan Braakman

To Ralph, Love Lorraine

RalphSummer42
Ralph Piercey op bezoek bij familie in Ramseyville, Ontario, zomer 1942. Photo credit: Deb Piercey

Ralph Piercey, geboren 4 juli 1927, was de vijfde in een rij van dertien kinderen in het gezin van Jacob en Clara Piercey. Jacob was visser in de toen nog Britse kolonie New-Foundland. Nadat Jacob en Clara in 1920 trouwden, verhuisden ze naar Verdun, niet ver van Montreal (Quebec), waar Jacob timmerman werd – een vak dat hij ook al uitoefende toen hij nog visser was.

Later was hij werkzaam in de metaalindustrie. Jacob en Clara kregen vijftien kinderen, maar veel van de kinderen was een kort leven beschoren. De oudste zoon John, geboren in juni 1921, overleed binnen enkele dagen na zijn geboorte.

Zus Dorothy werd op 20 mei 1922 geboren. Broer Ken zag het levenslicht op 24 februari 1924. Ken had als kind een ongeluk gehad, waarbij zijn arm gekwetst raakte. Daar bleef hij zijn leven last van houden, mogelijk omdat een breuk niet goed gezet was. Die handicap zorgde er voor dat hij in het leger niet bij de actieve troepen werd ingedeeld, toen de Tweede Wereldoorlog zich aandiende. Hij diende als ondersteunend legerpersoneel in Canada.

Zus Marjory werd geboren op 20 mei 1925. De twee zussen die drie jaar verschilden in leeftijd, vierden hun verjaardagen op dezelfde dag.

Ralph was geboren op 4 juli 1927. Hij werd net als zijn broers en zussen gedoopt in de Verdun United Church.

Na hem volgend nog een doodgeboren jongetje (augustus 1929), zijn broer Bill (1932), zijn zus Ethel Bernice (1935), zijn broer Allen Stanley (11 september 1939), zijn broer Brian (1942), zijn broer Donald Bradley (1944), die op éénjarige leeftijd overleed. Zus Rosemary werd geboren op 25 maart 1946. Zij had ernstige hartproblemen, waaraan ze vlak na haar geboorte overleed.

De Tweede Wereldoorlog had zijn aanvang genomen, toen Ralph nog naar school ging. Toen Ralph 16 werd, was het tijd om werk te zoeken. Hoewel zijn vader een baan als timmerman had en zijn moeder met een scherpzinnige financiële discipline de touwtjes aan elkaar knoopte, konden de Pierceys het zich niet veroorloven de kinderen verder te laten leren op de High School. Ralph moest gaan werken.

Ralphge16a
Ralph Piercey. Photo credit: Deb Piercey

Maar gewoon gaan werken, was voor Ralph niet genoeg. Hoewel hij nog jong was, voelde hij een zekere verantwoordelijkheid naar de grote familie waaruit hij voortkwam en waar de geldzorgen van alle dag waren. Ralph was onder de indruk van wat er ‘overseas‘ gebeurde en een zekere hang naar avontuur was hem als tiener klaarblijkelijk niet vreemd. Hij besloot zich te melden bij de Royal Canadian Air Force. Daarvoor moest hij liegen over zijn leeftijd. Hij was niet de enige die dat deed, ook een vriend van hem slaagde er op dezelfde manier aansluiting te vinden bij het leger.

Ze werden in de rangen opgenomen en niemand vroeg ooit nog naar hun leeftijd. Na een paar maanden, toen hij me zijn vrienden op verlof was, gedroeg hij zich onvoorzichtig of onverantwoord. Dat was ernstig genoeg voor de Canadese luchtmacht om hem te ontslaan. Maar Ralph liet het er niet bij zitten. Hij meldde zich opnieuw aan en werd alsnog opgenomen in de gelederen van de Black Watch (Royal Highland Regiment of Canada).

RalphAge17
De zeventienjarige Ralph Piercey, rustend, na zijn basisopleiding. Photo credit: Deb Piercey

Hij deed zijn basis-opleiding in oktober 1944. Na de opleiding kwam hij nog een keer terug. Zijn kleine broertje Alan kon zich die gelegenheid ver na de oorlog nog levendig herinneren. Ralph bracht voor alle broers en zussen een ‘nickel‘ mee, waarvoor ze ieder een eigen zak chips konden kopen.

 

 

LorraineAug9
To Ralph, Love Lorraine; Photo credit: Deb Piercey

Ralph had vaste verkering, met Lorraine. Hij droeg de foto van haar altijd bij zich, ook toen hij aan het eind van het jaar naar Europa werd verscheept. De kerst bracht Ralph door in België. Hij stuurde een kaart met de tekst “Love Ralph XXOO Belgium Christmas 1944”.

Het was het laatste bewaard gebleven bericht aan zijn ouders en broers en zussen. Toen de oorlog officieel ten einde was, begin mei 1945, waren Ralphs ouders opgelucht. Hun zoon was nu veilig, veronderstelden ze.

Ze waren nog onwetend van wat Ralph op 5 april 1945 in Laren was overkomen. Daar kwam hij bij zware gevechten om. Hij werd tijdelijk begraven in het dorp. In januari 1946 kreeg hij zijn definitieve rustplaats op de Canadese Begraafplaats in Holten, op plot 2, rij E grafnummer 5.

De tijdelijke begraafplaats van Ralph Piercey in Laren (Gld)

Het bericht dat hij was gesneuveld kwam hard aan bij Ralphs ouders. Vooral zijn moeder had het er moeilijk mee. Een van Ralphs vrienden kwam later op bezoek. Hij bracht Ralphs persoonlijke spullen mee, inclusief een foto van Lorraine, met op de achterkant geschreven: “To Ralph, Love Lorraine, Aug. 9, 1944.”

Bestel hier uw exemplaar van Verhalen van het Slagveld.

© 2016 Jan Braakman

Omroep Gelderland heeft in 2020 een filmische compilatie gemaakt van bovenstaand verhaal:

 

Bron: Library and Archives Canada; Ottawa, Canada; Service Files of the Second World War – War Dead, 1939-1947; Series: RG 24

Met dank aan Deb Piercey.

 

56 namen

Foto: www.secondworldwar.nl
Foto: www.secondworldwar.nl

Op maandag 2 april 1945 kwamen tenminste 56 Britse en Canadese mannen om bij de bevrijding van Oost-Nederland. Ze liggen begraven op verschillende begraafplaatsen in Nederland. Opmerkelijk is de naam van Robert Oliver Smith, van de Irish Guards, die zijn militaire loopbaan de naam J. Cassin gebruikte.  Dat staat ook op zijn grafsteen op de Oosterbegraafplaats in Enschede.

Op de website secondworldwar.nl staat over hem: “R.O. (Robert Oliver) Smith diende als J. Cassin in het 3e battalion Irish Guards. Gedood op 2e April 1945 Leeftijd 24. Zoon van John en Annie Smith, of Dublin, Irish Republic. Hij wordt oorspronkelijk begraven bij Haaksbergerstraat 864. Hij komt om bij de Florestraat / Singel wanneer een Engelse Staghound verkenningswagen in gevecht raakt met een 88MM kanon.”

De lijst van gesneuvelden op 2 april 1945 (bron Commonwealth War Graves Commission):

ALBON, MAURICE BRIAN

ANDERSON, WILLIAM CHARLES

AYLWIN, HAROLD VERNON

BALSIS, FRANK

BELANGER, CONRAD

BELVEAL, NORMAN ADRIAN

BOWDEN, HARRY CLARE

BROADBENT, GORDON

CALLAGHAN, HUGH

CASSIN, J

CLARK, OMAR E.

DAVIDSON, HARVEY LAVERNE

DEAKIN, GEORGE EDWARD

DEAN, LAWRENCE NIMMO

ELCHUK, ALEX

ENGLAND, DAVID FREDERICK

EVANS. FREDERICK

FAIRBAIRN, HENRY TEMPLEMAN

FERGUSON, KENNETH SCOTT

FULLER, HARRY ARTHUR

GIBBONS, RICHARD G.

GREEN, ROGER DENYS

HARRIGAN, JAMES PATRICK

HEMINSLEY, RAYMOND

HENDRY, GEORGE LAMBIE

HENNESSEY, HENRY

HUGHES, ROWLAND JOHN

HUNTER, ARTHUR WILLIAM

JAMIESON, HAROLD

JOHNSTON, GEORGE MCDONALD

JONES, JOHN GRANVILLE

KELLY, THOMAS

KNIGHT, HAROLD CLINTON

KOBYLAS, STANLEY JOSEPH

KOLAPACK, HENRY

LORENSEN, CLARENCE WARREN

LUPKOSKI, FRANK TONY

MATTHEWS, ARTHUR ALBERT

MILLER, ALEXANDER J.

McDONALD, JOHN ALEXANDER ARNOLD

NEWTON, BARRY STUART

POPE, EDWARD

PRENTICE, MELVILLE EMERSON

REED, CLIFFORD HERBERT

REESON, JACK HALTON

REEVES, MAURICE HAMILTON

RUABEN, MARIO

SAUNDERS, ARTHUR RICHARD

SENYK, WALTER

SMITH, DEREK WILSON

SMITH, NORMAN

SMITH, ROBERT OLIVER (Alias Cassin, J.)

SORTON, JOHN EDWARD

SPENCER, CLYDE A.

STIMPSON, DENNIS ALFRED

THOMSON, HUGH STEEL

WOODCOCK, GEORGE ALAN

Bestel hier uw exemplaar van Verhalen van het Slagveld.

© 2016 Jan Braakman

Gesneuveld op zijn verjaardag

Newspaper Clipping, The Dauphin Herald, Dauphin, Manitoba
Newspaper Clipping, The Dauphin Herald, Dauphin, Manitoba

John Slyzuk behoorde tot de moedige mannen die op 11 april 1945 als eersten de IJssel bij Gorssel overstaken. Slyzuk maakte deel uit van het regiment met de welluidende naam Princes Patricia’s Canadian Light Infantry, meestal kortweg aangeduid als PPCLI.

De blauwgeoogde blonde boerenzoon uit Ashville, Manitoba (Canada) was in 1943 in dienst gekomen. Nadat hij zijn militaire opleiding had gehad, kreeg hij een paar maanden verlof om zijn vader Nykolas te helpen op de boerderij. John, geboren op 11 april 1915, wilde graag boer worden. Hij was de derde in een gezin met vijf kinderen. Vader Nykolas (die zich Nick noemde) was getrouwd met Paraska Negrycs. Paraska noemde zich Pearl. Nykolas en Paraska waren van Oostenrijkse komaf en hadden Oekraïense wortels. Hun zoon John kon in woord en geschrift uit de voeten in het Oekraïens en het Engels.

In augustus 1944 werd John verscheept naar Groot-Brittannië, en vandaar werd hij overgebracht naar Italië, waar hij voor het eerst in oorlogsomstandigheden terechtkwam. In maart 1945 ging hij per boot van Italië naar Frankrijk, om vervolgens over land richting Nederland te worden verplaatst. Eind maart was hij in Nederland. 

Op 11 april 1945 moest John onder hevige Duitse tegenstand samen met zijn maten het bruggenhoofd slaan over de IJssel. Het werd John fataal. Hij sneuvelde op de dag dat hij 30 werd.

John werd eerst begraven langs de IJsseldijk in Wilp. Hij is later herbegraven op de Canadese begraafplaats in Holten. Hij ligt in plot 1, rij D, nummer 8.

©2016 Jan Braakman

Een knappe goedgebouwde soldaat

Bron: Informatiecentrum Canadese Begraafplaats Holten
Bron: Informatiecentrum Canadese Begraafplaats Holten

Op zaterdagmiddag 27 november 1943 reed Jack Ewart Hollingshead paard op de boerderij van zijn vader.  Hij viel eraf en bezeerde zijn linker knie. De volgende maandag meldde hij zich bij de legerarts. De knie was gezwollen en deed pijn. De arts schreef Jack Ewart tweeënhalve dag rust voor.

Hollingshead was net een maand in dienst. 

Jack Ewart was boerenzoon, geboren op 24 januari 1925 in Ingersoll, Ontario, Canada.  Met zijn drie zussen en twee broers hielp hij zijn vader op het gepachte boerenbedrijf.  Op zijn zeventiende begon hij als melkrijder. Hij reed zo’n zestig kilometer per dag om de melk van verschillende bedrijven in te zamelen en naar de melkfabriek te brengen.

Toen hij voor het leger gekeurd werd, noteerde army examiner J. Ralph Knox dat Hollingshead hecht aan het onafhankelijke boerenwerk. Het is een knappe goedgebouwde jongeman met een gebronsd gelaat, de met iedereen vrienden kan maken. Een man die betrouwbaar is, standvastig, verantwoordelijkheid kan dragen en er op getraind is zijn eigen beslissingen te nemen.

Een half jaar later beoordeelde een meerdere hem toch iets minder. Hollingshead mocht er dan goed uit zien, alert en snel zijn in zijn reacties, in zijn training was hij niet meer dan redelijk.  Hij maakte de indruk, aldus zijn meerdere, dat het hem niet zoveel uitmaakte. Toch liet hij weten graag een tank te willen besturen. Daar kwalificeerde hij zich in augustus 1944 voor en in oktober van dat jaar werd hij ingedeeld bij de ‘Glens’, het Dundas and Glengarry Highlanders regiment van het Royal Canadian Infantry Corps.

Hollingshead sneuvelde op 12 april 1945 ergens in Salland. Hij kreeg een tijdelijk graf in het Overijsselse Heino. Nu ligt hij op de Canadese begraafplaats in Holten in plot III, rij D, nummer 16.

©2016 Jan Braakman

Drie keer genezen, toch gesneuveld

Bron: Service Files of the Second World War - War dead, 1939-1947, Library and Archives Canada Ottawa
Bron: Service Files of the Second World War – War dead, 1939-1947, Library and Archives Canada Ottawa

Kenneth Ward had een paar nare littekens aan zijn hoofd en zijn onderarmen. De littekens waren het gevolg van een ongeluk in de garage van zijn vader Harrie Ward in Glen Allen, niet ver van Toronto in Canada.

Ken had ernstige brandwonden opgelopen toen benzine vlam vatte. Hij lag twee weken in het ziekenhuis.

Maar hij genas.

Ken had er geen last meer van toen hij in november 1942 als negentienjarige werd gekeurd voor het Canadese leger.

De jonge Ward had blauwgroene ogen en donkergrijs haar, op het zwarte af. Hij woog bij zijn keuring ruim 71 kilo en had een lenge van 1,74 meter: een klein gedrongen postuur.

Ken Ward ging niet in het leger vanwege de carrièrekansen. Hij wilde het liefst bij zijn vader in de zaak – garagehouder worden, liet hij weten. Zijn beroep: monteur.

Maar het was oorlog, het Canadese leger recruteerde jonge mannen om mee te vechten in de strijd in West-Europa. Dus Ken ging ook in het leger. Lange tijd verbleef hij in Canada, niet ver van zijn woonplaats Glen Allen in Ontario. Hij raakte al in het ziekenhuis, voordat hij in een gevechtshandeling terecht was gekomen. In oktober 1943 werd hij geplaagd door ernstige buikpijn. Blindedarmontsteking, oordeelde de dokter. Hij moest naar het ziekenhuis – drie weken.

Maar hij genas.

Driekwart jaar later ging het toch echt beginnen. Hij werd op 27 juni 1944 verscheept naar Engeland. Een paar maand later, op 9 september, werd hij, ingedeeld bij the Queen’s Own Cameron Highlanders of Canada, overgebracht naar het Noordwest-Europese strijdtoneel – in Frankrijk. Bij gevechten in België raakte Ken gewond. Hij was getroffen aan zijn rug: een lelijke vleeswond, die behandeling in het ziekenhuis vereiste.

Maar hij genas.

De Queen’s Own Cameron Highlanders of Canada leverden een fikse bijdrage aan de bevrijding van België, Oost- en Noord-Nederland en Noordwest-Duitsland. Op 23 april stond Ken met zijn maten voor de taak op te rukken naar het Duitse Delmenhorst.

Het werd hem fataal.

Ken sneuvelde op 24 april 1945. Twee dagen later werd hij tijdelijk begraven in het dorpje Kirchhatten, ten zuidwesten van Delmenhorst. Zijn vader en moeder, Harrie en Kathleen en zijn zusjes Dorothy en Betty kregen op 2 mei bericht van zijn overlijden.

Later werd hij herbegraven op de Canadese begraafplaats in Holten, waar hij ligt in plot X, rij B, graf 14.

©2016 Jan Braakman

Een paardenbloem van Joseph Yurkiw

Bron: Service Files of the Second World War - War dead, 1939-1947, Library and Archives Canada Ottawa
Bron: Service Files of the Second World War – War dead, 1939-1947, Library and Archives Canada Ottawa

Van sommige gesneuvelde soldaten is weinig meer bekend dan hun naam, legernummer, rang, legeronderdeel, leeftijd en datum van overlijden. Het dossier van Joseph Yurkiw uit Dauphin, Manitoba, Canada is niet heel uitgebreid. Daarin staat hij diende van 9 juli 1944 tot 13 april 1945. Hij was op 29 november met een troepenschip vanuit Canada naar Groot-Brittannië verscheept, waar hij elf dagen later aankwam. Op 31 januari werd Joseph naar het Europese vasteland gebracht om deel te nemen aan de bevrijding van West-Europa. Op 13 april 1945 sneuvelde hij, als gevolg van een ernstige hoofdwond die hij in de strijd opliep. Hij werd begraven in het Drentse Spier – dat ergens in de correspondentie met zijn moeder werd verbasterd tot S Pier.

Yurkiws vader en moeder, Andrew en Tinnie, waren geboren in Rusland – om precies te zijn in de Oekraïne. Zij kwamen – nog als kind met hun ouders – aan het eind van de 19e eeuw naar Canada en settelden zich in Manitoba.

Joseph Yurkiw werd geboren op 25 januari 1924. Toen hij het leger in ging was zijn vader al overleden. Zijn moeder woonde met drie van zijn broers en een zus in Dauphin, Manitoba. Vier andere broers en twee andere zussen waren het huis al uit, evenals een halfzuster en twee halfbroers. Een van de halfbroers, de toen 40-jarige Paul Yurkiw was ook in het leger.

Toen Joseph op 20-jarige leeftijd in dienst ging, mat de legerarts dat hij 1,73 meter groot was, hij woog ruim 61 kilo, had zwart haar en bruine ogen.

Hij had gewerkt als ‘machine operator’ voordat hij het leger in ging bij het staatsbedrijf York Arsenals Ltd, dat werd opgericht om onderdelen te produceren voor het leger. Joseph was dol op sport, maar deed er niet veel aan. En een groot deel van zijn vrije tijd ging op aan een andere liefhebberij: dansen. In oktober 1944, toen Joseph zijn basisopleiding achter de rug had noteerde een van zijn meerderen dat hij een hardwerkende, geïnteresseerde, breed inzetbare en betrouwbare soldaat was.

Hij maakte in april, bij de bevrijding van Oost-Nederland, deel uit van het 1st Bn van het Royal Regiment of Canada. Op 13 april 1945 was hij betrokken bij gevechten in Drenthe, waar hij dodelijk werd getroffen. Nog dezelfde dag werd hij begraven bij het kruispunt in Spier, zoals zijn dossier vermeld. Later is hij herbegraven op de Canadese begraafplaats in Holten: plot IX, rij E, graf 8.

Het persoonlijk dossier van Joseph Yurkiw bevat allerlei papieren over zijn keuring, over zijn trainingen, verlof en over zijn bezittingen bij zijn overlijden. Zijn Soldier’s Service & Pay Book ligt helemaal uit elkaar.

Het meest opvallend in zijn dossier is een paardenbloem.

Die bloem kwam in april 1945 net tot bloei, maar net als het leven van Joseph Yurkiw, werd de bloem in de knop gebroken. Waarom is de geknakte bloem in het dossier van Joseph terecht is gekomen?

Willem Kloos (1859-1938) dichtte:

Ik ween om bloemen in de knop gebroken
En vóór den uchtend van haar bloei vergaan,
Ik ween om liefde die niet is ontloken,
En om mijn harte dat niet werd verstaan.

Gij kwaamt, en ‘k wist — gij zijt weer heengegaan…
Ik heb het nauw gezien, geen woord gesproken:
Ik zat weer roerloos nà die korten waan
In de eeuwge schaduw van mijn smart gedoken:

Zo als een vogel in den stillen nacht
Op éés ontwaakt, omdat de hemel gloeit,
En denkt, ’t is dag, en heft het kopje en fluit,

Maar eer ’t zijn vaakrige oogjes gans ontsluit,
Is het weer donker, en slechts droevig vloeit
Door ’t sluimerend geblaarte een zwakke klacht.

©2016 Jan Braakman