Edgar, hij was een geweldige soldaat

Edgar Ross. Bron: Yves Ross

Het was bijna oudjaar en Edgar Ross, een negentienjarige soldaat bij het Royal Canadian Ordnance Corps van Canadese leger, dacht dat hij wel een voorschot kon nemen op de jaarwisseling. Hij had verlof en zat in de trein onderweg van zijn legerplaats Barrieville via Brockville naar zijn ouderlijk huis in Ste Rose du Degale in de Canadese provincie Quebec.

Edgar nam het er goed van. De alcoholica vloeide rijkelijk. Zo rijkelijk dat Edgar zich er niet helemaal bewust van was wat hij deed.

Wat er precies gebeurde op die 29e december 1942 is niet in de annalen vastgelegd, maar het moet een bloederig tafereel geweest zijn. Niemand had gezien hoe Edgar Ross met zijn hand door het raam van de trein was gegaan, en hoe hij precies gewond was geraakt.

Sergeant L.G. Walton maakte rapport op van de gebeurtenis. Hij schreef dat de ‘verwonding klaarblijkelijk was veroorzaakt toen de soldaat met zijn hand door het raam ging, terwijl hij onder de invloed was van alcohol’. Maar, schreef Walton, “ik heb geen getuigen kunnen vinden, die gezien hebben dat hij met zijn hand door het raam ging.”

Ross werd uit de trein gehaald en op het perron opgevangen door een politieman en twee verpleegsters. Die riepen de militaire autoriteiten erbij: J. Porteous van de militaire politie en sergeant Walton.

Walton zag dat de rechterhand er niet goed uitzag. En Ross was zo verzwakt dat Walton een taxi bestelde om de soldaat naar het ziekenhuis te vervoeren. Daar werd Ross aan zijn wond behandeld. Er moesten een paar hechtingen worden aangebracht, meldt het medisch dossier van Ross. De volgende dag kon hij zijn reis voortzetten. Ross kon zich niet herinneren wat er was gebeurd en waarom zijn hand helemaal onder het bloed zat, verklaarde hij later.

De familie Ross. Bron: Yves Ross

Thuis was het een drukte van belang. Ross was het tweede kind in een rij van dertien. Hij had een oudere zus, Georgette en en vijf jongere zussen, en vijf jongere broers. Zijn moeder was in verwachting van de dertiende: dat zou een jongen worden.

Het incidentje met de hand was niet de eerste keer dat Edgar in het ziekenhuis belandde. De eerste keer was echter van een geheel andere orde. Hij moest behandeld worden aan een vervelende oogontsteking. De behandeling duurde veertig dagen – in het ziekenhuis.

Bijna drie jaar deed Edgar Ross dienst in zijn eigen land. Maar op 29 april 1944 werd hij toch ‘overseas’ gestuurd. Na een klein half jaar acclimatiseren en trainen in Engeland, werd hij naar Frankrijk gebracht. Hij maakte aanvankelijk deel uit van het Regiment de Hull, maar werd later overgeplaatst naar het Regiment de Maisonneuve.

Begin april stak hij bij het Gelderse Almen het Twentekanaal over om vandaar via Laren noordwaarts te trekken. De tegenstand bij Laren was onverwachts fel. Edgar Ross sneuvelde op 5 april, net als een aantal van zijn maten.

Zijn oom Gérard was erbij toen Edgar neerviel. Gerard was ook ingedeeld in het Régiment de Maisonneuve en hij en zijn neef hadden een bijzondere relatie opgebouwd. Gérard schreef de volgende dag een brief aan zijn broer John – de vader van Edgar. Hij kon nauwelijks woorden vinden voor wat er was gebeurd. Een paar weken later, toen de oorlog officieel ten einde was, stuurde hij opnieuw een brief – met een nog uitgebreider verslag van wat er was gebeurd en hoe zwaar het was.

Mijn lieve broer,

Je luchtpost van de dertiende april is net aangekomen. Dit bericht is vertraagd en ik begrijp de oorzaak niet. Toch kwam de informatie waar je om vroeg niet lang nadat deze brief was verzonden, omdat ik je een lang bericht stuurde op 7 april, twee dagen na de dood van Edgar.

Ik dacht niet dat een bericht van Ottawa zo snel naar je toe zou komen. Daarom schreef ik aan zuster Gérard en de curé de Ste-Anne om je het vreselijke nieuws te vertellen, omdat ik je niet meteen wilde schrijven uit angst om te onhandig te zijn in mijn woorden. Ik was bang om je te veel pijn te doen, mijn lieve John.

Je zult mijn grote gevoeligheid excuseren. Ik ben zo gemaakt, mijn broer, ik geloof dat we allemaal zo zijn. We hebben het zachte en gevoelige hart van onze moeder geërfd. Het is geen fout om zo gemakkelijk toegankelijk te zijn voor pijn. Ik ben misschien mijn boodschap vergeten. Als je meer details wilt, vraag me dan, John, en wees er zeker van dat ik al je vragen zal beantwoorden, al is het maar om je een beetje te troosten en om vrede in je vaderhart kan brengen.

Laat me je dit vertellen, John: wees trots op je vent. Hij was een geweldige soldaat, dapper en dapper. Iedereen die hem uit de strijd heeft gezien houdt hem een ​​grote verering. Vaak praten de jongens van de D-compagnie er met me over. Zijn naam zal worden vereeuwigd in het Régiment. Majoor Robert, zijn compagniescommandant, die mijn verzoek weigerde om Edgar over te plaatsen, was erg bedroefd en hij verontschuldigde zich. Hij heeft me erover verteld; wat kon ik zeggen. Het was te laat. Het kwaad was geschied.

In de avond voor de aanval, had hij een voorgevoel dat hij de strijd niet zou afmaken. Hij heeft me erover verteld. Ik sprak hem moed in, maar toch was ik ongerust. Een paar minuten voordat hij sneuvelde, lagen we onder het vuur van vijandige machinegeweren. Ik was erin geslaagd met majoor Robert een huis binnen te gaan; Edgar was in een greppel langs de weg gebleven met luitenant Racicot. Toen er even rust was, ging ik naar buiten om hem in de sloot te zien; hij was nerveus en een beetje ontmoedigd. Ik smeekte hem de greppel te verlaten om naar het huis terug te keren waar ik was; hij weigerde. Ik zal mijn plicht doen tot het einde, zei hij, en hij zei tegen mij: stel jezelf niet voor niets bloot, Gérard. Nee, verlaat me. Ik moedigde hem aan en hij beloofde voorzichtig te zijn.

Toen liep hij verder aan de linkerkant van de weg en ging hij naar rechts. . . . en hij viel daar. . . . nauwelijks tweehonderd meter. . . . . Hij heeft niet geleden. De dood was onmiddellijk. Toen ik hem aan de kant van de weg vond, met zijn gezicht naar beneden, zag ik hem weer en hield hem vast, zijn schouders op mijn schoot, zijn hoofd op mijn arm, hij was dood. In mijn benauwdheid sprak ik met hem, maar hij gaf geen antwoord.

Ik moest mijn zenuwen in bedwang houden; wat heb ik daar geleden. De kogels, granaten en mortierbommen barstten om ons heen. Ik bleef onverschillig. De pijn had me in de greep. Het was vreselijk, John, verschrikkelijk, en de dood zou op dat moment lief voor me geweest zijn.

Ik bleef bij hem. Hoe lang? Ik weet het niet. Aan het einde kwam er een vriend. Ik nam mijn dierbare neef in mijn armen en nam hem mee naar een loopgraaf in de buurt daar. Ik wilde niet dat een granaat zijn lichaam zou raken of dat zijn lichaam vermorzeld zou worden door een voertuig of een tank die over hem heen reed. Ik deed zijn stalen helm af, die ik op zijn “stengun” zette, in de grond geplant om de plaats te markeren en ik ging naar de majoor die naar mij vroeg.

Daar moest ik werken; ik moest het doel vaststellen om de moffen te bestoken met mortieren. Ik vocht door tot in de middag toen de Black Watch ons kwamen aflossen en een nieuwe aanval inzetten.

Ik was uitgeput; ik kon mijn zenuwen niet langer in bedwang houden. Dus ik werd geëvacueerd naar achter de frontlinie. Ik kreeg wat te eten en sliep bijna vierentwintig uur. Toen ging ik terug naar mijn peloton.

De volgende dag ging ik naar Padre (de kapelaan) en hij nam me mee naar de tijdelijke begraafplaats waar Edgar rustte. Ik knielde bij zijn graf en bad. Ik denk dat zijn lichaam zal worden herbegraven als de oorlog voorbij is. We zullen een kerkhof maken voor alle gevallen Canadezen in Nederland, zoals de Padre me gisteravond vertelde. We hebben een goede Padre. Hij heeft goed werk geleverd tijdens de vijandelijkheden. Hij werkte zo dat degenen die sterven zo veel mogelijk verzameld worden om ze later beter te kunnen vinden. De andere eenheden begraven hun doden waar ze vallen. Het is nogal verspreid en velen zullen, geloof ik, nooit worden gevonden, terwijl wij, de Maisonneuve, de onze gemakkelijk zullen terugvinden.

Nu is de oorlog voorbij. We komen eruit als winnaars ,. . . maar tegen welke prijs? mijn God, laten we hopen dat er nooit meer oorlog zal zijn. . . . zo onmenselijk en wreed, vooral met moderne wapens tegenwoordig.

Ik zal spoedig naar Canada terugkeren en ik zal je bezoeken; we zullen er nog een keer over praten, mijn lieve John. Het zal een genot zijn om elkaar weer te ontmoeten, maar helaas! Ik zal niet het grote geluk hebben om je zoon terug te brengen, zoals ik altijd had gehoopt. Het zou de beste dag van mijn leven zijn geweest. Ik verdiende het niet om zo’n geluk te kennen.

Wees dapper, mijn lieve broer. Troost jezelf met diegenen die aan jou zijn toevertrouwd. Je hebt anderen om lief te hebben en die je omringen met tederheid. Ze hebben je allemaal nodig. Wees sterk en moedig, zoals je eerder was, voor hen. . . Edgard zal onsterfelijk blijven in onze herinnering. Moge de herinnering aan hem niet bitter maar zoet en teder zijn met de hoop hem op een dag te mogen vergezellen.

Goedenavond, grote broer. Ik wens je het allerbeste. Kom terug om te praten als je me nodig hebt. . . Ik hoop tot snel, in ons eigen land. . .

Je soldatenbroer die van je houdt,

Gérard

Detail militaire stafkaart (Zutphen, Sheet 5, 1:50.000, War Office)

Edgars ouders kregen officieel bericht dat hun zoon met militaire eer was begraven in een tijdelijk graf bij Almen. Er was een kaart bij gedaan om de plek te markeren. Daar lag Edgar: onder de letter J van Scheggertsdiju, zoals de dossiers de naam verbasterden. De tijdelijke begraafplaats lag op de hoek van de Scheggertdijk en de Oude Azinkdijk bij Almen. Daar lagen zeven jongens van Edgars regiment. Edgar was de tweede in de rij. De zeven werden begraven op 6 april 1945. De dag dat Edgar zijn 22e verjaardag had willen vieren.

De ouders van Edgar voerden nog een correspondentie met het leger, omdat Edgar als private werd aangeduid, terwijl hij in januari toch echt was bevorderd tot korporaal. De opmerkingen van John Ross werden opgemerkt en Edgar kreeg op zijn graf de rang die hem toekwam.

Ross is herbegraven op de Canadese begraafplaats in Holten. Hij ligt in plot II, rij E, grafnummer 10.

Met dank aan Yves Ross

©2016 en 2020 Jan Braakman

Auteur: Jan Braakman

Jan Braakman is journalist en schrijver. Hij publiceert regelmatig korte biografische schetsen van geallieerde soldaten die in Nederland gesneuveld of begraven zijn.

Eén gedachte over “Edgar, hij was een geweldige soldaat”

  1. Dag Jan,
    Indrukwekkend!! Mooi dat je dit verhaal naar voren hebt gebracht. Dankjewel.
    Vr. gr.
    Jan Victor Dorlas

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.